perkt werden zij gehoorzaamd. Daar waar de meester geheerscht had over heel het rijk, voerden zij het gezag in een enkel onderdeel. Ferdinand Bol kon nog een portret warmen aan den roosterenden gloed, Nicolas Maes den strijd tusschen dichte schaduw en forsche klaarte afbeelden, Hobbema den achtergrond van een landschap in lichtelaaie helderheid stellen, Dou het smeltende waas weerspiegelen, die het licht over vleesch en kleed spreidt, geen hunner bezit nog de almacht van den scheppenden kunstenaar.
In de verbrokkeling van zijn rijk werd aan Pieter de Hoogh de meesterschap over het binnenhuis toegekend. Hij was tevreden met zijn aandeel, zocht er geen ander, en wist roem te verwerven in die heerschappij over een bescheiden plek.
Hij schilderde door den band enkel huiskamers, waarin de vrouw haar huiswerk verrichtte of waar een klein getal personen kaart of muziek speelden. In den achtergrond ontdekt men dan een binnenpleintje, dat door de zon beschenen wordt en van waar door de open deur het licht binnen de kamer dringt. Soms ook plaatst hij zijn eenvoudig tooneel in het binnenplein of vóór het huis. De kleuren zijn sober, maar niet banaal, zij zijn koel en gekozen om de lichtwerking goed te doen uitkomen. In het begin zijner loopbaan hield hij meer van volle licht, later verhoogde hij zijne lichteffecten door ze tegenover schaduwen te stellen, die hij gaandeweg dichter en dichter maakte.
Heel zijn bezorgdheid en zijn eerzucht was de werking van het licht in de menschelijke woning te doen bewonderen. Hij had op een gelukkigen dag bemerkt hoe heerlijk er het eenvoudigste hoekje van een kamer, de naaktste muur van een open plaats kan uitzien, wanneer de zonnestralen er op vallen; hoe geen goud zoo puur, geen zilver zoo blank, geen edelsteen zoo rijk getint is als een vensterglas of een vloersteen in het nederigste vertrek, wanneer het de zon belieft ze met haren glans te overgieten; hoe geen tapijt, geen vorstelijk gewaad zoo rijk van kleur is als de dakpannen en de deurplanken eener burgerwoning of als het eenvoudig linnen doek of wollen kleed eener burgervrouw, wanneer zij den zonneschijn weerkaatsen, en die opmerking besliste over zijn lot als schilder. Hij zou zijn leven lang als een Parsi het licht aanbidden en geen anderen God nevens dien herkennen. Hij zou zijn hulde niet bieden als een onbeschaafde; hij zou er de uiting van verfijnen, ze versterken door tegenstelling met schaduw en donkerheid, ze verhoogen door trapsgewijze klimming of verdooving.
Zoo zien wij in deze en in menig ander zijner schilderijen het licht met zijn fonkelenden gloed het open plaatsje vullen; daar rustig en vast tronen; dan door deur en vensters binnen stroomen, met afnemende kracht over den kamervloer schuiven, de blanke punten van kleeding en vleesch betonen, tegen de trapdeur afschampen en in alle hoeken en kanten spel, leven en afwisseling brengen.
Hij had opgemerkt hoe het sterkste licht de grootste harmonie weet te behouden in die af- en toeneming en ook hij vermocht van de gloeiendste