Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 4
(1894)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 663]
| |
Een huwelijksplechtigheid bij de Parsies.
| |
[pagina 664]
| |
Zij zaten haast roerloos in vier lange reeksen dicht opeengedrongen, luisterend naar de slechte muziek van een klein orkest in een hoek, met vergenoegde oogen turend naar den ingang of naar een jongen, die lampions aanstak op eenige houten starren en omgekeerde driehoeken. De meesten droegen de gewone Parsie-hoofddeksels: de randlooze, schuin omhoogrijzende stijve muts van gevernist donkerbruin papier of het dik gerande, platte, roodgestreepte grijze hoedje. Tegen het huis aan zaten er echter vier met lange, zware baarden, die krijtwitte kapjes op hadden en daarnaast twee jonge mannen, die kettingen van rozen met zilverdraad omwoeld om den hals droegen. Zoodra wij de aandacht hadden getrokken, rees een der witte gestalten, een bejaard heer met grijzen knevel, van zijn bank op en trad buigend en glimlachend op ons toe. Hij noodigde ons uit deel te nemen aan de feestelijkheid. Niet zonder een moeielijk samenschuiven werden wij nog geperst in de voorste rij der zittenden en toen wachtten wij maar op de dingen, die komen zouden. De meesten droegen de gewone Parsie-hoofddeksels.
Het duurde niet lang, of twee witte, jonge mannen daagden van achter het huis op. De een droeg een groote koperen schaal, die hoog bestapeld was met kleine bouquetten van rozen en jasmijnen en driehoekige pruimpjes van groene bladen, waarin stukjes betelnoot waren gerold. De ander hield een gouden kan vol rozewater in de hand en sprenkelde dit vocht op de bloemen. Ieder moest zoo'n ruikertje nemen en zoo'n pruim in zijn mond steken of althans voor later bewaren. Toen kwam neuzig zingend, midden uit het huis, een kleine, kleurige stoet te voorschijn, die langzaam langs ons henen schoof naar den ingang van het terrein. Dit waren allen vrouwen, gedost in lichtkleurige zijden lappen, die eerst als rokken om de lendenen werden geslagen, daarna als sluiers om het hoofd opgetrokken en ten slotte over den rechter schouder neergelaten en onder den linker arm doorgeplooid tot op de heupen. De twee voorsten, de moeders der beide bruiden, droegen groote schalen, waarop een zilveren beker, een nieuw mansgewaad en een gouden ring lagen. De heele wandeling was slechts een herinnering aan het aloude gebruik om | |
[pagina 665]
| |
geschenken te brengen naar de woning van den bruidegom. De stoet verliet even het terrein, keerde dadelijk weer om, ging terug naar het huis en vond de beide bruidegoms voor de open deur geposteerd. De bruidegoms waren de twee jonge mannen, die kettingen droegen van rozen met zilverdraad omwoeld. Beiden zagen er zeer allerdaagsch en leuk, maar gezond en goedig uit. Zij hadden blijkbaar wel schik in de vertooning; maar vonden er niets ernstigs in. Nu werd er iets anders gezongen en terwijl de jongelui hunne hoofden nederbogen, wuifden de beide moeders met de handen over hen heen ter afwering van den boozen blik. De optocht van de bruigoms naar de woning der bruiden - die had behooren te volgen - kromp, door de aanwezigheid der bruiden op hetzelfde terrein, ineen tot een plechtstatig binnengaan van het gele huis. Het orkest speelde een vroolijken marsch en vergezeld van de mannen met witte kapjes, die priesters bleken te zijn en van vier getuigen, twee voor elk paar, overschreden de bruidegoms den drempel. Ook wij moesten binnentreden. Het huis bestond uit één enkele, ruime, vierkante zaal. Naar alle kanten scheen door de openstaande deuren en ramen een achtergrond van weelderig tropisch groen heen, dat de grauwe eentonigheid der gepleisterde muren verbrak en zacht rood begon het schijnsel van twintig olielampen het tanend daglicht te doorgloeien. Op den grond lag een warm gekleurd tapijt en op dit tapijt wemelde 't van glanzige satijnen en fonkelende edelgesteenten en schitterende goudborduursels. Ze boden een zeldzaam prachtig schouwspel aan, al die rijk uitgedoste vrouwen met het zware zwarte haar op het ivoren voorhoofd even te voorschijn puilend onder den afhangenden sari, met het glanzig witte onderkleed, omplooid door licht groene, licht paarse of licht grijze zij, met de halskettingen, oorringen en armbanden van parelen, smaragden en diamanten op de mat gele huid en met de kokette zijden, goud geborduurde muiltjes. Zij omringden de witte mannen zooals een vlucht bonte vogeltjes, die van heinde en ver in een menagerie zijn samengebracht, stukken suiker zouden omfladderen en giegelden en lachten en schaterden van pret. Een bijzonder costuum droegen de twee bruiden niet. Zij onderscheidden zich alleen door een paar grootere bouquetten en door den rijkdom van edelgesteenten, waarmee zij uitpronkten boven al de anderen. Zoodra de mannen binnen waren, namen twee vrouwen van een laag tafeltje, waarop de symbolen van den voorspoed, rijst en kokosnoten prijkten, de platte zilveren schalen met beide handen op, hieven ze omhoog en zwaaiden ze zevenmaal over de hoofden der bruidegoms heen. Toen werden er weer ruikertjes rondgedeeld en gaf een der bruiden haar bouquet, een der bruidegoms zijn bloemenketting ten geschenke aan de vreemde bezoekers. En nu ving de eigenlijke plechtigheid aan, die ons verklaard werd door | |
[pagina 666]
| |
den vader van een der bruidegoms, een Khan Bahadoer, minister van een inlandschen vorst. Zoo spoedig alle genoodigden in de rondte, tegen de muren aan, gezeten waren, verdwenen de bruiden en namen de bruidegoms in het midden op twee stoelen plaats. Een groot wit laken werd voor hen uitgestrekt en aan weerszijden door een priester omhoog gehouden. Daarop keerden de bruiden terug, gingen aan den anderen kant van het laken zitten en gaven, onder den lap door, hun aanstaanden echtgenooten de rechterhand. Met een tweede laken werden nu de stoelen der tegenover elkander zittenden verbonden en onder het prevelen van gebeden en het branden van wierook wonden twee priesters een langen katoenen draad eerst zeven maalGa naar voetnoot1) om elk paar, dan zevenmaal om de samengevoegde handen en eindelijk zeven maal om den dubbelen knoop van den tweeden lap. En toen het scheidende laken schielijk tusschen beiden door weg werd getrokken, wierpen de aanstaande echtgenooten elkander zoo snel mogelijk de rijstkorrels toe, die zij in de handen hadden meegebracht. Wie het eerst gooit bewijst daardoor zekerlijk, dat zijn liefde de grootste is van de twee en misschien ook wel, dat hij of zij de baas zal spelen in hun huishouden. Met een algemeen gejuich en handgeklap werd dit eerste deel van de plechtigheid besloten en daarop namen de bruiden naast hun bruidegoms plaats, terwijl de priesters vóór hen en de getuigen achter hen kwamen te staan. De priesters waren thans alleen aan het woord; maar de aandacht aan hun woorden gewijd was niet groot. De vrouwtjes giegelden, de mannen babbelden; een luid gegons vulde de zaal. En zonder hun best te doen het rumoer te overschreeuwen, begonnen de zwaar gebaarde, gezette heeren op een zangerigen dreun het formulier uit te spreken van een zegening. ‘Dat de Alwetende u zegene met vele kinderen en kleinkinderen, met een goed bestaan, met groote vriendschap en met een lang leven van honderd en vijftig jaren.’ Daarna vroegen zij driemaal aan den getuige, die den vader van den bruidegom vertegenwoordigde: ‘Hebt ge volgens de regels en gebruiken van ons geloof er in toegestemd deze bruid voor dezen bruidegom als vrouw aan te nemen met de belofte van haar... (zooveel)... daarvoor te zullen betalen?’ En telkens antwoordde deze getuige: ‘Ja, ik heb daar in toegestemd.’ Wederom driemaal vroegen de priesters vervolgens aan den getuige, die opkwam voor den vader van de bruid: ‘Hebt ge met zuivere gedachten en woorden en tot haar eigen bestwil beloofd deze uwe dochter ten huwelijk te geven aan....’ En driemaal antwoordde deze getuige: | |
[pagina 667]
| |
‘Ja, ik heb dat beloofd.’ Eindelijk vroegen zij driemaal aan het jonge paar: ‘Hebt gij beiden er in toegestemd overeenkomstig uwe beloften eerlijk samen te zullen leven tot uw levenseinde toe?’ En driemaal antwoordde het jonge paar: ‘Ja, dat hebben wij beloofd.’ In het Pazand, de oude taal der Persen, volgde nu een eindelooze toespraak, die jankerig zingend opgedreund, door niemand verstaan, alle toeschouwers en ook de jongelui klaarblijkelijk erg verveelde. De bruidegoms geeuwden om de beurt en de dikke priesters, die onder het toonlooze geneurie gedurig
...achter en vóórover wiegend bij het opheffen van de machinaal gooiende hand.
rijstkorrels wierpen over de hoofden der voor hen zittenden, keken gedachteloos in de rondte, al achter en vóórover wiegend bij het opheffen van de machinaal gooiende hand. Behalve dat zij de namen van koningen, helden en edele voorouders opsomden, wier daden tot voorbeeld werden gesteld en ook de dertig engelen aanhaalden, die dertig goede eigenschappen kunnen verleenen, zeiden zij onder anderen nog het volgende: ‘Moge uw geluk steeds klimmende zijn en uw naam schitterend! - Tracht goed te doen! - Weest voorspoedig! - Weest zegevierend! - Leert godvruchtige daden te doen! - Zijt waardig het goede te doen! - Denkt | |
[pagina 668]
| |
aan niets anders dan aan het ware! - Spreekt alleen de waarheid! - Doet slechts wat u past! - Schuwt slechte gedachten! - Schuwt slechte woorden! - Schuwt slechte daden! - Prijst godvruchtige daden! - Doet niets wat met godsvrucht in strijd is! - Looft onzen godsdienst! - Handelt slechts na rijp overleg! - Verkrijgt rijkdom door eerlijke middelen! - Zegt de waarheid aan uw meerderen en handelt overeenkomstig hunne bevelen! - Weest beleefd, hoffelijk en vriendelijk tegenover uwe vrienden! - Geeft geen aanstoot! - Vermijdt den toorn! - Zondigt niet uit schaamte! - Weest niet heerschzuchtig! - Plaagt niemand! - Voedt geen wangunst! - Weest niet boosaardig! - Vermijdt kwaadaardige gedachten! - Vermijdt wraakzuchtige neigingen! - Berooft niemand van zijn eigendom! - Laat af van de vrouwen van anderen! - Weest ijverig! - Doet wel aan de vromen en de deugdzamen! - Strijdt niet met wraakgierigen! - Verbindt u nooit met een heerschzuchtige! - Wordt nimmer de gezel van een lasteraar! - Zoekt nooit het gezelschap van beruchte lieden! - Verbindt u niet met slecht onderrichten! - Bekampt uw vijanden alleen met edele wapenen! - Behandelt uw vrienden op de wijze, die hun aangenaam is! - Begeeft u in geen woordenstrijden met menschen van slechten naam! - Spreekt in vergaderingen alleen na uw woorden te hebben gewikt en gewogen! - Spreekt gematigd in het bijzijn van vorsten! - Houdt den naam uwer vaderen rein! - Ergert uwe moeders op geen manier! - Houdt u zelven rein door middel van de waarheid! - Looft Zoroaster als uw geestelijken leider!’ En nauwelijks is dit alles in het Pazand uitgesproken, of het wordt, vergezeld van dezelfde eentonige gebaren, op dezelfde eentonige manier in het Sanskriet herhaald. Dit laatste gebeurde in tegenwoordigheid van twee rood getulbande Hindoe-priesters, overeenkomstig een ouden eisch der Raja's van Guzerat, die niet wilden toelaten, dat de Parsies zich gansch en al als vreemdelingen in Indië zouden gedragen. Ten slotte zwaaiden ook de priesters, gezondheid, lichaams- en geesteskracht voor de jonggehuwden afsmeekend, ter afwering van den boozen blik de handen over hunne hoofden heen en toen bleef hun nog slechts over een akte te teekenen, waaruit van het gesloten huwelijk zou blijken. Met het ronddienen van versnaperingen en wijn werd de plechtigheid besloten en nu moesten er twee maaltijden volgen: een voor de vrienden van de bruid in de woning haars vaders, een voor de vrienden van den bruidegom in zijn eigen huis. Hiermede was voor de meerderheid der genoodigden alles afgeloopen. Voor de familieleden en eenige weinige zeer goede vrienden werd omstreeks middernacht de heele plechtigheid herhaald, naar de gewoonte der tijden, waarin het eerste huwelijk, volgens de Mohammedaansche voorschriften gesloten, het wettelijke was, terwijl de nachtelijke herhaling, waarbij de eigen ritus werd gevolgd, den zedelijken band vormde voor hun eigen overtuiging. |
|