| |
| |
[pagina t.o. 585]
[p. t.o. 585] | |
Kerk te Calcar, naar eene schilderij.
| |
| |
| |
H.W. Jansen.
Door A.L. Koster.
Dat Amsterdam een zeer merkwaardige stad is, wordt algemeen erkend en welk een groote aantrekkingskracht de hoofdstad steeds op onze schilders uitoefende, heeft men reeds sedert eeuwen kunnen opmerken.
Ontelbaar is het aantal schilderijen, teekeningen, etsen en kopergravures,
| |
| |
De IJssel bij Doesburg, naar eene schilderij.
| |
| |
waarvoor Amsterdam de motieven leverde. Waar ons uit vorige eeuwen toevallig namen als J. van der Heiden, van Everdingen en Dubbels voor den geest komen als kunstenaars, die Amsterdamsche stadsgedeelten schilderden, daar geven ons latere tijden, van Deventer, Springer, Wijsmuller en vooral Jacob Maris, als mannen, die zich door de Amstelstad lieten inspireeren.
Ook Jansen kon blijkbaar geen weerstand bieden aan de artistieke aantrekkelijkheden der oude koopstad, met haar karaktervolle wijken, grachten en werven en verliet de frissche IJssel- en Rijnoevers om in de onmiddellijke nabijheid der omgeving, die hem zoozeer boeide, te gaan wonen.
Achterbuurt op 't Kattenburg, naar eene studie in olieverf.
Hij wist wat hij daar vinden zou.
Van 1871-1877, leerling der Rijks-Academie voor Beeldende Kunsten, had hij Amsterdam door en door leeren kennen en had het schilderachtige karakter der stad een onuitwischbaren indruk bij hem achtergelaten.
Gelukkig slaagde hij er in de ontvangen indrukken op oorspronkelijke en krachtige wijze weer te geven. Wel had Springer schilderijen van Amsterdamsche grachten gemaakt, veelal ter wille van bouwkundige bizonderheden, dikwijls zeer gezocht van voorkomen en in een gewild 18de eeuwsch kleed. Evenzoo had Greive met eenige anderen verschillende stadsgedeelten, zoo met als zonder den Amstel, op meer moderne, tamelijk natuurgetrouwe, doch weinig karakteristieke wijze afgebeeld, meer een stadsgezicht willende geven, dan wel een kunstvol geheel. Ook had Jacob Maris zijn meesterlijk groot
| |
| |
Werf op Kattenburg, naar eene studie in olieverf.
| |
| |
gedachte en breed uitgevoerde composities gegeven op Amsterdamsche motieven gegrond, doch geschikt en verwerkt volgens de eischen van zijne grootsche, doordachte scheppingen.
Toch zag Jansen nog een onschatbaren rijkdom van gegevens in deze schijnbaar uitgeputte groeve, en gevoelde de kracht in zich om vorm en leven mede te deelen aan de bij hem opgewekte kunstgedachten.
Het is opmerkelijk, dat zooveel Amsterdamsche kunstenaars ver buiten hun woonplaats studeerden en, daar onderwerpen voor hun schilderijen zochten, terwijl zij zich dagelijks te midden der meest typische omgeving bewogen.
Buiten Arnhem, naar eene teekening.
Denkelijk maakten enkelen wel soms een impressie, schetsje of studietje, maar misten de volharding om zich geheel met het onderwerp vertrouwd te maken, zoodat het bij op zich zelf staande pogingen bleef.
Aan Jansen komt de eer toe de schilderachtige kant der dokken, werven en aangrenzende wijken, die nog in vele opzichten aan het Amsterdam der twee vorige eeuwen herinneren, en waaronder vooral het Kattenburg voorkomt, en relief te hebben gebracht.
Al zijn streven was sedert gericht op het machtig worden der voor hem zoo aantrekkelijke stof. Zijn sterk ontwikkeld talent van uitvoering en zijn doorzettingsvermogen kwamen hem nu uitstekend te pas om de kenmerkende eigenaardigheden dier nieuwe motieven in zich op te nemen, en stelden hem ten slotte in staat om zijn denkbeelden in dien benijdenswaardig technisch
| |
| |
In de haven te Doesburg, naar eene schilderij.
| |
| |
fraaien vorm voor te dragen, die wij van hem kennen, en die aan zijn werk zulk een groote mate van frischheid verleent.
Peppel, naar eene olieverfstudie.
Natuurlijk is dit talent niet uitsluitend het uitvloeisel van een gelukkigen aanleg; noeste arbeid en onafgebroken toewijding hebben dien aanleg geleid en gevormd.
Na zijn studietijd aan de Amsterdamsche Academie volgde een kort verblijf te Arnhem, de woonplaats zijner ouders, doch levensomstandigheden verplichtten hem weldra om in het naburige Doesburg de al of niet bestaande kunstneigingen van jeugdige Doesburgenaren te leiden en te ontwikkelen. Hoe weinig tijd hem door zijn talrijke lessen ook overbleef en hoe weinig deze bezigheden geschikt zijn om aan het uitspreken van eigen kunstgedachten te kunnen denken, toch werden zijn geest- en wilskracht er eerder door aangewakkerd en versterkt dan dat zij er door verflauwden. Arnhemsche kunstbroeders als Hendriks en Baukema, die veel met hem samen kwamen werken, kunnen het getuigen hoe daar in die dagen met den tijd gewoekerd en elk beschikbaar oogenblik aan de zoo dierbare kunst gewijd werd. De talrijke, doorwerkte, juist gevoelde en pittig uitgevoerde studies leveren daar ook zoovele bewijzen voor. Breed, tegelijk uitvoerig en smaakvol geteekend en met rijpe kleuren in diepe tonen geschilderd, bezitten deze studies een groote aantrekkelijkheid. Velen herinneren zich ongetwijfeld zijn schilderijen uit deze periode op verschillende tentoon-
| |
| |
| |
[pagina t.o. 592]
[p. t.o. 592] | |
Grind baggeren op den IJssel, naar eene schilderij.
| |
| |
stellingen gezien te hebben. Mij troffen zij steeds en vooral staat mij een ervan duidelijk voor den geest waarop een groep zonnig doorgloeide hooge peppels tegen een diep blauwe lucht, langs een zanderigen landweg, begrensd door vaal groene verschroeide weiden, voorkwam. Het karakter der slanke populieren met hun bizonder takkenstelsel, eigenaardig
In het dok, naar eene zwartkrijtteekening.
pluimvormige toppen en reeds warm getint trillend loof was met groote uitdrukkingskracht en vol kleur tegen het sterke blauw geschilderd. De bijval, die zijn werk meer en meer vond, stelde hem ten slotte in staat om zich aan het, zoo belemmerende, lesgeven te onttrekken en gevolg te geven aan den reeds zoolang en zoo vurig gekoesterden wensch om naar de
| |
| |
stad zijner studiën terug te keeren. Met hart en ziel wijdde hij zich daar aan het bestudeeren van de onderwerpen, waarvan de voorstelling hem reeds lang voor den geest stond. Van den aanvang af vatte hij zijn taak met den grootsten ernst op. Dagelijks dwaalde hij te voet of met zijne boot tusschen werven, havens en dokken en schilderde en teekende wat hem belangrijk toescheen. De, oppervlakkig gezien, onaanzienlijkste zaken wist hij te doorgronden; geen onderdeel was hem te gering.
In het droogdok, naar eene zwartkrijtteekening.
Aanvankelijk in ateliers van bescheiden afmeting, doch in de laatste jaren in het volgens zijn aanwijzingen smaakvol ontworpen en evenzoo ingerichte ruime atelier aan de van Lennepkade, werkte hij zijn schetsen en studies tot schilderijen om.
De nauwgezette studie dezer nieuwe onderwerpen is aan zijn kunst zeer ten goede gekomen. De algemeene kleur zijner schilderijen heeft er door gewonnen. Zij is beschaafder geworden en nu geheel vrij van een eenigszins warm gele tint, die door alles heen gloeide, doch soms eerst bij vergelijking met anderen in het oog viel. Ook de penseelbehandeling werd vrijer en toont in hoe hooge mate de kunstenaar zich met zijn onderwerpen als vereenzelvigd heeft.
Met welk een plastische kracht weet hij ons die karakteristieke brokken oud-Amsterdam voor den geest te tooveren, die oude en nieuwe dokken en
| |
| |
havens met hun rijke stoffage van zeewaardige en afgedankte vaartuigen en de geheimzinnige hoeken dier soms half verlaten en aan glorierijke dagen van
Aan de werf, naar eene krijtverfstudie.
weleer herinnerende werven, die onwillekeurig doen denken aan het terrein, waar de schurkachtige Quilp van Dickens, te midden van gesloopte schepen
| |
| |
en allerlei waardeloos hout, aan zijne lage gemeenheid het hart ophaalde.
Gewoonlijk is daar een zeldzaam rijke verscheidenheid van onbruikbaar scheepsmaterieel bijeen. Oude dekhutten, ra's, masten en half verteerde sloepen zijn een gewoon verschijnsel in deze sombere omgeving, waaruit niet zelden een krijtwit gesneden houten beeld, zonder armen, afkomstig van den boeg van de eene of andere gesloopte bark of brik, een held, godin of goede genius voorstellende, opduikt en aan het naargeestige tooneel een glimp van comischen ernst mededeelt.
Sombere namiddag in Amsterdam, naar eene schilderij.
Hoog uit het water liggen daar tusschen de halfvergane beschoeiingen, te midden van rottende balken en vlotten, de rompen van vermolmde schoeners en andere afgekeurde vaartuigen, wier waarde aan hout enz. te gering geacht wordt om de sloopingsonkosten goed te maken.
De eenmaal zoo frissche zwarte verflaag met witte strepen of geheel witte uitmonstering is door den invloed van het zeewater en de verschillende weersgesteldheden vuil en verweerd geworden, terwijl de sterk sprekende dof groene kleur van het kopergroen in de plaats is gekomen der eenmaal zoo goudachtig glinsterende koperen huid. De onttakelde toestand en de versleten kleuren dier schepen werken mede om de stemming van verwaarloozing te volmaken en zoo voldoen zij den schilder zeker meer dan zij het in den glans hunner nieuwheid ooit deden.
Toch is het niet uitsluitend daar, dat Jansen zijn netten uitwerpt. De be-
| |
| |
Oud-Amsterdam, naar eene schilderij, toebehoorende aan de maatschappij Arti et Amicitiae.
| |
| |
drijvigheid van den scheepsbouw met op de helling liggende stoom- of zeilvaartuigen en de levendige scheepvaartbeweging in de havens en langs de kaden vond in hem ook een bezield vertolker.
Een ander maal wordt zijn aandacht getrokken door een aan de boei gemeerden zeestoomer, die zijn lading door middel van de ratelende en hijgende stoomlier in de langszij liggende lichters lost, en af en toe in de uitgestooten rook- en stoomwolken gehuld is.
Dat de schilder zich voor zulke onderwerpen warm maakt, dat hij zich al schilderende in zijn element gevoelt, lijkt ons zeker toe. Dat diepe rood van den romp van zulk een ijzeren zeereus was hem dierbaar; dat spreekt uit de liefde, waarmee het behandeld is en den glans, die er van uitstraalt.
In de nieuwe vaart, naar eene zwartkrijtteekening.
Hoe geheel heeft hij zich in het karakter der verschillende vaartuigen ingewerkt! Met welke schijnbaar eenvoudige middelen drukt hij de geduchte hoogte van den u toegewenden voorsteven van een atlantischen stoomer uit of het eigenaardige beloop der gebogen flanken; hoe kranig is dat tuig er op gezet, uitvoerig in al zijn onderdeelen, maar tegelijk breed opgevat, zonder aan een inventaris of scheepsbouwkundige teekening te doen denken, en toch zal geen zeeman de voldoening smaken om op feilen in de tuigage te kunnen wijzen. Met strakke en tevens luchtige lijnen is het touwwerk aangegeven en fiksche streken drukken masten en ra's uit.
Hoe raak van toon is het verweerde vuil geworden wit van dat afgeleefde fregat er op gesmeerd en met welk een geestdrift borstelde hij zijn zoo levendige luchten.
Hij is een echte schilder.
Hij maakt zijn schilderijen niet zooals zoo velen doen, neen, hij schildert ze; uit streken, zetten en toetsen zijn zij opgebouwd. De penseelen en kwasten hebben in zijn hand een uitdrukkingsvermogen, dat de kernachtige uitvoering van Jacobs Maris zeer nabij komt.
Voor hen, die deze mannelijke schildering weten te waardeeren, leveren zijn stukken een bron van zuiver kunstgenot op, al is de opvatting van licht en donker meestal niet zoo dramatisch en hoog opgevoerd als onze, in dat
| |
| |
opzicht verwende, Hollandsche oogen dat zoo gaarne zien. Waar de vaardige hand, geleid door fijngevoelende hersenen helderziende oogen zulke schilderachtige en schilderkundige gedachten weet op te wekken, mag dan ook van
Artiest in zijn atelier, naar eene studie in olieverf.
een ziellooze techniek zeker niet gesproken worden.
Daarbij komt het ons voor dat de kunstenaar in den laatsten tijd ook
| |
| |
zijn gezichteinder uitbreidt en meer en meer zorg aan den bouw zijner composities besteedt. Trouwens iemand als hij, eerst 38 jaar oud, van een krachtig gestel en die voortgaat met zoeken, kan zijn laatste woord in de kunst nog niet gesproken hebben. Nu de strijd met de stof volstreden is, zal hij zich zeker meer in staat gevoelen om uiting te geven aan de kunstgedachten, die de natuur bij hem opwekt, en zal dit ongetwijfeld leiden tot die heerlijke eenheid in vorm, toon en kleur, die de belichaming der hoogste gedachten is, en die de verheven werken der grootste meesters kenmerkt.
* * *
Regenweer aan de werf, naar eene studie in olieverf.
Waar de grillige fortuin dikwijls, zoo geheel onverdiend, aan zeer talentvolle artisten den rug toewendt, is het aangenaam op te merken dat het Jansen aan stoffelijke en officieele waardeering niet ontbreekt. Verscheidene geachte kunstverzamelaars rekenden zich gelukkig op zijn kunstwerken beslag te kunnen leggen en op de groote Internationale Kunsttentoonstellingen te München in 1891 en 1893 gehouden, werd hem achtereenvolgens de kleine en de groote gouden medaille toegekend.
Ongetwijfeld zal dit aantal der onderscheidingen zich in den loop der jaren vermeerderen. Zonder daarin een doorslaand bewijs voor de hooge kunstwaarde eens kunstenaars te willen zien, is het toch begrijpelijk, dat zij mede aanmoedigen om te blijven streven.
| |
[pagina t.o. 600]
[p. t.o. 600] | |
In gepeins, naar eene schilderij.
|
|