Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 4 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 4
Afbeelding van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.92 MB)

ebook (73.21 MB)

XML (3.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 4

(1894)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 337]
[p. 337]

Uit de studeercel der redactie.

Uit Ithaca komt het - niet uit het door de blauwe golven der Jonische Zee omspoelde woonoord van Odusseus - maar uit het Noord-Amerikaansche Ithaca in den Staat New-York - komt een geïllustreerd tijdschrift, zich noemende: The Outlook, a family paper. New series of the Christian Union. In dit weekschrift verscheen 9 December 1893 een artikel: The Literary Movement in Holland door William Elliot Griffis, een predikant. Het artikel wordt geïllustreerd door de portretten der hoogleeraren J.P. Blok, R. Fruin en Jan ten Brink - voorts door de beeltenissen van Douwes Dekker en Louis Couperus. Elsevier's Maandschrift wordt er in genoemd naast den Gids, als ‘Elzivin's Magazine’. Van beide tijdschriften wordt getuigd: ‘stands for orthodoxy and standard taste in literature’.

De Amerikaansche dominé begint te vragen, of er door Hollanders ooit beroemde boeken zijn geschreven - en hij antwoordt door te wijzen op Thomas à Kempis, op Erasmus, op Huig de Groot, wier werken door de geheele beschaafde wereld werden gelezen. Nederland is het vaderland van ‘the public school and the cheap book (?)’ - de Nederlandsche drukpers is de beste van Europa Nederland is maar zoo groot als een vierde deel van Florida - en nergens is een land, dat in verhouding tot de inwoners zooveel boeken drukt en leest.

Na dit zeer veelbelovend begin vraagt the Reverend Elliot Griffis, of de Nederlanders ook heden nog boeken schrijven, die over de wereldlitteratuur heerschen, en in de meest verspreide talen der beschaafde volken worden vertolkt. Ten einde dit te onderzoeken, geeft hij eene korte schets van onzen tegenwoordigen letterkundigen toestand. Hij begint met Groen van Prinsterer, wiens stijl hij met Thucydides vergelijkt, en noemt daarbij Dr. A. Kuyper ‘the leader’ der anti-revolutionaire partij, en Calvijn ‘the father of modern democracy’ - met welke laatste omschrijving niet elk lezer onmiddellijk zal instemmen. Hij herinnert aan den schitterenden stijl van Motley, de opkomst van ons Gemeenebest der Geüniëerde Provinciën schilderend, en aan de grondige critiek over dit werk van ‘Jorissen, Bakhuisen ten Brink, R. Fruin en Busken Huet’. Zeer terecht en zonder fout in de spelling van den naam zegt hij, dat R. Fruin de Nestor onzer historieschrijvers is, en dat zijn Tien Jaren een even luisterrijk en even classiek boek schijnt, als Motley's meesterstuk.

Het komt mij aan bedenking onderhevig voor, om van Hofdijk te zeggen, dat hij een oudheidkenner was, ‘who made bones live and fossils bloom’. Ook maakt het een zonderlingen indruk van Beets, als ‘orientalist and aesthete’ te hooren gewagen. Beter is het de Camera Obscura onvertaalbaar te noemen, Hildebrand aan de zijde van Dickens en Irving te plaatsen, en te verzekeren, dat in Nederland alle oogen van ingenomenheid fonkelen, wanneer er van de Camera gesproken wordt.

Over Van Lennep oordeelt de Amerikaansche predikant zeer juist, maar dat ‘Ten Cate’ beter dichter was dan Beets, zal men ten onzent niet onmid-

[pagina 338]
[p. 338]

dellijk toegeven; moge ook eene vergelijking van beide dichters om den geheel uiteenloopenden aard van hun aanleg nauwelijks mogelijk zijn. Dan verzekert the Reverend Elliot Griffis, dat Da Costa het onvoltooide epos van Bilderdijk: De ondergang der eerste wareld ter hand nam, en er een slot bij schreef. Hier valt de veder der historie der Amerikaansche fantazie in den schoot.

Voorts wordt er op gewezen, dat Nederland voor zijne gastvrijheid aan de Hebraeën rijkelijk beloond is door Spinoza, Da Costa en Israels. Misschien waren er hier nog andere zonen van het oude volk te noemen, wier arbeid Nederland ten goede kwam en ten goede komt, maar niemand onzer zal loochenen, dat de drie genoemde namen de schitterendste zijn, die konden geprezen worden.

De invloed onzer koloniën op de letterkunde wordt aangewezen door den naam van Douwes Dekker uit te spreken. De Amerikaan vergelijkt Multatuli met Edgar Allan Poe, omdat men in Max Havelaar ‘the autobiography of a soul’ en in the Raven ‘the tragedy of a broken live’ kan ontdekken. Dat Dekker eerst in later jaren den schuilnaam van Multatuli aannam, dat hij ‘glorified the virtue he did not posses’ - zijn verzekeringen, die geheel voor rekening van the Reverend Elliot Griffis blijven. Deze twijfelt er aan, of Multatuli een lijder aan erfelijke neurasthenie was, maar hij bespeurt zeer te recht den invloed van deze noodlottige kwaal op enkele onzer jongere novellenschrijvers. Douwes Dekker deed zijn ongeloof niet blijken in zijn zuiver letterkundige geschriften, maar alleen in zijne Ideeën en in gedichten, die beginnen met de woorden: ‘O God! er is geen God!’

Deze uitspraak schijnt op eene onnauwkeurige kennis der feiten te berusten, waarvan de sporen in dit overigens zoo verdienstelijk artikel gedurig zijn aan te wijzen. Zeer te recht wordt de hoogleeraar J.P. Blok een onzer beste historieschrijvers genoemd, en daarbij vermeld, dat hij minder over koningen en edelen dan over het volk heeft geschreven. Zijn boek: Geschiedenis van het Nederlandsche volk is even grondig wetenschappelijk van inhoud als populair van stijl - en zal stellig in het Engelsch vertaald worden. Heeft Busken Huet gezegd, dat Motley deed, wat Schiller verzuimde te doen: de geschiedenis van Nederland interessant te maken, Professor Blok doet hetzelfde ‘from the point of cosmopolitan culture’.

Onze predikant besluit zijn artikel met eenige mededeelingen over eene nieuwe school van auteurs, die in Nederland, naar zijne verzekering, even geestdriftige bewondering aan de eene zijde, als verontwaardiging en ‘bitter denunciation’ aan de andere zijde opwekt. Deze nieuwe school is gegrondvest door Douwes Dekker, en volgt de denkbeelden van Shelley en Zola. Zie hier wederom eene verzekering, die alleen onder benefice van inventaris is te aanvaarden. Wat er ook van de verhouding onzer jongere schrijvers tot Multatuli en Shelley moge gezegd worden, zeer zeker zal niemand beweren, dat onze jongere auteurs uit de school van Zola stammen.

‘The newest school of authors’ in Nederland staat lijnrecht tegenover Zola en zijn naturalisme. Zij sluit zich aan bij de nieuwste Fransche school der Decadenten en Symbolisten, voor wie in de poezie de vorm boven den inhoud

[pagina 339]
[p. 339]

staat, die van niets wil weten, dan van klankrijm, symbolen en geluidgolving. Deze zoogenaamde nieuwe richting staat in verband met het moderne mysticisme, dat voor een deel met eene renaissance van magie en occultisme dweept, voor een ander deel den oorlog verklaart aan de heerschappij van de rede, en de empirische methode der natuurwetenschappen. Dit mysticisme en Zola's naturalisme staan vierkant tegenover elkaar. Zola komt uit de school van Comte, Taine, en Claude Bernard, die door de koninklijke methode van het experimenteel onderzoek zich aansluit bij Darwin, en bij de schitterende uitkomsten der natuurwetenschappen in de tweede helft der negentiende eeuw verworven.

Het is onmogelijk Zola als den vader der modernste nieuwlichters, der mystische occultisten, of der nevelachtige symbolisten aan te nemen. Bij Zola is het klaar dag, en schijnt de zon over elke bladzijde, terwijl juist in de boeken der Symbolisten en Decadentisten, ook ten onzent, zelfs met het gewapend oog geene schemering van licht kan ontdekt worden. Het is zeer wel mogelijk de wording dezer nieuwe richting, vooral in de letteren, te verklaren. Het esprit fin-de-siècle, gekweekt door de chronische nevrose der jongere geslachten, die uitgeput naar lijf en ziel, zich verzetten tegen alles wat de natuur leert, is uit den aard der zaak mystisch. Het naturalisme van Zola kent geen andere methode dan de empirische, heeft de natuur lief in den ruimsten omvang, gelooft aan de voortdurende triumfen der rede en der wetenschap. Niets kan dus onmogelijker zijn, dan om Zola voor den vader der Symbolisten, der Decadentisten of andere fin-de-siècle-richtingen te houden.

The Reverend Elliot Griffis zegt, dat de Nieuwe Gids het orgaan is onzer jongste school van schrijvers, tot welke behooren: Vosmaer, Van Deyssel, Van Bergen, Kleefstra, Gorter, enz. Dat Vosmaer inderdaad tot de auteurs van den Nieuwen Gids zou behooren, zal niemand ten onzent durven volhouden, die maar eenigszins op de hoogte onzer toestanden is. Het is mij niet duidelijk welk auteur door onzen Amerikaan met den naam Van Bergen bedoeld wordt. Misschien zijn er onder dezen naam meesterstukken geschreven, maar ze zijn mij onbekend gebleven. Zeer zeker weet ik, dat de novellist Kleefstra geenszins tot het gezelschap behoort, waarin onze Amerikaan hem doet optreden, zoodat ook ditmaal de aanduiding der ‘New school of authors’ aan onnauwkeurigheid lijdt.

Misschien komt hij nader aan de waarheid, als hij verklaart, dat Nederlandsche dames en heeren, die lezen, maar niet gewoon zijn hunne meening in het openbaar uit te spreken, zich beklagen over het onleesbare Nederlandsch dezer allermodernste genieën. Zij onderscheiden zich, zegt onze Amerikaansche dominé, door het smeden van onmogelijke woorden, door het vergelijken van aandoeningen en stemmingen bij kleuren en geuren, door het uitrafelen van karaktertrekken in eindelooze beschrijvingen. Hij ziet in dit alles veel, dat hem herinnert aan ‘certain phenomena and controversies among ourselves’.

Indien hij zich niet met ons letterkundig leven, maar met het Fransche had beziggehouden, zou hij zeker gewezen hebben op J.K. Huysmans' roman: A Rebours, waarin de modelheld der fin-de siècle-mannen wordt geschilderd, de uitgeputte zenuwlijder Des Esseintes, die van alles walgt, die zich tegen de

[pagina 340]
[p. 340]

natuur verzet, geen menschen wil zien, alleen des nachts leeft, smaakaandoeningen en reukgewaarwordingen bij kleuren en tonen vergelijkt. Zoo vergelijkt Des Esseintes curaçao bij het geluid van de clarinet, kummel bij hobotonen, anisette bij fluitgeluiden, kirsch bij trompetstooten, whisky bij het gedruisch der trombone. Zoo poogt Des Esseintes door verbinding van reukgewaarwordingen allerlei zonderlinge fantazieën op te wekken - en blijft hem niets anders over dan het rooken van opium.

Dat dit geslacht van morphinomanen komen zou, had reeds Baudelaire, de heraut der nieuwe letterkundige mystiek, nog voor den val van Napoleon III voorspeld:

 
‘C'est le diable, qui tient les fils qui nous remuent;
 
Aux objets repugnants nous trouvons des appas,
 
Chaque jour vers l'Enfer nous descendons d'un pas
 
Sans horreur, à travers des ténèbres, qui puent.’

The Reverend Elliot Griffis rekent ten slotte Louis Couperus een der ‘most conspicuous exemplars of the newer literary horticulture’. Hij spreekt van eene Engelsche vertaling van Eline Vere, en van Noodlot. Couperus' stijl wordt hoe langer hoe verwarder, enkele lezers verzekeren, dat Noodlot zoo duister is als Erebus. Er is meer licht in Extase, maar nog altijd veel te veel ziekelijke psychologische analyse.

Mij dunkt, dat dit oordeel niet gesteund wordt door grondige kennis van Couperus' werken. Het is zeer moeielijk het veelzijdig en schitterend talent van dezen auteur met een enkel woord te omschrijven - maar tot de school der Nederlandsche Symbolisten en Decadentisten behoort hij niet. Hij is zuiver romantisch van oorsprong. Zijne eerste verzen doen denken aan Théophile Gautier of Victor Hugo. Hij koestert eene groote liefde voor pracht van kostuum, huisraad en kunst. Het zou hem aangenaam geweest zijn, zoo hij geboren ware in het paleis der Doges te Venetië, en wanneer het hem gelast had als knaap den langen sleep van goudbrokaat eener vorstin te dragen. Hij schijnt bestemd zich in de schittering van eene luisterrijke hofhouding te koesteren - hij dweept met fonkeling van kronen, schittering van brillanten, tinteling van parelen en edelgesteenten. Zijn Eline Vere deed hem kennen als een fijn psycholoog in de schildering zijner heldin - zijn Noodlot verried eene kleine overhelling tot de moderne mystiek, evenals zijn Extase. Maar in zijn jongste kunstwerk Majesteit komt hij terug tot zijne eerste sympathieën - en schept een keizerlijk hof met schatrijke fantazie en bewonderenswaardige oorspronkelijkheid.

Dat onze Amerikaansche vriend Elliot Griffis zich met liefde en bewondering over onze letterkundige beweging der laatste tijden heeft uitgesproken, is een verblijdend feit. Dat hij daarbij in zijn oordeel soms gebrek aan kennis der feiten verraadt, is zoo ernstig niet, als het schijnt. Wanneer iemand onzer eens een zomer in de Vereenigde Staten gaat doorbrengen, en dan eene studie over Amerikaansche letteren schreef, zoo zaakrijk en frisch als deze schets over The literary Movement in Holland, hij zou een zeer goed werk verricht hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken