echt gouden horlogeketting zich als persoon van gewicht doet kennen. En dat is hij, de hoofdmandoor Djojosasbro. Zijne meer dan groote gestalte en buitengewone lichaamskracht boezemden aan de koelies een niet gering respect in. Als hij eenmaal op zich had genomen iets te doen, gebeurde dat goed en vlug.
Achter en naast de op een drievoet opgestelde theodoliet bevinden zich de oppassers, die op het bureau en het werk dienst deden. Oppasser in gouvernementsdienst is eene van de meest begeerde betrekkingen voor den Javaan. Behalve, dat zij goed betaald worden, hebben zij veel vrijen tijd, de militaire bureaux in Indië zijn slechts een zestal uren van den dag geopend; maar daarenboven staat zulk een quasi gouvernementsambtenaar in de oogen van het mindere volk goed aangeschreven. Voor het meerendeel zijn de oppassers beschaafde inlanders, de meesten moeten kunnen lezen en schrijven, ten minste hunne naamteekening kunnen zetten, en een in de Nederlandsche taal gesteld adres op een brief kunnen ontcijferen. Verstaan zij een weinig van het boekbindersambacht dan rijst hunne waarde zeer. Begrijpelijk is het, dat, als zij eenmaal eene plaatsing gevonden hebben, zij daarin zoo lang mogelijk trachten te blijven. De man in het witte buisje was al 14 jaar op hetzelfde bureau werkzaam, en zijn collega in wat donkerder kleeding aan de andere zijde van het instrument staande reeds 6 jaren in mijn dienst, beide welopgevoede Javanen, vol ijver voor hun werk.
Als tegenhanger van de theodoliet staat aan de andere zijde van de plaat een waterpastoestel, omgeven door wat men zoude kunnen noemen de bedieningsmanschappen. Aanvoerder van de ploeg koelies, die steeds bij het meten dienst deden, was de kleine Javaan, die met eene richtbaak in de hand en eene opgerolde teekening onder den arm u niet weinig trotsch aankijkt. Hij was zich ten volle van zijne waardigheid bewust, en wee den ongelukkigen koelie, die zelfs maar het ledige instrumentenkistje onbeschaduwd in de zon dorst zetten, hij was zeker van een stortvloed Javaansche scheldwoorden van de allerergste soort. Walido, zoo was 's mans naam, had nu eenmaal den last gekregen te zorgen, dat steeds het waterpastoestel of de theodoliet door het zonnescherm moest beschut worden, en strekte nu ook zijne zorgen uit over alles, wat met die, in zijne oogen bijna heilige voorwerpen, maar eenigszins in verband stond.
Hij had zoovele kleine kunstgrepen om den officier, die met het instrument werkte, de taak te verlichten, dat de indruk van bekrompenheid, door zijne zorg voor het kistje opgewekt, aanzienlijk werd getemperd.
Nog staan vele personen op de teekening, welke niet zijn besproken. Alle te bespreken zoude mij te ver voeren, meer dan een bijschrift bij de plaat te leveren was niet het doel van dit stukje.
En hiermede neem ik afscheid van de vertegenwoordigers van het zeer talrijke werkvolk, waarmede ik bijna twee jaar lang dagelijks verkeerde.
Ten slotte een woord van dank aan den bekwamen amateur-photograaf, welke mij zijn werk welwillend ter publiceering afstond.