Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 3(1893)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 516] [p. 516] Ballade. Door G.H. Priem. Wat lichtte de zilveren hemel, Wat lichtte de zilveren zee! Spookachtig lagen de pinken Als zwarte geraamten ter reê. ‘En op een van die donkere pinken’. En op éen van die donkere pinken Zat een beeldschoon visscherskind.... De touwen en zeilen klapten De maat bij het lied van den wind. Zij klapperden tikketak, tik tak, - De wind zong dien avond zoo vreemd.... 't Was geen treurzang of jubelcantate, Maar iets dat naar beiden wat zweemt. [pagina 517] [p. 517] En het hoofd van, het meisje ging tik tak, En haar dekte de slaap met zijn wiek, En zij hoorde slechts tikketak, tik tak In haar droomen als verre muziek. Daar kwam er een ridder getogen, Tikketak klepte 't zwaard aan zijn zij; Als sterretjes straalden zijn oogen, En zijn haar glansde als 't zonnetje in Mei. Zijn baret was van vurig scharlaken, En zijn mantel van hermelijn.... Tikketak, tikketak klonk het lustig, En de wind neurde zacht het refrein. Hoe boog hij zich zoet naar haar over En fluisterde: ‘Liefste, kom meê, Ik zal in mijn armen u voeren Naar mijn koningsslot ver over zee!’ Maar zij sprak: ‘Wat zal vaderlief boos zijn Als hij morgen zijn dochter niet vindt, En wie hangt dan zijn netten te drogen, Waar de zon er meê speelt en de wind?’ ‘Dat doet alle dagen uw moeder; - Wie denkt er aan netten of visch, Waar een lusthof vol geuren en zangen U, mijn schoone, beschoren is!’ ‘Maar mijn moeder, wat zal zij niet treuren Om haar dochter, die wreed haar verliet?’ ‘Wat zijn die dagen van tranen Bij een eindeloos lachend verschiet!’ [pagina 518] [p. 518] En hij lachte zoo zoet en hij lonkte Dat geen hart hem ooit had wederstaan, En hij voerde in zijn armen naar 't land haar Waar smarten noch zorgen bestaan. ‘En de maan bij 't droomerig stijgen’. Het schip lag zoo stil en zoo eenzaam, Tikketak zong de wind in het want, En de maan bij het droomerig stijgen Stak de zee en de wolken in brand. Hoe vloog er zijn ros over 't water En spreidde de vleugelen uit! Tikketak, tikketak klonk het lustig: ‘'t Is de feestzang ter eer van mijn bruid. [pagina 519] [p. 519] ‘'t Is het afscheid van lijden en zorgen, 't Is het welkom in d'eeuwigen lust, Reeds rijst voor onze oogen,’ dus sprak hij, ‘Van verre de stralende kust.’ * * * ‘....naar 't land.... waar smarten noch zorgen bestaan.’ Bij 't sterven der laatste sterren, Stond de vader en riep om zijn kind; Maar de zee was stom en slechts spottend Zong in touwen en zeilen de wind. Was 't de zang van d'ontluikenden morgen Of 't lied van den kwijnenden nacht? Hij wist het niet.... tikketak, tik tak Klonk het immer heel vreemd en heel zacht. Vorige Volgende