lichaam noodig heeft, hangt in hoofdzaak af van de lichaamsgroote en behoudt voor een volwassen persoon onder verschillende omstandigheden een vrij constante waarde. Nauwkeurige en veelomvattende onderzoekingen hebben geleerd, dat een volwassen arbeidend man in ons klimaat per etmaal noodig heeft 110 gram eiwit, 56 gram vet 4 à 500 gram koolhydraten. Voor het volwassen individu is het kenmerk van een goede voeding daarin gelegen, dat het lichaamsgewicht gelijk blijft en men over voldoende krachten beschikt.
De genoemde cijfers zijn niet alleen gebaseerd op theoretische gronden, integendeel nauwgezette en alleszins betrouwbare onderzoekingen uit het practische leven liggen daaraan ten grondslag. Reeds jarenlang wordt dan ook overal waar van overheidswege een bepaalde voeding wordt verstrekt, zooals bij militairen, in gestichten enz. in de eerste plaats gevorderd, dat aan dezen eisch is voldaan.
In het gewone leven is dit natuurlijk gansch anders. Men pleegt niet te eten tot men meent een voldoende hoeveelheid voedingsstoffen te hebben genuttigd, maar totdat men verzadigd is. Kan een behoorlijke som voor de voeding besteed worden, dan kan men verzekerd zijn, dat een voldoende zoo niet meer dan voldoende hoeveelheid voedingsstoffen wordt gebruikt. Met name geldt dit voor de eiwitstoffen. Deze toch vormen het hoofdbestanddeel van vleesch, melk en kaas, in 't algemeen van die spijzen, welke aan het dierenrijk zijn ontleend, en deze ontbreken alleen daar waar met zuinigheid en overleg moet worden geleefd. De vrees is dan altijd gewettigd, dat op minder oordeelkundige wijze het verzadigingsgevoel getracht wordt te bereiken, daar dit niet afhankelijk is van de hoeveelheid voedende stoffen, die men nuttigt, maar van het volume.
In het algemeen zijn de plantaardige, weinig eiwit bevattende en goedkoope voedingsmiddelen die, welke bij de toebereiding het meest opzwellen en een groot volume verkrijgen. Aardappelen, kool, erwten en boonen zijn daarom de geliefkoosde spijzen van den arbeidenden stand. Daarmede wordt het doel, verzadiging, opheffing van het hongergevoel, op de goedkoopste manier bereikt. Vleesch en melk verschijnen niet op tafel, omdat die spijzen te duur zijn en toch niet verzadigen en worden hoogstens als lekkernij een enkelen keer genuttigd.
Mag men uit een hygiënisch oogpunt deze wijze van voeden goedkeuren? Moeielijk is het hierop een beslist antwoord te geven, vooral ook omdat de opinies daaromtrent nog al uiteenloopen. Men doet daarom ook beter de vraag anders te stellen: Mag men uit een hygiënisch oogpunt de gewone arbeidersvoeding beslist onvoldoende noemen?
Dit nu is naar onze meening niet het geval, onder eene voorwaarde, en deze is, dat daarin geen belangrijke schommelingen optreden.
De ervaring toch leert, dat de mensch met de meest uiteenloopende voeding kan leven. Er zijn geheele volksstammen, die als krachtig, gezond en levenslustig bekend staan, en toch weinig of geen dierlijk voedsel gebruiken. Men vindt ze bij de voorstanders van het vegetarianisme uitvoerig beschreven.