- Ja, 't is diep treurig, en voor u een heele zorg, vooral omdat u zoo heel alleen met hem is.
- O, neen - dat is het minste - als ik maar iets voor hem doen kon...
- Van harte het beste!
De specialist drukte haar de hand en ging heen.
Het gesprek was in de gang gevoerd, en Bertha keerde terstond naar de achterkamer terug, waar Frits stil voor zich uit zat te staren.
- 't Gaat niet vooruit, Bertha. Heb je wel gemerkt, dat de dokter het erg verminderd vindt?
- Wel neen. Erg verminderd niet. Hoe kom je daarop?
- Och - ik weet het immers zelf het beste.
Ongeduldig sprong hij op en liep, blijkbaar zeer zenuwachtig, met groote stappen de kamer op en neer.
Eenige oogenblikken zwegen zij beiden.
Dan barstte hij opeens los:
- Je moet niet probeeren mij met mooie praatjes moed in te spreken. Dat is zoo kinderachtig... en 't helpt immers toch niet... Wat geeft dat nu - wat geeft dat nu?... Ik word blind - stekeblind... Ik zie nu alles nog - maar in een nevel. Die nevel wordt van dag tot dag dichter... Eindelijk zal 't heelemaal gedaan zijn; overal donker - overal... Dan zie ik niets meer... O God - dan wordt het voor altijd nacht!
Hij zakte op een stoel neer, moedeloos, de elbogen op de knieën, en liet het hoofd hangen.
Bertha ging naar hem toe, knielde bij hem neer, en zag hem meelijdend in het gelaat. Zij nam zijn handen tusschen de hare.
- Arme broer... arme broer - kon ik je maar helpen!
Maar weer stond hij op en liep van haar weg.
- Blind worden!... Vijf-en-twintig jaar - en blind worden... Afschuwelijk - afschuwelijk!
En hij balde de vuisten in machteloos verzet.
Bertha ging bij hem en legde de hand op zijn arm.
- Frits, ik ben immers altijd bij je, om je te helpen, zei ze heel zacht.
Hij steunde nu met zijn vuist op de tafel en terwijl hij haar strak in de oogen zag, die zoo aanhankelijk hem aanstaarden, begon zijn geheele lichaam hevig te trillen. Dan drukte hij den zakdoek tegen het gezicht en ging stil, heel stil zitten in den hoek der canapé.
Zoo bleven zij een poos zwijgen...
- Bertha.
Zij zette zich naast hem.
- Ik ben kinderachtig geweest.
- Och neen, Frits. Dat moet je nu ook weer niet zeggen. Ik begrijp heel goed dat je...
- Dat ik 't verschrikkelijk vind, hè?... Maar ik ben er immers al te lang van overtuigd - ik weet het al te lang, om er nog zoo wanhopig