landschen Robinson - de Génestet zou zeggen, ‘als kippen zonder kop’ - is misschien te wijten aan eene verwarring. In 1731 verscheen te Leiden een roman in twee deelen onder den titel van: De nieuwe Avanturier. Beschryvende zyne overzeldzame, wonderbare en aanmerkelyke gevallen, op zyn Nieuwe en Gevaarlyke Reistogt naar het onbekende Zuid-land. Uit het Deensch. Misschien is dit boek in de bibliotheek te Weimar, en hebben de Duitsche Robinsonologen zich laten verleiden daarin den schelmenroman van Dr. Nicolaas Heinsius te zien.
Er is nog eene andere mogelijkheid. In Holland verschenen in het midden der 18den een viertal Robinsonaden: De Hollandsche Robinson, 1743; De Walcherensche Robinson, 1752; De Spaansche Robinson ofte de zeldzame levensgevallen van Don Blas de Soria Origuela.... Na een Spaans Handschrift vertaald, 1758; en de Haagsche Robinson, 1758. Alleen met het laatste, overigens vrij zeldzame, boek, heb ik kennis mogen maken. Het heeft een zeer langen titel: De Haagsche Robinson of de gevallen van Alexander.... Behelzende zijn Geboorte en Opvoeding, zijne eerste werelds ontmoetingen, Dienstneming onder de Moscoviten, en daarna onder den berugten Thomas Kouli-Kan, plondering der stad Dehli en Min-avontuur aldaar, zijn gevangneming en slavernij in Turkyen, Wonderbaarlijke verlossing van een wreede Doodt, werd door den Groten Heer op enige ontdekking uytgezonden, Schipbreuk, en belanding op 't onbekende eiland Tirevas, en zijne overwonderbaarlijke ontmoeting en aldaar, op wat wijze hij er de eerste maal met den vorst van dat land van daan kwam. IJselijke Hongersnood, en zijn wonderbaarlijke kloekmoedigheid, aankomst op een ander onbekend Eiland, hunne ontmoetingen aldaar, terugkomst op het eerste, terugkomst in Europa, en gelukkig besluit zijner gevallen (2 deelen). Te Alkmaar, gedrukt bij Jacob Maagh, Ordinaris Stads-Drukker in de Houtil, 1758, 12o.
Het ongemeene van dit wonderlijke boek is, dat het een picaresken roman en eene Robinsonade tegelijkertijd aanbiedt. Het leven van den held, Alexander de Cinq Etoiles, wordt beschreven van zijne geboorte af. Hij is de zoon van een Haagsch apotheker, gedraagt zich slecht, wordt knecht bij een lichtmis, en vergezelt dezen, die eene operazangeres uit den Haag, Sirena, geschaakt heeft. Spoedig verwart Alexander zich in allerlei avonturen, wordt te Versailles kamerdienaar bij een berooiden graaf, die hem zijn loon niet betaalt, gaat over in dienst van een parvenu, De Saint-Corneille, en komt te Nantes en te Rochefort.
Tot dusver is de Haagsche Robinson een schelmenroman. Maar nu begint de Robinsonade: Alexander gaat scheep te Rochefort, maakt reizen naar Afrika en Zweden, neemt dienst bij de Russen, daarna bij Thomas Kouli-Khan, wordt slaaf bij de Turken, en door den Sultan gekozen als Hollander om Turksche coloniën aan te leggen. Alexander komt in de Stille-Zuidzee, en ontdekt een onbekend eiland met eene zeer goedaardige bevolking, een soort van paradijs, waar zelfs het vee zich onderscheidt door ‘vermakelijk geloei’.
Op dit eiland Tirevas regeert de vorst Zein-Zemin (het sieraad des vaderlands), die in alle deugden uitmunt, en op het punt is te huwen met eene even deugdzame princes Fatima. Maar het scheepsvolk van Alexander komt in