| |
| |
| |
Iets over de Haagsche plateelbakkerij ‘Rozenburg.’
Door A. Vosmaer.
Directeur der Haagsche Plateelbakkerij ‘Rozenburg.’
Toen mijn vader in 1886 in den Nederlandschen Spectator in enthousiaste termen zijn ingenomenheid betuigde voor de produkten van ‘Rozenburg’, de kleuren en patronen der vazen en schotels roemde en onverheelden lof toezwaaide aan den schepper, den heer T. Colenbrander, dacht hij zeker weinig dat betrekkelijk weinige jaren later die fabriek zich, na veel moeite, zou bevinden op het standpunt waarop die nu staat.
Toenmaals meer poëzie in de fabriek, een ouderwetsch, fantastisch huis met schilderzaal en werkplaatsen, een koepelkamer waar kleuren en glazuren gemaakt werden, daarachter een paar ovens, half in het donker; ietwat geheimzinnig gelijk de pottebakkers-werkplaatsen van voorheen; alles had een cachet van typische eigenaardigheid - over alles een waas van geheimzinnigheid.
Hoe geheel anders is dat alles thans; het kleine poëtische heeft plaats moeten maken voor grootheid; de steeds toenemende verkoop maakte uitbreiding noodzakelijk, aanvankelijk meer op het terrein van handelsartikelen, thans meer op het gebied der kunstindustrie.
‘Rozenburg’ heeft een lijdensgeschiedenis achter den rug, evenals zoo tal van andere industriën, doch nu de toestand zoo gunstig geworden is, kan een meer uitvoerige beschrijving van de fabriek en het fabrikaat niet van belang ontbloot zijn.
Een onzer schilders, de heer C. Koppenol heeft zich bereid verklaard den tekst met eenige schetsen te verlevendigen; tevens mag nog vermeld worden dat voor belangstellenden de fabriek altijd te zien is.
Teneinde eenigszins een denkbeeld te kunnen krijgen van de fabrikage van de vazen, schotels en tegels is het het beste om eerst te vermelden hoe de pate - het deeg - verkregen wordt.
Ongelukkigerwijze levert ons eigen land geen der grondstoffen, voor de samenstelling noodig, en moet alles uit het buitenland ingevoerd worden.
De samenstelling van onze pate is overeenkomstig die van het engelsche ‘graniet’; alleen de verhoudingen zijn eenigszins anders.
Wanneer men van enkele klei iets maakt, dan bemerkt men alras dat bij het drogen scheuren ontstaan en hoe ook gewerkt wordt, bijna alle kleisoorten vertoonen diezelfde onaangename eigenschap, die een gevolg is dat natte klei bij het drogen inkrimpt.
| |
| |
Nu doet zich het gelukkige verschijnsel voor dat de eigenaardige kneedbaarheid van natte klei niet verloren gaat al wordt er een groote hoeveelheid van een andere stof aan toegevoegd en juist deze toevoeging kan dat hinderlijke
De modelmaker, het gipsmodel afdraaiende.
scheuren tegengaan.
Pate, dat is het mengsel van klei met stoffen die het krimpen tegenwerken, barst bij het drogen niet en ook niet bij het bakken.
| |
| |
Onze pate nu wordt samengesteld uit: ten eerste klei voor de kneedbaarheid, ten tweede porceleinaarde voor een fijnere ietwat porseleinachtige textuur, voorts vuursteen ten einde de massa vrij van krimpen te krijgen en ten slotte veldspaat om de verschillende grondstoffen aan elkaar te binden.
Alle deze grondstoffen komen in fijngemalen toestand in de mengkuipen en na toevoeging van zooveel water dat de geheele massa vloeibaar is, worden de maalsteenen in beweging gebracht en blijft zoo die massa voor een paar dagen onafgebroken in de rondte draaien.
Een innige vermenging heeft daardoor plaats en ten slotte heeft men een geheel homogene, dunvloeibare pate massa.
Kleine mengkuip en filterpers.
‘Rozenburg’ heeft twee kuipen, ieder bevattende achthonderd kilo pate en twee voor vijfhonderd kilo.
Moet de pate in plaats van vloeibaar, vast en plastisch zijn, - wij zullen straks hooren wanneer dat noodig is - dan wordt in een filterpers het overtollige water uit de massa geperst en wanneer die bewerking voleindigd is dan worden de koeken plastische pate als zoodanig bewaard.
Moet ten derde een geheel droog mengsel verkregen worden, hetgeen zooals wij straks zien zullen het geval is bij de tegelfabrikage, dan worden de uitgeperste koeken boven de ovens gedroogd en na volmaakte droging tot een fijn poeder gemalen, in een machine dat door zijn geraas altijd zeer de aandacht trekt.
De as, van die machine, waarop de vleugels bevestigd zijn, draait in één minuut tweeduizendmaal in de rondte, verklaarbaar is dus de luidruchtigheid. Als de machine een kwartier werkt maakt zij genoeg pate poeder voor duizend tegels.
| |
| |
Wij hebben nu dus: vloeibare pate, plastische en droge, poedervormige en zullen nu zien hoe van die stof pulletjes, borden en tegels gemaakt worden.
Wij gaan daartoe naar de zoogenaamde draaierij, alwaar wij al dadelijk een groot aantal gipsenvormen aantreffen.
Zooals bekend is, heeft gips de eigenschap water in te zuigen.
Van deze eigenschap wordt op de volgende wijze gebruik gemaakt; van vaas of pul of wat ook wordt een vorm gemaakt in twee halven, die vorm wordt nu volgegoten met de vloeibare pate, de zoogenaamde gietpate, de gips zuigt water in en het gevolg is dat er aan de randen een drogere korst ontstaat.
In deze na zekeren tijd voldoende dik geworden, hetgeen het geval is na eenige uren, dan wordt het nog vloeibare binnenste er uit gegoten, zoodat het voorwerp nu hol is van binnen.
Na nog eenigen tijd gestaan te hebben worden de twee halve vormen van elkaar gescheiden en het vaasje kan er nu uitgelicht worden.
Het is nu nog vrij nat en teer doch rustig aan zichzelve overgelaten droogt het en wordt daarbij vaster, ten slotte zoo sterk dat het gehanteerd worden kan om afgewerkt te worden; de ruwe buitenoppervlakte moet gladgeschuurd worden met schuurpapier, later met de hand en het vaasje is dan gereed om gebakken te worden.
Voor schotels, borden en dergelijke, soms ook vazen, indien hun vorm zich daartoe eigent, wordt de plastische pate gebezigd.
Alweer een gipsen vorm, bijvoorbeeld van een groote schotel.
De vorm is uit een stuk en is alleen de onderkant van de schotel, de werkman slaat een platte, ronde koek van het deeg en doet die in den vorm, die dan gezet wordt in een draaibaar onderstel, door de stoommachine bewogen, nu wordt een mes dat juist den vorm heeft van den bovenkant der schotel tegen de pate aangehouden en op een bepaalde hoogte gebracht, die de dikte van den schotel aangeeft.
Alle pate die nu te veel is wordt door het mes afgesneden wanneer de schotel draaien gaat en wanneer de juiste vorm van het mes, dat is dus van het model, verkregen is, is er niets meer weg te snijden en wordt dus van zelf aangegeven wanneer het voorwerp gereed is.
Na droging moet de schotel weer glad gepoetst worden, evenals het zooevengenoemde pulletje.
De illustratie geeft van een en ander een juist beeld.
Bij de groote verscheidenheid van vormen en voorwerpen is het duidelijk dat nog vele andere wijzen van werken gevolgd worden, wij willen die niet allen noemen, alleen nog vermelden dat dikwijls een vaas of zoo uit meerdere deelen bestaat en die deelen zeer gemakkelijk met wat dunne pate aan elkaar gevoegd worden kunnen, zonder dat daarvan later na het bakken iets te merken is.
Nu nog de tegels. Eertijds werden eenvoudig groote platen gemaakt en
| |
| |
Draaierij.
| |
| |
daarvan tegels gesneden, doch thans is nagenoeg overal deze zoogenaamde natte tegel vervangen door de zoogenaamde droge.
De reeds genoemde machine maalt de gedroogde koeken pate tot stof, terwijl er tevens een kleine hoeveelheid water aan toegevoegd wordt, zóó weinig dat daarvan niets te zien is, de poeder lijkt geheel droog, doch zóó veel dat er juist genoeg is om na sterke persing aan elkaar te kleven.
Die sterke persing, namelijk een-en-twintig duizend kilogram, geeft de tegelpers, als poeder gaat het in den stalen vorm, de man aan het wiel geeft daar een duw aan, en de stalen stempel perst de poeder in den vorm te zamen, zóó hard dat van de poeder een vrij vaste tegel gevormd is die nu gelicht wordt uit zijn vorm.
Zoo maken twee man en een jongen minstens honderd tegels per uur gereed.
Wij hebben nu verschillende voorwerpen van pate en komen dus tot de daarop volgende bewerking - het bakken.
Van belang is het dat alle gegoten voorwerpen in één en denzelfden oven komen, zoo ook alle gedraaide, zooals borden enz. en de tegels, daar alle deze op verschillende temperaturen moeten gebakken worden en wel met vrij veel verschil in hittegraad, het een zou geheel bederven n.l. veel te hard worden als het met het andere gebakken werd, te hard zoowel als te zacht en maakt de zoogenaamde biscuit ongeschikt, de juiste hittegraad is alleen door ondervinding te bepalen.
Eigenaardig is dat dit goed, dat eenmaal gebakken is, juist biscuit heet.
Nu is het gereed om beschilderd te worden en dat is natuurlijk het belangrijkste voor het fabrikaat. Eerst een enkel woord over de verven. De kenmerkende eigenschap van Rozenburgsch fabrikaat is dat alle kleuren liggen onder een en hetzelfde glazuur.
Aan het gebruik van deze zoogenaamde onderglazuur-verven zijn groote moeilijkheden verbonden, en zoovele, dat het pas na lang zoekens gelukt is meer en meer zekerheid te verkrijgen.
Het voordeel van onze wijze van werken, de duurzaamheid en het onnavolgbare kleureffect is zoo groot dat het alle moeiten loont. Noch die kleuren, noch hun samensmelting, noch die glans is verkrijgbaar op een andere wijze.
Wel valt het niet te onkennen, dat er nog vele onvolmaaktheden moeten overwonnen worden, dat het volmaakte dus nog niet bereikt is, doch er zijn soms voorwerpen die dat wèl zijn en deze zijn eenig in hun soort.
De verven, die alle speciaal voor het doel vervaardigd worden op de fabriek zelve en welker samenstelling en bereiding natuurlijk fabrieksgeheim zijn, worden na zeer fijn gemalen te zijn eenvoudig met water aangemengd en zoo toegepast.
Moeilijk voor den beginner is soms dat de kleuren na het bakken zoo geheel anders zijn dan bij het opbrengen.
Er is een groen, dat ongebakken, geel ziet, een groen dat rood ziet,
| |
| |
Tegelpers.
een blauw dat zwart ziet, een zwart dat bruin ziet en zoovele andere; eigenlijk zijn er maar een paar die nagenoeg blijven zooals zij er droog uitzien.
Moeilijk ook is in den aanvang het onmiddelijk inzuigen van de verf, een vaste hand moet het penseel voeren.
| |
| |
De illustratie geeft een blik in een der zalen, echter dient opgemerkt te worden dat er zeventien schilders in het geheel zijn - het spreekt van zelf - niet allen even bekwaam en ook met verschillend talent; deze munt speciaal uit waar het geldt het teekenen der patronen van Colenbrander; gene ontwerpt decoraties in het Japansche genre; voor verschillend ornament zijn verschillende teekenaars het beste.
Iets anders is weer het schilderen van tableaux op tegels, schotels en borden.
Schilderzaal.
Dit vereischt weer geheel andere krachten en gelukkig is het dat er op ‘Rozenburg’ schilders werken, waarvan er enkele van den aanvang af zijn, andere die reeds jaren de noodige ervaring opgedaan hebben en toch telkens weer nieuwen vindingen, nieuwe ideën en dikwijls ook decepties.
Grillig toch zijn èn de werking van het glazuur èn die van het vuur en niet zelden is het resultaat anders dan het verwacht was.
Nadat de voorwerpen geschilderd zijn worden ze geglazuurd.
| |
| |
Glazuur is eigenlijk een soort glas dat zeer fijn gemalen is en met water aangeroerd een brei vormt.
In deze brei worden de voorwerpen gedompeld, korten of langen tijd, naarmate de glazuurlaag dunner of dikker zijn moet.
Veel hangt af van den glazuurder en diens bekwaamheid; te veel zoowel als te weinig bederft het effect en de juiste maat is voor elke kleur anders. Van daar dat na die indompeling de voorwerpen nog met het penseel moeten bijgewerkt worden en op andere plaatsen wat afgepoetst.
Is eindelijk het glazuren gereed dan worden de voorwerpen naar de ovens gebracht, en aldaar zorgvuldig ingezet.
Het glazuren.
Er moet gezorgd worden dat zij elkaar niet aanraken want dan bakken zij vast en ook sommige kleuren, met name het groen slaat dikwijls van de eene pul op de andere over zoodat gelijke kleuren zoo mogelijk bij elkaar moeten komen. Is alles behoorlijk ingezet en de oven gevuld dan wordt die dichtgemetseld en wanneer alle acht gevuld zijn wordt met het stoken aangevangen.
Ongelijk aan alle engelsche fabrieken wordt bij ons met eigengemaakt gas gestookt.
Ieder uur wordt er honderd kilogram steenkool tot gas gemaakt en dat gas ondergrondsch geleid naar de ovens. Vóór den oven die gestookt worden moet, wordt een groote klep opgelicht en het gas stroomt dan uit twaalf
| |
| |
groote openingen,’ ontsteekt zich en vlammen van twee meter hoogte lekken den oven aan de buitenzijde, zoodanig dat hetgeen binnenin staat geheel buiten
Bijwerken der geglazuurde voorwerpen.
aanraking met de vlammen blijft en alleen langzamerhand gloeien gaat tengevolge van het steeds warmer worden der buitenwand.
| |
| |
Als dat zoo een uur of tien gebrand heeft komt het gewichtige oogenblik aan dat het einde nadert, en na een zeker moment is het een kwestie van minuten. Een paar minuten te lang en de inhoud is verbrand, een paar te kort en de glazuur is zoogenaamd ongaar dat is nog niet volkomen tot eene glasmassa gesmolten.
De bepaling van het oogenblik van ‘gas uit’ is moeilijk en staat in nauw verband met den inhoud van den oven, dat wil zeggen of het tegels of pullen zijn, dan met de kleuren der beschildering, dan met den aard der beschildering en ten slotte met het soort glazuur dat gebezigd is.
Des te aangenamer bij zooveel risico als het resultaat gunstig is en niet te verwonderen dat tot nog toe ‘Rozenburg’ de eenige fabriek is die volgens de beschrevene wijze werkt met zooveel kleuren.
Slechts enkele kleuren zijn bestand tegen de hooge temperatuur waarbij gebakken wordt.
Geglazuurde voorwerpen die naar den oven gebracht worden.
Het meeste bestand is het blauw dat zelfs nog bestand is tegen de temperatuur waarbij porcelein gebakken wordt.
Ook het donkergroen, het bruin en een soort zwart zijn tamelijk vast doch alle andere kleuren vervliegen bij te hooge temperatuur en het gevolg is dan een kleurlooze of vuil getinte plek waar een mooie kleur bedoeld was.
Bij de nog veel hoogere temperatuur waarbij porcelein glazuur smelt is eigenlijk alleen het blauw mooi, vandaar dat alle porcelein dat uitsluitend onder glazuur beschilderd is in blauw behandeld is.
Ontzettend uitgebreid daarentegen is het palet der bovenglazuur kleuren.
Deze worden aangewend nadat het voorwerp reeds glad geglazuurd is, het
| |
| |
zijn geheel andere kleuren; zij smelten heel gemakkelijk, heeten daarom dan ook Schmelzfarben, couleurs vitrifiables, enamel-colours en kunnen ieder voor zich afzonderlijk worden ingebrand bij de gewenschte temperatuur.
Het verschil in decoratie van porcelein en aardewerk is zoo in het oog loopend dat het wel onnoodig is, vooral na al het medegedeelde, nog in het bizonder hierop te wijzen.
Toch hooren wij zoo dikwijls de klacht dat het Rozenburgsche aardewerk niet fijn is. Die klacht bewijst alleen dat men het fabrikaat niet begrijpt; het ligt geheel buiten ons vermogen maar ook buiten onzen wil om fijne porceleinschilderingetjes te maken.
Geopende oven.
Hoewel natuurlijk meer en meer zekerheid in de fabrikage verkregen is, zoo is toch het stoken der ovens een eenigszins spannende werkzaamheid en het openbreken na bekoeling, een gewichtig oogenblik.
Zal de inhoud, van zooveel waarde, goed zijn, zullen de bestellingen afgeleverd kunnen worden, of zullen de bestellers teleurgesteld moeten worden?
Bij de vele wisselvalligheden die plaats kunnen vinden, éen scheur in den gloeienden oven, ja zelfs een scheurtje kan noodlottig zijn, te hooge temperatuur of te laag, te lang of te kort stoken, te veel of te weinig glazuur en vooral niet te vergeten het werk van den schilder en nog veel meer; is het inderdaad voor den verantwoordelijken persoon een groote vreugde als van een oven de inhoud mooi is en veelal ziet men dit al dadelijk bij het openen. Zeer aardig is de aanblik van een geopenden oven met al zijn vazen en pulletjes zooals de illustratie die doet zien.
Nog een enkel woord over het fabrikaat uit een oogpunt van kunst beschouwd.
| |
| |
Tegenover den vroegeren toestand, waarbij over alles een cachet van oorspronkelijkheid lag, staat nu een veelzijdigheid, die rekening houdt met de verschillende smaken van het publiek.
Naast de schoone produkten op gebied van ornament, de schotels, vazen en pullen, worden nu ook borden en andere voorwerpen beschilderd met landschappen, stadsgezichten en andere, meestal copiën naar groote meesters.
Men mag meer of minder aangetrokken worden door de vormen of het ornament, een kenner moet toegeven dat geen keramisch produkt ter wereld gelijkt op het Rozenburgsche. In geen museum treft men aardewerk aan, waarvan zou kunnen gezegd worden, dat het Rozenburgsche er op gelijkt.
De schepper van dat oorspronkelijke en na zooveel eeuwen weer geheel nieuwe was de heer T. Colenbrander.
Er heerscht nog een vreemd begrip omtrent ornament.
Blauwrand.
Herhaaldelijk hooren wij de opmerking dat men ‘zoo niet zien kan wat het eigenlijk is.’
Alsof dát de eisch ware van ornament.
Beschouwen wij de schotel hierachter afgebeeld en voorstellende het patroon ‘roos’.
Iedereen zal onmiddelijk toegeven dat het maar zeer weinig van een roos heeft en juist dat is een van de oorzaken van de schoonheid.
Het is volstrekt de bedoeling niet om wanneer dat bord hangt de illusie te geven dat er een paar rozen hangen, als men dat wil, dan zijn porceleine, desnoods papieren rozen en wat rozenolie veel beter van pas.
Deze schotel vervult de rol van ornament, zoowel door vorm als teekening en als kleurstuk.
Wat kan het schelen of bij het ontwerpen aan een roos of aan iets anders gedacht is - wanneer het geheel zoo harmonisch schoon van kleur is als deze schotel?
Ook dit kleinere bordje, genaamd blauwrand, munt uit door kenmerkende oorspronkelijkheid, terwijl het patroon ‘distel’ niet minder mooi is.
| |
| |
Roos.
Distel.
Goudleer.
Blauwvoet.
Het meest kenmerkende karakter van ornament is zijn gepastheid en Colenbrander schiep èn vorm èn versiering als één geheel.
Reeds lang is men gewend aan het Japansch en Chineesch ornament op porcelein, reeds lang kent men de Perzische tapijten en vindt ze mooi, en toch zal men kwalijk beweren kunnen, dat het Japansch ornament altijd duidelijk is, of dat de Persische patronen dat zijn.
Zie de groote vaas, patroon blauwvoet, of meer nog het kleine pulletje, patroon goudleer, en het kleureffect is eenig.
Er is tegenwoordig een streven voor gedempte halve tinten. Ook die komen voor op het Rozenburg-aardewerk; echter zijn het juist de volle toonen die zoo bizonder zijn en onbereikbaar op een andere wijze.
Zulk diep paarschblauw bestaat alleen voor aardewerk, ook sommig doorschijnend groen.
Het genot dat sommige geslepen steenen schaffen, zooals de onuitputtelijke verscheidenheid van agaten en calcedonen, de onyx, malachiet, smaragd, topaas, safier, amethist en anderen is toch enkel en alleen een kleurgenot en dezelfde elementen die dezen edelsteenen hun kleur geven worden bij ons als verven gebezigd.
Voor artikelen van huishoudelijk gebruik is het Rozenburgsch fabrikaat niet geschikt. Het is daarvoor veel te duur, tenzij een geheel andere methode van decoreeren gevolgd wordt.
| |
| |
Wel is het een gelukkig verschijnsel, dat de toepassing van den beschilderden tegel meer en meer ingang vindt en wel voor schoorsteenbekleeding, voor muurbekleeding in gangen, serres enz.
Wij leverden tegeltableaux op honderdvijftig, driehonderd en laatst op vierhonderd tegels.
Naast de tableaux in donker sepia bruin wordt tegenwoordig een geheel
Roos.
nieuwe methode gevolgd om deze te schilderen in even getinte, transparante kleuren die het effect zeer verhoogen.
Een paar tegelpatronen zijn hiernevens afgebeeld doch bij de beoordeeling van deze zoowel als alle andere geteekende patronen mist men de allerbelangrijkste factor - de kleur. Om al het hierboven gezegde te kunnen zien zou een bezoek aan de fabriek noodig zijn en ieder belangstellende is daar welkom.
|
|