Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2
(1892)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |
Uit de studeercel der redactie.Op den 4den Augustus 1561 schreef zekere Richard Clough, zaakgelastigde van Sir Thomas Gresham te Andwerpen, een brief aan zijn meester, die alzoo besluit: ‘Gisteren, 3 Augustus, waren al de heeren van Antwerpen gereed op hunne estraden, en op datzelfde uur moesten al de steden van Brabant met hare maatschappijen buiten de stadspoorten gereed zijn.... Onderscheiden steden kwamen met hare maatschappijen binnen de stad, de eene in het groen, de andere in het zwart, de eene in het oranje, de andere in het geel, ten getale van 15 steden en gezelschappen, sommige met 100, sommige met 200 paarden, met praalwagens en andere wagens. Van al dezen was 's-Hertogenbosch de beste. Het prachtigst evenwel was Brussel, het scheen mij een droom.... Ik wilde wel, bij God! dat eenige van onze heeren en edellieden van Engeland dit hadden gezien - het zou hun doen gelooven, dat er nog andere lieden zijn als wij, met goede beloften voor de toekomst, want zij, die dit kunnen, kunnen meer doen.’ Aldus schreef (4 Augustus 1561) Richard Clough aan zijn meester, Sir Thomas Gresham, zooals getuigd wordt door J.W. Burgon in: The life and times of Sir Thomas Gresham (London 1839, 1 deel bl. 377 en volg.)Ga naar voetnoot1). Zondag 14 Augustus 1892, Dinsdag 16 Augustus greep eene herhaling van het Landjuweel van 1561 plaats te Andwerpen - eene herhaling, die stadgenoot en vreemdeling met de uiterste verbazing heeft getroffen. Indien ik dus in den toon van Richard Clough val, spruit dit niet uit lust tot navolging, maar, omdat de grootsche indruk, onder welken de Engelsche vreemdeling schreef, na ruim drie eeuwen van nieuws op elken vreemdeling is overgebracht, die den 14den of den 16den Augustus van dit jaar te Andwerpen aanwezig was. Het is bekend, dat de Académie Royale d'Archéologie de Belgique te Andwerpen hare gouden bruiloft in Augustus 1892 heeft gevierd, door het beleggen van de achtste bijeenkomst der Fédération Archéologique et Historique de Belgique, en door het herhalen van den luisterrijksten optocht, die ooit in Brabant of Vlaanderen is gezien - de optocht der Brabantsche Rederijkers tijdens het groot Landjuweel van 1561 te Andwerpen. Deze feestelijke wedstrijd van duizenden Rederijkers was de schitterendste, maar tevens de laatste. Na 1561 begint de strijd voor gewetensvrijheid en voor staatkundige vrijheid - de tijd der feesten is voorbij. In plaats van het vroolijk paardengetrappel der rijk gedoste Rederijkers in prachtige kostumen, gevolgd door praalwagens met trotsche vertooningen, meestal van allegorische tafereelen, weerklonk weldra binnen Andwerpen de hoefslag van Alba's ruiters. Doch juist in 1561 fonkelde heel Brabant op dat Landjuweel - waarvan alle tijdgenooten met hooge geestdrift spreken - door eene geweldige uitstraling van bloeiend leven en trotsche weelde. Het was dus eene zeer stoute gedachte van de Académie Royale d'Archéologie de Belgique, om de weelde en den luister van 1561 nog eens uit | |
[pagina 322]
| |
hun graf te wekken. Deze gedachte kiemde in het hoofd van een enkel lid dier Academie, Dr. Max Rooses, en werd terstond met geestdrift ondersteund door den Voorzitter der Academie, den waardigen generaal Wauwermans. Snel vereenigden zich in Andwerpen alle krachten. De rijke beursmannen offerden hun geld, gevolgd door gemeente en provincie. Schilders, beeldhouwers, ornamenteurs, musici, boden belangloos hunne hulp aan. En toen volgden - dit was zeker een zeer uitmuntende stap tot den vrede - vijftien Andwerpsche gezelschappen of maatschappijen, die de vijftien kamers wilden vertegenwoordigen, zooals ze naar de getuigenis der historie zich den 3den Augustus 1561 hadden vertoond. Eene groep Andwerpsche edellieden en partikulieren sloot zich aaneen, om de Kamer der Violieren - die de uitnoodiging tot de Brabantsche Kamers gericht had - in de volle pracht harer kostumen voor te stellen. En daarbij voegde zich al, wat de rijke Scheldekoopstad aan bijzondere vereenigingen bezit: De jonge Geuzenwacht, Jan van Beers, Jonge Vlamingen, Vrije Kunst, Rubenskring, Verbroedering, Hoop en Liefde, de Diamantslijpers, de Lustigen, de Klauwaerts, de Vriendenkring, de Club Fraternel, de Morgenstar, Vondel, en de burgervereeniging: de Vriendenschaar. Verschillende commissiën stonden deze gezelschappen bij. De hoofdcommissie had als voorzitter generaal Wauwermans, de commissie van toezicht en historische voorlichting stond onder Dr. Max Rooses, de muzikale commissie onder Peter Benoit, de finantiëele onder Arthur Goemare. Maanden en maanden is er gewerkt - en de uitslag bleek 14, 16 en 21 Augustus ieders verwachting verre te overtreffen. Allen, die met den steller dezer regelen den eersten uittocht van dezen onbegrijpelijk luisterrijken stoet hebben gezien, zullen er een indruk voor heel hun leven van hebben weggedragen. Ter Groote Markt, langs de geheele breedte van het reusachtig stadhuis, waren estraden opgericht. Het was hier de ware plaats om een optocht van Rederijkers uit de XVIe eeuw te zien. De hooge gildehuizen van de XVIe en XVIIe eeuwen geven een eigenaardig, geheel natuurlijk decoratief, terwijl de - men zou durven zeggen - fijn gebeeldhouwde toren der kathedraal daarbij het schilderachtige van het geheel nog duizendwerf verhoogt. Zondag, 14 Augustus, was de hemel vlekkeloos blauw, en scheen de gouden zomerzon met overweldigenden gloed. De kathedraalklokken hadden juist met zware slagen aangekondigd, dat het drie uren na den middag was, toen eene algemeene beweging onder de menigte, een gegons van honderdduizenden menschenstemmen verkondigde, dat de stoet naderde. Het is eene wanhopige poging in woorden een beeld te willen geven van deze reusachtige maskerade, die gedurende twee uren als een visioen uit de Duizend-en-een-Nachtvertellingen voor onze oogen voorbijtrok: 2000 mannen, vrouwen en kinderen, 800 paarden, 45 praalwagens, waarvan enkele de hoogte van acht tot tien meters bereikten. Een regenboog van warme kleuren scheen van den hemel nedergedaald - het eene verrukkelijke prachttooneel rolde voorbij, om terstond door een ander te worden vervangen. De ruiters in veelkleurig kostuum, allen edellieden uit den tijd van Koning Charles IX, met lange mantels, | |
[pagina 323]
| |
hooge, ronde hoeden met smalle randen van gekleurd vilt of fijn geplooid laken naar Spaanschen trant, met hooge, nauwe rijlaarzen, meestal van wit marokijn leer, en rijk geharnacheerde paarden; de edelvrouwen te paard, de kinderen in witte tunieken, bloemen strooiend op hun pad, de muziekkorpsen met historische zonderlinge muziekinstrumenten, de pages, in lichte kleuren, het blazoen der Kamers dragend, de narren ‘eerseling’ te paard of op ezels met allerlei historische grappen, de banierdragers niet het minst met rijke vaandels van doorschijnende zijde - dit alles gaf zoo verrassende afwisseling, dat het geheugen er nog geen vierde deel van kon bemachtigen. Hoogst indrukwekkend was de Andwerpsche Kamer de Violieren, die aan het hoofd ging van den stoet. De Violieren hadden in 1561 alle Brabantsche Kamers uitgenoodigd bij hunne inkomst te vertoonen, hoe dat men wt jonsten sal versaemen ende minnelijck scheyden. Reeds hieruit blijkt de gezellige en hoffelijke geest der Violieren van 1561. Die van 1892 poogden door hunne kostumen hunne voorgangers zoo mogelijk nog te overtreffen. Zij werden voorafgegaan door tamboers, pijpers en bazuinblazers, in rood en wit kostuum. Het geheimzinnig dof tromgeroffel scheen eene echo uit lang vervlogen tijd. De leden der Kamer zaten allen te paard, en droegen violetkleurige mantels omzoomd met zilver en gevoerd met zilverlaken, bijna ten gronde afhangend over den rug der paarden; hunne hoeden waren van geplooid violet fluweel; hunne hozen van zilversatijn, hunne laarzen van wit marokijn leêr. Men vertelde alom, dat de kostumen der Violieren van vier- tot vijfduizend francs gekost hadden, omdat de knoopen en versieringen der wit satijnen wambuizen van massief goud waren gemaakt. Eene groep jonge Andwerpsche edellieden - waaronder de Baron Gaston van de Werve en de Schilde, Raoul Geelhand, de Baron Alphonse de Borrekens, Ubald du Bois de Vroylande, de Baron Alphonse de Gruben en de Baron Gilles de Pélichy - had zich vereenigd, om voor geheel Andwerpen en de 400000 vreemdelingen, die de stad Zondag 14 Augustus bevatte, den historischen optocht zoo vorstelijk te openen. Na de Violieren verschenen de broeders van de Goudsbloem te Andwerpen, voorafgegaan door twee kameristen te paard - de een met het blazoen, de ander met eene luit. - Zij verschenen te paard, omhangen van purperen mantels, versierd met groene zijde, gedekt door purperen hoeden met groene veeren. Zij voerden een reusachtigen praalwagen mede, getrokken door de zwaar-geschofte paarden der Andwerpsche dokken. Op den wagen vertoonde zich eene schilderachtig gekostumeerde groep, voorstellende: Het bezoek van vreemde volken aan Andwerpen. Nadat de eerste verbazing over al den luister voorbij is, ontstaat van zelf de vraag, waarom de beide gezelschappen, die de Goudsbloem voorstelden - de Jan van Beerskring en de Geuzenwacht - juist dit onderwerp voor hun praalwagen kozen? De vraag is toepasselijk op alle praalwagens. Juist hierin moest inderdaad eenige vrijheid gelaten worden. De berichten uit 1561 laten onzekerheid over omtrent hetgeen er op de praalwagens werd vertoond. De meeste gegevens waren te putten uit eene gedrukte verzameling van Spelen | |
[pagina 324]
| |
van Sinne, die in 1562 verscheen te Andwerpen bij W. Silvius (W. van Haecht) onder den titel van Spelen van Sinne vol Schoone moralisacien, wtleggingen ende bediedenissen ghespeelt binnen de stad van Andtwerpen... d 3 Aug. 1561. Ongelukkig liet de beschrijving der praalwagens te wenschen over, terwijl de reeds genoemde brief van Richard Clough maar zeer enkele wenken bevatte. Men kon nu te Andwerpen aan de verschillende gezelschappen en maatschappijen de vrijheid laten hunne vertooningen zoo goed mogelijk naar den geest van den tijd in te richten. Zoo koos de Andwerpsche Kamer de Olijftak, voorgesteld door de Jonge Vlamingen, een praalwagen in den vorm van eene vergulde bark, vertoonende Albert Dürer spelevarende op de Schelde. De Kamer de Goudsbloem van Vilvoorde stelde op haar wagen: de beroemde Belgen vóór 1561, de Lischbloem van Mechelen plaatste er twee allegorische figuren op: Hoop en Liefde, naar haar devies. Hierbij voegde deze Kamer eene groep van jonge meisjes bloemen strooiende voor Hoop en Liefde, 't welk een allertreffendst tafereel aanbood. Telkens ging men met verrassende afwisseling voort. De vereeniging van Diamantwerkers, optredende voor de Kauwoerde van Herenthals, stelde op haar praalwagen Karel den Stoute een bezoek afleggende in het atelier van Lodewijk Berken, beroemd diamantslijper. De Lelietjens wt den Dale van Zout-Leeuw hadden eene minder gelukkige keus gedaan door een reusachtigen vergulden leeuw op een harer praalwagens te stellen. De Vurige Doorn uit 's-Hertogenbosch wilde de bekende geschiedenis van Maryken van Nijmegen - een half episch, half dramatisch mirakelspel van het begin der XVI eeuw - in tableaux vivants vertoonen. De voorstelling van Maryken onder de haag, bespied door Moenen (Daimoon), aardde te veel naar een tooneel uit de opéra comique. Moenen - de Satan in de gestalte van een burgerman - werd hier in het duivelspak van Mephisto gekleed, eene opvatting, die te wenschen overliet. De meeste pracht moest door de Kamers de Pioen van Mechelen en het Marienkranske van Brussel aan den dag gelegd worden. Reeksen van praalwagens trokken voorbij. Eene ongekende luisterrijke vertooning maakte de laatste Kamer met een zestal banierdragers in boterbloemkleurig satijn met groote wijduitgespreide vaandels van doorschijnende zijde, en met een aantal praalwagens vol allegorische figuren, terwijl de broeders van het Marienkranske in purperen satijnen mantels en met purperen satijnen hoeden eene flikkering van kleur en licht nalieten onder het voorbijtrekken. De optocht duurde twee uren, en besloeg eene uitgestrektheid van 3500 meters. De kosten van kostumen en praalwagens werden algemeen op twee millioen franken geschat. De verbaasde, dichtopeengepakte menigte deed telkens luide juichkreten hooren. Toch heerschte overal de voorbeeldigste orde. Nergens ontstond zeker brutaal gedrang, als elders dikwijls voorkomt. Een dergelijk prachtig schouwspel als het tegenwoordige Andwerpen in staat is aan te bieden, zal men in zeer weinig steden van Europa terugvinden. Daarenboven muntte alles uit door een cachet van artisticiteit, 't welk den vereenigden beeldenden kunstenaars der Scheldestad tot onsterfelijke eer strekt. |
|