Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2
(1892)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
Uit de studeercel der redactie.Onze tegenwoordige Minister van Oorlog heeft mij voorleden Woensdag een geheelen voormiddag gekost. Onder de pas bevorderde officieren bij onze infanterie behoort ook de eerste luitenant, Jhr. de Lassy van Oud-Leusden, die op betrekkelijk jongen leeftijd den kapiteinsrang verwierf. Ik heb het voorrecht hem soms te spreken gedurende het Beursuur in de Witte, en stel een zeker belang in zijn persoon, omdat hij tot de getrouwste bewonderaars van mijn intéressant nichtje Betsy Brandt behoort. Twee dagen na zijne bevordering bracht de post mij een mooi gesatineerd kaartje met de korte aankondiging: - Verloofd - Jhr. Victor de Lassy van Oud-Leusden - Kapitein der Infanterie - en - Betsy Brandt. Ik had het wel vermoed. Mijn nichtje is zoo buitengemeen lief en elegant, en de Lassy was zulk een trouw comparant bij de diners bij mevrouw Van Aldersee! Hij scheen meestal aangewezen, om naast Betsy aan tafel te zitten. Onder de gasten, die Betsy zelve in haar salon verzamelde, als zij haar jour hield, haar 5 o'clock tea, ontbrak hij nooit! En Betsy, die al zoovele pretendenten teleurstelde, scheen zijne eerbiedige oplettendheden met een gunstig oog te aanvaarden! Ik vind het heel gelukkig voor den nieuwen kapitein. Als hij nu den grooten schat, die hem ten deel valt, maar weet te waardeeren! O, als hij haar niet op de handen draagt, dan zal hij met mij hebben af te rekenen, al is hij tienmaal kapitein der infanterie. Alle deze overwegingen evenwel konden mij niet ontheffen van de verplichting de pas verloofde jongelieden te feliciteeren. De salons van neef Brandt waren Woensdagmorgen druk bezocht. Betsy was allerbekoorlijkst in haar zilvergrijs kleedje, zoo eenvoudig, zoo artistiek geknipt bij la bonne faiseuse! En de kapitein de Lassy scheen tien jaren jonger. Neef Brandt nam mijn gelukwensch met een bedenkelijk gezicht aan - hij moet nu op zijn ouden dag weer het leven van een jongmensch beginnen! Zijne eenige dochter, helaas! Hij trok mij naast zich in een leunstoel, en verdiepte zich in een gesprek over familiebelangen. De stroom der bezoekers dwong hem evenwel op te staan, en telkens nieuwe felicitaties te beantwoorden. Zoo voerde mij het toeval naar mijne achtenswaardige vriendin, mevrouw Van Aldersee. Deze had altijd de belangen van de Lassy zeer sterk verdedigd, zoodat zij buitengewoon opgewekt aan het algemeene gesprek deelnam! Wij beiden waren uitgenoodigd, om familiaar te blijven dineeren. Toen eindelijk de laatste bezoekers waren vertrokken, en neef Brandt voor korten tijd in de richting der Besognekamer verdwenen was, bleef ik met mevrouw Van Aldersee, met mijn knap nichtje en den nieuwen kapitein alleen. Er werd zeer veel over de plannen der jongelui gesproken - men zou Papa Brandt niet in het groote huis alleen laten! Er zou eene schikking gevonden worden! Mevrouw van Aldersee was zoo uitmuntend tevreden, dat zij twee groote glazen sherry dronk - en eindelijk in hare spraakzaamheid op haar lievelingsthema kwam - de litteratuur van den dag. - ‘We hebben nu een oogenblik den tijd, amice!’ - sprak ze zeer opge- | |
[pagina 110]
| |
wekt. - ‘Doe me nu eens een groot pleizier, en vertel me wat over den laatsten roman van Zola. Heb-je La DébâcleGa naar voetnoot1) al gelezen?’ - ‘Ik ben aan de laatste bladzijden, mevrouw!’ - ‘Dus heb je een hoofdindruk van dit boek?’ - ‘O, zeker! 't Is een kunstwerk van den eersten rang! Even humoristisch en meesterlijk als Le Ventre de Paris, even onderhoudend als Au bonheur des dames, even aangrijpend als Germinal, en daarenboven iets heel moois!’ - ‘Dat zei Victor mij gisteren ook, neef!’ - viel Betsy zeer deftig in. - ‘Ja, maar ik twijfel, of je toen wel lust hadt dit onderwerp met den noodigen ernst te behandelen!’ - merkte mevrouw Van Aldersee op. Betsy wierp zich met eene fiere beweging achteruit tegen den rug van haar leunstoel, en scheen plotseling te ontdekken, dat een plooi van haar mooi zilvergrijs kleedje niet symmetrisch genoeg naar beneden golfde. De kapitein de Lassy nam snel het woord: - ‘Als u belang stelt in La Débâcle, mevrouw! zal ik met plezier zeggen, wat wij militairen er van denken! Heeft u gelezen, wat er tot nog toe van verscheen?’ - ‘Neen! Ik houd er niet van - een roman in vervolgen te lezen. Het boek komt van daag of morgen uit Parijs - dan is het mijne beurt! Maar ik wil vooraf gaarne weten, wat men er van zegt!’ - ‘Velen van mijne kameraden stellen het levendigst belang in La Débâcle, wij spraken er dikwijls over aan onze officierstafel! Een van de onzen had zich op het weekblad: La Vie populaire geabonneerd - en zoo kwam het werk ook onder mijne oogen! Ik heb een buitengewoon respect voor den schrijver! Zulk eene schildering van den oorlog en wel van den Fransch-Duitschen oorlog van 1870 en 1871 is een reuzenwerk, waartoe eene ontzaglijke studie moest gemaakt worden. Velen van mijne kameraden hebben dezen oorlog moeten bestudeeren, enkelen hebben Sedan en Metz bezocht - maar allen getuigen uit één mond, dat een man van het vak niet beter op de hoogte der militaire gebeurtenissen van 1870 kan zijn dan Zola. De zonderlinge omzwervingen van een regiment infanterie, het 106de, van 6 Augustus tot 2 September 1870 - de wanhopige worsteling onder de muren van Sedan, de woedende aanval der Beiersche troepen op Bazeilles, de hartverscheurende tooneelen in de hulpambulance binnen Sedan, het zoeken naar dooden op het slagveld, de ontwapening van het Fransche leger, en voorloopige interneering der krijgsgevangenen op het schiereiland Iges in de Maas, het lijden der ongelukkige soldaten - wien spijs noch drank werd gegeven - dit alles is met ongeëvenaarde duidelijkheid, bewonderenswaardige wetenschap, en nooit genoeg te roemen macht van voorstelling en schildering ons te genieten gegeven! Zeldzaam las ik een boek, dat mij zoo boeide!’ Betsy glimlachte zeer tevreden, en vroeg snel: - ‘Ja, maar, Victor! Er zijn maar heel weinig militaire romans - en jij houdt immers niet veel van romans?’ - ‘Och, ik heb er geen tijd voor! Mijn tijd geef ik liever aan wetenschappelijke tijdschriften, die mijn vak behandelen! Maar La Débâcle is geen roman! | |
[pagina 111]
| |
Het boek is een brok gedramatiseerde geschiedenis. Zelfs geen historische roman. Buiten de oorlogsgebeurtenissen heeft de auteur ons weinig te vertellen. Een paar soldaten en een korporaal van het 106de regiment treden soms wat meer op den voorgrond. Maar alles is geschiedenis, alles observatie! De auteur heeft de marschen en contra-marschen der Fransche legers van Mulhouse tot Châlons, van Châlons tot Sedan met de uiterste scherpzinnigheid gevolgd. Hij heeft ieder plek bezocht, waar zijn regiment kampeerde - hij heeft niets vergeten! Zelfs de uiterst moeilijke, bijna onbereikbare opgaaf - een slag, die een geheelen dag duurt over de gansche uitgebreidheid der slaglinie met de kleuren der werkelijkheid voor onze fantazie te tooveren! - zelfs deze zwarigheid heeft hij opgelost! Het onafgebroken donderen der vuurmonden, de rauwe kreten, de commando's, de lucht van kruit, bloed, gezengd laken.... en nog zooveel meer, dat bij eene opeenhooping van menschen en paarden in onze neusgaten dringt - dit alles brengt het bewonderenswaardig talent van dezen schrijver zoo volkomen in onze fantazie over, alsof wij zelf den slag bijwoonden!’ - ‘En wat zegt, neef?’ vroeg Betsy. - ‘Ik verheug mij innig in het goede en veelbeteekenende oordeel van den kapitein - juist, omdat ik mij gaarne op eene militaire autoriteit zou willen beroepen. Het boek maakt op mij een zeer machtigen indruk! Vooral de militaire tooneelen! De aanval en de verdediging van Bazeilles zullen nimmer uit mijn geheugen gaan. Het tooneel van de worsteling in de bovenverdieping van het huis van Weiss, den contre-maitre in de groote lakenfabriek van Delaherche, is gadeloos mooi! Het infanteriegevecht, als het 106de in een veld met kool ligt uitgestrekt, het artilleriegevecht, als de Fransche reserve-batterijen de infanterie komen steunen, de charge der huzaren en chasseurs d'Afrique - het is alles verrukkelijk, tintelend van leven en waarheid!’ - ‘Ik vrees alleen maar, dat al die gevechten mij wat te sterk zullen aangrijpen!’ - viel mevrouw Van Aldersee in. - ‘Al die gewonden en al dat bloed....’ - ‘Ja, mevrouw! Er is een hoofdstuk, dat op ieder lezer of iedere lezeres, die zich in veel fantasie en in fijn gevoel verheugt, een schier niet uit te wisschen indruk van pijnlijken angst moet maken - ik bedoel het tooneel in de hulpambulance, als één chirurgijn-majoor met twee helpers telkens wagens vol zwaar gekwetsten ontvangt. Eene groote droogzaal uit de fabriek van Delaherche is voor de gekwetsten ingeruimd - de grond met stroo bedekt De chirurgijn-majoor moet in enkele uren ettelijke zware amputaties verrichten. De lucht van chloroform verraadt den treurigen arbeid, die hier gedaan wordt - een arbeid, die zelfs den reusachtigen militairen arts te zwaar valt U heeft misschien de militaire schilderijen van den Russischen schilder Wereschagin gezien - de gruwelen uit den laatsten Turksch-Russischen oorlog vertolkend. Sommige dier doeken waren bijna niet aan te zien - het gruwelijke en bloedige trad ons al te brutaal onder de oogen. Gelukkig is bij Zola den indruk der ambulance-schildering niet zóó pijnlijk. De ellenden van den oorlog kunnen beter verhaald, dan op het doek gebracht worden....’ - ‘Ja, maar ik ben toch lang niet gerust!’ - hernam mevrouw Van Alder- | |
[pagina 112]
| |
see. - ‘Ik begrijp wat Zola's “talent monstrueux”, om met Loti te spreken, van dit onderwerp maken kan - en ik huiver....’ De kapitein de Lassy antwoordde zeer ernstig: - ‘Voor mij was het tooneel in de ambulance buitengemeen belangrijk. Het mocht niet ontbreken. Wie den oorlog wil schilderen, moet ook de verschrikkelijke gevolgen van den oorlog aandurven. In La Débâcle wordt een streng gericht gehouden over de ellendige organisatie van het Fransche leger gedurende het keizerrijk. De sombere persoonlijkheid van Napoleon III treedt op in enkele tooneelen, die zijne volkomen machteloosheid, zijn diep tragischen ondergang, op aangrijpende wijze schilderen. Het Regentschap te Parijs - de brave keizerin Eugénie en de edele maarschalk Palikao - verbieden hem op Parijs te retireeren - het eenige verstandige plan, dat, na de groote nederlagen van Wörth, Spicheren, Gravelotte en Mars la Tour, aan het leger onder Mac-Mahon was voorgeschreven door de omstandigheden. Maar men wist te Parijs, dat zoo de overwonnen keizer zich daar kwam vertoonen, hem de kroon van het hoofd zou vallen. Om de dynastie te redden, moesten honderdduizenden Franschen geslacht worden - schoon ieder wist, dat het keizerrijk onherroepelijk verloren was!’ Betsy knikte haar kapitein vroolijk toe. - ‘Nu ik ben zeer nieuwsgierig naar La Débâcle!’ - riep zij uit. - ‘En ik durf wel met het vreeselijke van den oorlog kennis maken. Mij interesseert de oorlog. Daar ik de vrouw van een officier wordt, moet ik niet vervaard zijn voor een oorlog in een boek. Ik vergeet nooit den indruk, dien ik ontving bij de lezing van Victor Hugo's Misérables - toen ik aan het hoofdstuk van den slag bij Waterloo gekomen was. Ik begrijp, dat Zola eene geheel verschillende opvatting in de schildering van den slag bij Sedan heeft doen blijken. Maar de groote charge der kurassiers en dragonders, gestuit door de hollen weg op het plateau van Mont-Saint-Jean, staat mij met onuitwischbare helderheid voor den geest. Nog is er eene bladzijde uit Oorlog en Vrede van Tolstoi, die ik ook niet vergeten kan - de slag bij Borodino verhalend. Een regiment Russische infanterie ligt daar, evenals bij Zola, op den grond gedoken, onder bevel van den graaf Bolkonski, naast eene batterij, die het Fransche kanonvuur met onverzwakte snelheid beantwoordt....’ - ‘Ik maak je mijn compliment, Betsy!’ - viel ik snel in. - ‘Je geeft daar een alleruitstekendst thema voor eene studie van vergelijkende letterkundige geschiedenis. De slag van Waterloo is een meesterstuk van Victor Hugo, maar de verdienste schuilt hier in de dramatische en daardoor wat sterk geflatteerde voorstelling der historische feiten. De slag bij Borodino is evenzoo een meesterstuk van Tolstoi, die officier geweest is, en Sebastopol heeft helpen verdedigen. Zola's slag bij Sedan overtreft ze waarschijnlijk beiden in nauwkeurige studie der feiten, en in de onovertroffen volledigheid der détailschildering. Maar bij Victor Hugo is meer dichterlijk pathos, bij Tolstoi meer nationale geestdrift....’ De deur ging open. Neef Brandt kwam uit de Besognekamer terug. En eene bediende wenkte Betsy, que Mademoiselle était servie. |
|