Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2
(1892)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
In de Belgische Ardennen.
| |
[pagina 82]
| |
En wie heeft nu wel niet eens hooren gewagen van dat beroemde bergland, in de legenden der middeleeuwen vermeld als het oord, waar godvruchtige kluizenaars hunne laatste levensdagen kwamen doorbrengen of zendelingen de zaden der Christelijke beschaving uitstorten; het land, lang de geliefde schuilplaats van roovers en bandieten, later het tooneel van bloedige veldslagen, en waar ook het laatste bedrijf van het tweede Fransche Keizerrijk werd afgespeeld? Behalve de bont geschakeerde landschappen met hun heerlijke bergen en wouden, romantisch gelegen steden en dorpen, indrukwekkende rivieren, schilderachtige rotspartijen, poëtische valleien, bruisende stroompjes, boschrijke rivieroevers, uitgestrekte hoogvlakten met vergezichten als men ter nauwernood in het vlakke Holland aantreft, hoeveel leveren de Ardennen op, wat den toerist belangstelling kan inboezemen! Niet licht ten minste zal ik de dagen vergeten, in dat Hoogland doorgebracht. Ik heb het leeren waardeeren als een waar paradijs voor wie hunne vacantiedagen dienstbaar willen maken aan een verheffende rust, doch wier middelen en omstandigheden hun niet veroorloven haar op verren afstand, in Italië, Zwitserland of Tyrol te gaan genieten. Tot een korter of langer bezoek beveelt het zich, mijns inziens, bij uitstek aan, om de groote verscheidenheid van natuurschoon en de treffende herinneringen, die er zich aan zoo menig oord vastknoopen, doch tevens om de gemakkelijkheid waarmede men zich uit ons vaderland daarheen verplaatst en het betrekkelijk gering bedrag der verblijfkosten, die, met uitzondering natuurlijk van steden als Luik, Namen, Dinant en Spa, in den regel niet meer dan vijf franken beloopen, soms nog minder. En toch vindt men daarvoor goede voeding en ligging en een groote voorkomendheid bij de eigenaars der herbergen, waar men zijn intrek neemt. Munten deze ook niet alle door echt Hollandsche zindelijkheid uit, zij bieden toch een voegzaam onderkomen en, voorzoover men geen onbillijke eischen stelt in verhouding tot den prijs en indachtig is aan de spreuk: ‘alle waar naar haar geld’, moet men vaak erkennen uitnemende waar te hebben verkregen. Ik heb de Belgische Ardennen herhaaldelijk in alle richtingen doorkruist. Wat ik op mijne uitstapjes zag, hoorde, opmerkte en genoot, schetste ik voor het grootste gedeelte in een werkje, betiteld: In de Belgische Ardennen, dat het vorige jaar zijn derden druk mocht beleven, en voor het andere deel in de hoofdstukken Hoei, De Maasoever benoorden Hoei, Stroomopwaarts, De valleien van den Hoyoux en de Méhaigne, en Het Dal der Amblève, voorkomende in mijne: In de Luxemburgsche en de Belgische Ardennen (1887). In deze verschillende schetsen zijn de geheele Belgische Ardennen door mij uitvoerig beschreven, met ééne uitzondering nochtans, opzettelijk gemaakt. En wel ten opzichte van een drietal overbekende plaatsen, in de gewone reisboeken in bijzonderheden behandeld, en die ik dus veilig met stilzwijgen meende te kunnen voorbijgaan. Ik bedoel de steden Spa, Luik en Namen.
Wat heb ik het dan ook lief, dat Hoogland! Hoe gaarne keer ik er weder | |
[pagina 83]
| |
en met welk een gevoel van weemoed verlaat ik het steeds. Maar welk een genot is het tevens voor mij, mij in stille avonduren met de gedachten er heen te verplaatsen. Dan rijzen er weder voor mijn geest de tooneelen, die een romantische vloed aanbood, wanneer ik van den top van een rotsachtig, dreigend over het water neêrhangend of loodrecht daarin nederdalend voorgebergte den blik over hem liet waren. Of wanneer ik de op elkander gestapelde, als door een reuzenvuist neêrgesmakte, aschgrauwe rotsgevaarten aanstaarde, aan wier voet de verbolgen stroom voortrende, schuimend en verschillende watervalletjes vormende over en langs de granietblokken, die den bodem plaveiden en hem den weg schenen te willen versperren. Of wel doorkruis ik op nieuw in den geest de vlakten, die hier onvruchtbaar, ginds met bloemen en groen weelderig getooid, de rivieroevers bezoomen. Of ik dring in mijn verbeelding de eeuwenheugende bosschen weder binnen, wier rijk geschakeerd loof als een onmetelijk zonnescherm zich over mijn hoofd uitstrekte: majestueuze tempels, waar reeds de Druïden hun goden kwamen raadplegen en offers plengen, en waar nog op den huidigen dag, onder mos en slingerplanten bedolven, de overblijfselen gevonden worden van de kluizen, door Christen-predikers eens bewoond. Of ook zie ik mij weder de steile paden beklimmen, die naar een bergtop geleiden, waar de met ruige heesters begroeide bouwvallen van een middeleeuwschen burcht verrijzen of een heerlijk panorama zich voor den verrukten blik ontplooit. Maar bovenal herinner ik mij dan met genot de oogenblikken, gesleten op de plekken, waar men nog niet gestoord wordt door het geratel van een voorbijsnellend rijtuig of het schelletje van een tweewieler of het gegil van het snuivende stoompaard, dat reeds van verre zijn nadering aankondigt. Waar de met dicht loof bekranste heuvels, landwaarts inspringend, kleine, liefelijke, rijk beschaduwde kreken vormen, en het gegons der onder het gras verscholen insecten of op de bloemenhonig azende bijen, het geklapwiek der in het kreupelhout fladderende vogels, het bekoorlijk gemurmel der van de hoogte afdalende beekjes en het lied der gevederde zangers samenstemden tot een betooverend akkoord. Op zulke plekken - hoevele zijn er niet in de Ardennen! - moet wel de storm, die het hart van het arme menschenkind doorwoelt, bedaren; zwijgen de stem van den hartstocht; vrede en kalmte nederdalen in het gemoed van wie leeft midden in den strijd op kerkelijk en staatkundig gebied, noode berust in de prozaïsche beslommeringen en den sleur van het dagelijksche bedrijf of gebukt gaat onder zorgen en beproevingen des levens. Want daar wordt onwillekeurig de ziel ontvoerd aan den kring van het alledaagsche, het aardsche, het vergankelijke en slaat zij de vleugelen uit om zich in de reine sferen van het onzienlijke te verheffen. Daar overweldigt de natuur u door de onwederstaanbare almacht harer bekoorlijkheden en blijkt de welsprekendste taal onmachtig om de heerlijke symphonie terug te geven, die hemel en aarde elkander toezingen. Slechts een kreet van bewondering kan er aan het volle gemoed ontwellen. | |
[pagina 84]
| |
Is het dan wonder dat ik volgaarne de uitnoodiging der redactie van dit tijdschrift aannam om bij de, naar de natuur genomen schetsen van den Heer Wijsmuller den tekst te leveren? Met welk eene ingenomenheid heb ik ze aanschouwd en heraanschouwd, niet alleen om het talent, waarmede zij zijn uitgevoerd, maar ook om de herinneringen, die zij bij mij opwekten. Tegenwoordig wedijveren de besturen der spoorwegmaatschappijen om degenen, die over eenigen tijd en eenig geld - hoe weinig ook - te beschikken hebben, door het aanbieden van goedkoope reisaangelegenheden aan te moedigen het buitenland te bezoeken. Zoo kan men in betrekkelijk korten tijd, een uur vier, vijf, van Amsterdam zich te Luik bevinden om vandaar zijn uitstapjes in de Ardennen te ondernemen. Groot is dan ook het aantal landgenooten, die jaarlijks in de Belgische of de Luxemburgsche Ardennen hun geest komen verfrisschen, de spieren stalen, de longen met zuivere lucht vullen en zich genotvol ontspannen van den dagelijkschen arbeid, lezende in het boek der schepping, het groote, heerlijke boek, dat steeds verheft en veredelt. Doch er zijn er ook, die alleen kunnen reizen in het hoekje van den haard. Voor de zoodanige bestem ik in de eerste plaats de volgende schetsen, wier kader zich beperken moet tot de illustratiën. Zij kunnen hem de gelegenheid verschaffen een kijkje in de Ardennen te nemen en zich een denkbeeld te vormen van het vele schoone en merkwaardige, dat dit Hoogland oplevert. En zouden wij ons voorts niet mogen vleien met de hoop, dat zij ook dengenen, die de plaatsen, welke wij in gedachten gaan bezoeken, reeds leerden kennen, eene niet onwelkome herinnering zullen aanbieden aan vroegere heerlijke dagen? Mochten zij sommige lezers opwekken eenige dagen in den aanstaanden zomer af te zonderen om in werkelijkheid het uitstapje te ondernemen, waarop ik hen verzoek thans in gedachten den Heer Wijsmuller en mij te vergezellen, dan zullen dezen - ik ben er zeker van - ons daarvoor later dankbaar zijn. | |
II.Wij verplaatsen ons dan maar dadelijk naar Dinant. Niet van voorbijgaanden aard is de indruk, door deze stad gemaakt op wie haar voor de eerste maal bezoeken. Nadert gij haar met de stoomboot, die in drie uren tijds van Namen u er heen brengt, langs de schilderachtige, hier en daar door trotsche bouwvallen gekromde heuvelrijen, welke de rivier bezoomen; of ziet gij haar van den ijzeren weg, die laatstgenoemde stad aan de Fransche grensvesting Givet verbindt, voor u opdoemen; of aanschouwt gij haar, komende van Rochefort, langs de over het gebergte aangelegde heirbaan, bij den Rocher-Bayard vlak voor u in de bocht, welke de rivier daar ter plaatse beschrijft, - altijd treft u door zijn verheven stoutheid het panorama, dat zij met hare omlijsting vormt. Dit kan gerust om den voorrang wedijveren met de prachtigste natuurtafereelen, die de oevers van Rijn of Moezel opleveren. Stel u eenige aschgrauwe rotsgevaarten voor, waarvan er een in de grilligste | |
[pagina 85]
| |
Dinant.
| |
[pagina 86]
| |
vormen, niet meer afgerond en zacht hellende, doch als doorgesneden, bijna loodrecht zich hemelwaarts verheft, de top bekranst door de rechthoekige muren van een inwendig gesloopte en in een lustoord met een museum van oudheden, herschapen citadel. Aan den voet van dien steenen kolos, de stad zich ternauwernood afteekenend tegen den donkeren achtergrond, waartegen zij zich schijnt aan te klemmen en zich spiegelende in de doorschijnende wateren der rivier: niet veel meer dan een, tusschen den steilen berg en den stroom inééngedrongen, saâmgeperste lange dubbele rij huizen, waarop eenige enge zijstraten uitkomen. Tot middelpunt eene gothische kerk met leien dak en spitstoeloopenden, knolvormigen toren, halverwege de rots reikende. Boven de huizen, tuinen, als op de daken hangende bloemhoven, amphitheatersgewijze uitgestrekt tegen de minder steile wanden van graniet, waarin trappen werden uitgehouwen met leuningen en zitbanken, en die op sommige punten met een weelderigen plantengroei zich hebben getooid en een heerlijk vergezicht over den omtrek aanbieden. Aan de overzijde, door een ijzeren brug van vijf bogen aan Dinant verbonden, de voorstad St. Medard, het station en het fraaie Hôtel des Postes met zijn op de rivier uitkomend balkon en zijn spitstoeloopend bevallig hoektorentje. En voorts tegen de helling der bergen het bisschoppelijk college, een koudwater-inrichting, benevens een paar hotels van minderen rang en een groote verscheidenheid van paviljoenen, villa's, landhuizen en arbeiderswoningen, scherp uitkomende tegen den groenen achtergrond of het blauwe hemelgewelf. In de verte, op denzelfden oever naar den kant van Namen, de stad Bouvignes met de haar bestrijkende ruïnen van het slot Crèvecoeur: Dinant's voormalige mededingster op het gebied der industrie, - de vervaardiging van geelgieters- of koperslagerswaren, bekend onder den naam van Dinanderies, - maar ook in macht en invloed, vaak haar fel verbitterde vijandin. In de tegenovergestelde richting: de beide oevers, die elkander door eene kromming van den stroom schijnen te naderen en dezen vervormen tot éen groot meer, omkranst door groene heuvels of met somber gewas bekleede rotsen, aan wier voet zich eene schier onafgebroken reeks van woningen uitstrekt. Ziehier het panorama, waarvan Dinant met haar 7000 inwoners het middelpunt vormt. Veel van haar tegenwoordige welvaart dankt zij aan den handel in zoogenaamde Coukes, een soort honigkoeken, waarvan jaarlijks 500 000 stuks, te zamen wegende 18000 kilo's, vertegenwoordigende een waarde van 225.000 franken, uitgevoerd worden. Lakenfabrieken, leerlooierijen, zeepziederijen, papierfabrieken, steenzagerijen, vooral bierbrouwerijen bloeien er zeer. Het Dinanteesche bier wordt overal in de omtrek gedronken en geniet een welverdienden roep. Tengevolge der verwoestingen, herhaaldelijk door den demon des krijgs aangericht, moesten wel de oude gebouwen verdwijnen. Enkele ervan zijn nochtans aan den dreigenden ondergang ontkomen. De Lieve-Vrouwekerk, die aan den voet der citadel zich verheft, zoodat men, op een afstand geplaatst, zou meenen vandaar bijna met de hand haar spits te kunnen | |
[pagina 87]
| |
aanvatten, is het voornaamste. De stijl, waarin zij gebouwd is, herinnert aan het schoonste tijdvak der dertiende eeuw. Aan de beide hoofdingangen en in de doopkapel ontwaart men de overblijfselen van de oorspronkelijke, de Romaansche kerk. De toren is van veel jeugdiger dagteekening, uit de 17de eeuw. Het inwendige is zuiver van lijnen. Het treft u door zijn majestueuzen eenvoud en is versierd met beelden en schilderstukken, waaronder een van P. Wierts, die te Dinant het levenslicht aanschouwde en tot wiens eer men op een der tegenoverliggende bergen een reusachtig, indrukwekkend monument wil oprichten, voorstellende de zegepraal van het Licht over de Duisternis. Het model in gips bevindt zich op de binnenplaats van het stadhuis. Dicht bij de kerk ziet men een woning uit de 16de eeuw. In eene der zalen van het stadhuis kan men een aantal stukken van Wiertz beschouwen, die ons veroorloven den kunstenaar in zijn schitterende loopbaan op den voet te volgen, van zijn veertiende jaar af tot dicht bij zijn dood, en alzoo over een tijdvak van veertig jaren. Ook de heer Disières, de sympathieke eigenaar van het zeer aanbevelenswaardig, schuins tegenover het Hôtel des Postes gelegen hotel La Tête d'or, dat verleden jaar afbrandde maar uit zijn asch schitterend verrees, laat zijn bezoekers gaarne een kleine collectie stukken van den grooten meester, die tot zijne bloedverwanten behoorde, bezichtigen.
Uitnemend leent Dinant zich verder door zijne ligging om tot middelpunt te dienen voor tal van uitstapjes in den omtrek. Voor wie de beide genoemde hotels te duur zijn, bestaat gelegenheid in hotels van minderen rang hun intrek te nemen, waar de pensionsprijs de 5 franken niet te boven gaat. Of wel hij kan zijn verblijf vestigen te Anseremmes, het op kleinen afstand gelegen dorp, waar verschillende herbergen worden aangetroffen, die een behoorlijk onderkomen verschaffen. In een half uur hoogstens wandelt men van de Onze Lieve-Vrouwekerk naar genoemd dorp, als men geen gebruik wil maken van den omnibus, die van het station daarheen eenige malen daags rijdt. Bij het verlaten der stad, daar waar de straatweg zich eenigszins kromt, ziet men eensklaps een ontzaggelijke, vooruitspringende piramide van graniet verrijzen, die in tweëen gespleten, een soort bergpas vormt. Tusschen deze door loopt de heirbaan naar Givet. Lodewijk XIV verbreedde de kloof om den weg er overheen te leggen. Zij draagt den naam van Roche-à-Bayard of Rocher-Bayard en laat voor een rijtuig juist genoeg ruimte over tusschen de rots en de naald, die er van losgescheurd schijnt. Vaak zag zij groote legerscharen voorbijtrekken, het laatst de troepen van Grouchy op hun terugtocht naar Frankrijk na den slag van Waterloo. De spitstoeloopend piramide heeft een hoogte van 40 meters. Een mythologische reus schijnt met bijlslagen de puntige wanden te hebben afgehakt. Thans staat zij geheel op zich zelve. Maar vroeger was zij klaarblijkelijk verbonden aan de rotsmassa, die zich tegen den naburigen berg verheft. De windwijzer, welke | |
[pagina 88]
| |
De Roche-à-Bayard.
| |
[pagina 89]
| |
haar bekroont, is er in 1844 opgesteld ter eere van Koning Leopold I, die Dinant doortrok om zich langs den kort te voren aangelegden straatweg naar zijn kasteel van Ardenne te begeven. De naam van Bayard, aan de naald sinds onheugelijke jaren geschonken, is afkomstig van het beroemd ros der vier Heemskinderen en staaft de populariteit hunner legende in deze streek. In hun strijd werden zij geholpen door hun, met schier menschelijk verstand begaafd tooverpaard Beyaert of Bayard. Dat dier, sterker dan tien andere paarden en vlug als een zwaluw, torste de vier broeders op zijn rug, toen zij bij hun omzwervingen zoo verarmd waren, dat zij hun overige paarden moesten opeten om niet den hongerdood te sterven. Het wist hen meer dan eens aan de nijpendste gevaren te doen ontkomen. Zoo zou het beroemde ros met zijn kostbaren last beladen, in de nabijheid van Dinant aan den oever der Maas gekomen, bij Poilvache de rivier zijn overgezwommen, terwijl het leger van Karel de Groote de helden op de hielen zat. Een andere maal zou het, over den bergrug aan de andere zijde van Dinant, den stroom genaderd zijn en met een stouten sprong den anderen zoom bereikt hebben, en eer het den sprong ondernam, door een krachtigen slag met zijn hoef de rots hebben doen splijten, tengevolge waarvan de scheur in de rotsmassa is veroorzaakt, welke men u als de naald van Bayard aanwijst. Schilders en photografen hebben honderden malen het panorama van Dinant, zooals men dat aan den voet van de Roche-Bayard aanschouwt, teruggegeven. Verrukkelijk is dan ook van hier het gezicht op de stad. Watervalletje bij Dinant.
Die reus van steen is de eereboog der Dinanteezen. Bij openbare feesten versieren zij hem met festoenen en vlaggen en weten zelfs van zijn top de Belgische driekleur te doen wimpelen. De CopèresGa naar voetnoot1) zijn zoo trotsch op hun zuil van graniet als de Brusselaren op hun Colonne du congrès. Even voorbij de rots duidt een wegwijzer u aan, dat aan uw linkerhand de straatweg naar Ardenne en Rochefort be- | |
[pagina 90]
| |
gint en ziet gij den zoom en het woud Froidveau. Dit is de geliefde wandeling der Dinanteezen. De wilde roos en de kamperfoelie vervullen de lucht des zomers met de heerlijkste geuren. Volgt men dan verder den straatweg naar Givet, dan wordt het oor voortdurend getroffen door het geluid van bruisend naar beneden glijdende watervalletjes en het gekras van duizenden kraaien, die de toppen der rotsen aan de overzijde soms omwolken. Eerst gaat gij dan een lange rij huizen voorbij, die zich aan de voet van den granietrand uitstrekken en een voortzetting der stad schijnen. Zij dragen den naam van Les Rivages. Straks zijn het nog slechts maar enkele op zich zelve staande woningen, die zich vertoonen. Aan den ingang van een smal pad, dat in schuinsche richting naar den top der bergen en vandaar in het hart der vallei van de Lesse geleidt, eenigszins op den achtergrond, valt uw oog op eene kleine, onaanzienlijke woning, die tot opschrift draagt: Au repos des artistes, en waar vroeger de Belgische landschapschilders hunne tenten opsloegen en als in een karavanzera la Bohème artistique zich vereenigde. Anseremmes-lez-Dinant of Anseremmes-les-Bains bekleedt dan ook een belangrijke plaats in de geschiedenis der Belgische schilderkunst. Het uithangbord, de deuren, de ramen en de luiken, alles is in dit huis, thans tot pension ingericht, beschilderd. Geen kunstenaar, die er vertoefde of hij liet den eigenaars een proeve van zijn talent achter. In de gezelschapskamer ontmoet men enkele fraaie stukken. Op vijf minuten afstand van Le Repos des artistes, eenige schreden voorbij het heerlijk gelegen Pension Beau-Séjour met zijn terrassen, komt men aan de kom vanGezicht op de Maas bij Anseremmes.
het welvarende dorp Anseremmes, waar de Maasoevers vele fraaie gezichten aanbieden. | |
III.Onder de brug, Le Pont St. Jean nabij het dorp, vermengt de rivier de Lesse, die wij zoo even noemden, hare wateren met die der Maas. Een der onvergetelijkste tochten, die men in den omtrek van Dinant kan maken, is in de vallei dezer rivier, welke een diepte heeft van een halven meter tot twee meters en een gemiddelde breedte van twintig meters. Zij ontspringt te Ochamp in de Belgische provincie Luxemburg en stort zich te Belvaux in een afgrond, aan den voet van den rotsachtigen berg, waaronder de beroemde grotten van Han zich uitstrekken. Bij Eprave, niet ver van het | |
[pagina 91]
| |
punt, waar zij weder uit de diepte opdoemt, neemt zij de Lomme in zich op, stuwt hare snelvlietende, doorschijnende wateren langs den voet der koninklijke kasteelen Ciergnon en Ardenne, om ze bij Anseremmes met die der Maas te vermengen. Heeft het verheven natuurschoon, waarop de vallei mag bogen en dat haar den naam van Petite Suisse deed verwerven, haar een groote vermaardheid geschonken, haar roem is niet weinig verhoogd door de belangrijke onderzoekingen en ontginningen der prehistorische grotten, welke men in de rotsen aan hare oevers aantrof. De daar gevonden voorwerpen deden een verrassend licht opgaan over eene tot dusver onbekende wereld, over de zeden en gebruiken van de menschen, die deze oorden bewoonden in de overoude tijden, waaromtrent de geschiedenis de heugenis niet bewaart. Zij zijn thans verzameld in het Museum van oudheden te Brussel. De geheele vallei te voet te doorkruisen, is een voorrecht slechts weggelegd voor ervaren en beproefde toeristen. Doch de voornaamste punten kan men uit Dinant gemakkelijk gaan bezoeken. Geen rivier in het Belgische Hoogland is zoo rijk aan schoonheden als de Lesse. Wie eenmaal daarmee kennis maakt, vergeet niet licht La Roche-à-Mouzon, Le Château de Pont-à-Lesse, de naald te Chaleux, de woeste rotsblokken, waartegen de wilde wijngaard en kamperfoelie, de convolvulus, de wilde roos en andere slingerplanten opklimmen en in wier spleten het houtgewas zich wortelde, de grotten van Han, noch het zoo fraai, op een voetstuk van graniet prijkende slot Walzin. Bij den Pont des Artistes, aan den ingang of liever uitgang der vallei verraadt een onophoudelijk getik, geklop, geratel de nabijheid eener fabriek. En inderdaad, spoedig ziet men tusschen de twee rotsketenen, door de rivier omlijst, een uitgestrekte ijzergieterij verrijzen. Deze geeft leven en beweging aan het anders wel wat sombere tooneel. Vanhier volgt men een goed eind, langs een breed pad, den vloed in zijne veelvuldige kronkelingen. Men kan evenwel den tocht bekorten door het schiereiland, hetwelk de stroom vormt, dwars over te steken en hem op sommige plekken te doorwaden, of, waar dit moeilijk gaat, in een schuitje zich naar den anderen oever te laten overzetten. Doch men kan evenzeer eensklaps in het hart der vallei, in het verhevenste en schilderachtigst deel, nabij het kasteel Walzin, zich verplaatsen, door bij achter ‘Le Repos des Artistes’ het bergpad in te slaan, dat u over de heuveltoppen daarheen geleidt. Ook van Dinant, langs den straatweg naar Furfooz, bestaat gelegenheid zich per as derwaarts te begeven. En velen schenken aan dit middel van vervoer de voorkeur, al zijn zij gedwongen met rijtuig en paarden op de daarvoor aangewezen punten, de rivier te doorwaden. Dit levert evenwel bij eenigszins hoogen waterstand nog al bezwaren op. Bij genoemd kasteel is de rivier het breedste. Het slot bekroont den steilen, tachtig meter hoogen rotswand, waaraan de stroom niet ophoudt te knagen. Op zich zelf bezit het weinig merkwaardigs. Maar zijn romantische ligging, het heerlijk vergezicht, dat men vandaar over de vallei heeft, maken het een bezoek overwaard. Wanneer de eigenaar, de bankier Brugman van Brussel, het bewoont, is het evenwel niet te bezichtigen. In zijne tegenwoor- | |
[pagina 92]
| |
De Lesse tusschen Walzin en Dinant.
| |
[pagina 93]
| |
dige gedaante dagteekent het uit de 16de eeuw. Het was in de 13de eeuw gesticht. In 1554 door de Fransche troepen veroverd en verwoest, werd het in 1881 herbouwd. Een uitgestrekt park grenst er aan. | |
IV.Even voorbij de Roche-à-Bayard, bij den ingang van het bosch van Froidveau (veau, een verbastering van het Nederlandsche woud), begint de heirbaan, welke den toerist, die de tocht per as aflegt, over het gebergte in een goede vier uur te Rochefort brengt. Onder de uitgezochtste plekjes, die in de Ardennen zich tot een eenigszins langdurig verblijf aanbevelen, behoort ook dit plaatsje, dat met Dinant en Laroche wedijvert om de gunst van het reizend publiek. Men kan zich ook daarheen begeven over Namen en dan aan het station van de lijn Namen - Luxemburg, Jemelle overstappen, om na een tiental minuten langs den zijtak, die eens vandaar tot Dinant zal worden doorgetrokken doch thans slechts halverwege gereed is, door het liefelijk dal der Lomme zijn bestemming te bereiken. Veel aanbevelenswaardiger is echter de weg over het gebergte. Geen oogenblik verveelt hij. Daarvoor biedt hij te veel schoonheden aan met de dorpen, kasteelen en dichte bosschen, die men nu eens stijgende dan weder dalende voorbijrijdt, terwijl hier en daar de schoonste vergezichten zich ontplooien voor het oog, en elders weer de Lesse op eenigen afstand als een zilveren streep in de diepte schittert. Hij loopt eerst langzaam rijzend over een uitgestrektheid van drie kilometers, midden door het Froidveau. Allengs verdwijnt het opgaand geboomte en aanschouwt men aan weêrskanten een rotswand. Na geruimen tijd stapvoets gereden te hebben, bereikt men de bergvlakte, vanwaar men in alle richtingen een ruim uitzicht heeft. Men bevindt zich daar op een hoogte van 300 meters. Zoo nadert men het dorp Boisselles en kan men van verre een blik werpen op de tinnen van het middeleeuwsch kasteel Vève-Celles, dat een bezoek overwaard is en bij het dorp Celles met zijn Romaansch kerkje, in het voorbijgaan een groet brengen aan de schim van den, niet ver van daar in het klooster der Zusters van den H. Vincentius di Paulo begraven St. Hadelijn, die in dit gedeelte der Ardennen het Christendom heeft gepredikt. Bij Celles begint de afdaling. Op eenigen afstand aanschouwt men het kasteel van Ardenne of Hardenne, door Koning Leopold I gesticht en het geliefde zomerverblijf van Leopold II. Hier zwenkt de straatweg rechtsaf, om dan verder langzaam rijzende door schoone, dichte bosschen te loopen. Voorbij een tweetal uitgestrekte landhoeven of boerderijen, die tot de Koninklijke domeinen behooren en voortreffelijk onderhouden worden en verder midden door het dorp Sensinne, waar men een oogenblik pleistert, rijdt men naar het gehucht Ciergnon en dan dwars door het park en de tuinen van het kasteel van dien naam. Dit verheft zich op een kleine hoogte, aan wier voet groene, door de Lesse gekuste weiden zich uitstrekken en bestrijkt de geheele | |
[pagina 94]
| |
streek. Het uitzicht is van daar verrukkelijk en loont rijkelijk een bezoek. Men kan er de kronkelingen der Lesse over een groote oppervlakte volgen, terwijl zij nu eens een grazige weide besproeit, dan weder den voet lekt van groene berggevaarten, altoos, wanneer daarop de vriendelijke zonnestralen spelen, in haar zachtkabbelende golfjes de zeer schilderachtige oevers weerkaatsende. Ciergnon wordt dan ook uit Rochefort, zoowel als uit Dinant druk bezocht. Even voorbij het kasteel splitst zich de weg in tweëen. Rechts voert hij onmiddellijk naar de grotten van Han. Links slaat hij af naar Rochefort, verlaat eerst den oever der Lesse, betreedt dan een zwaar bosch en nadert aldus de rivier de Lomme, en bereikt de stad aan de noordzijde, aan het kruispunt der straatwegen van Ciney en Dinant. Rochefort.
In de beide voornaamste hotels, dat van Biron en dat van l'Etoile van wijlen Veuve Wilmotte, vindt men een uitnemend verblijf. Rochefort is een allervriendelijkst stadje met 2800 inwoners. Ongeveer driehonderd huizen, waaronder nog enkele van hout, die ééne lange onregelmatige, voor een deel steeds rijzende straat vormen, en een paar zijstraten op het marktplein uitkomend, tusschen welke een bevallig Square, le Grand Jardin genaamd, zich uitstrekt; een zeer schoon stadhuis met hooge stoep in den stijl der 15de eeuw; een onlangs gebouwde, echter allesbehalve fraaie kerk, in Romaanschen trant maar voorzien van een voorportaal met Grieksche kolommen, en die eenige belangrijke schilderijen en goed uitgevoerde beelden bezit; lachende tuinen; flinke schoolgebouwen; een oud Karmelieten-klooster, thans het eigendom van den heer Collignon, in welks uitgestrekt park zich de bekende grotten van Rochefort bevinden, die minder beroemd zijn, doch mijns inziens, met voorbehoud alleen van den onvergelijken tooverachtigen uitgang, op even- | |
[pagina 95]
| |
veel schoonheden kunnen bogen als die van Han; de pittoreske ruïnen, die de geheele streek bestrijken, tot middelpunt, en dit alles omgeven door een gordel van groene bergen, hier en daar met een vriendelijke landhoeve of een modern kasteel bekranst - ziedaar bij vogelvlucht genomen, een schets van het plaatsje. Het strekt zich tusschen de Lomme en de Lesse uit op een soort van rotsachtig voorgebergte, door een bocht van eerstgenoemde rivier ingesloten en maakt bij een eerste ontmoeting een alleraangenaamsten indruk. Het verheugt zich dan ook in een druk bezoek, hoofdzakelijk ook te danken aan zijne schoone omstreken en gezonde lucht. Jagers in het bijzonder zullen er met groot genoegen vertoeven. Het jachtveld is goed voorzien. In 't najaar kunnen zij van den houtvester een uitnoodiging ontvangen tot deelneming aan een jacht op de wilde zwijnen, die er in de buurt rondzwerven en heel wat schade aanrichten. Ook de liefhebbers van visschen vinden er ruimschoots gelegenheid om zich aan hun geliefde uitspanning over te geven. Liefelijk en vol afwisseling zijn de wandelingen, die men in den naasten omtrek der stad vindt. Zij zijn niet vermoeiend, en overal baadt men zich in een schat van natuurschoon en heeft men de heerlijkste vergezichten. Evenals alle kalkachtige streken biedt Rocheforts omtrek eene rijke verscheidenheid van grillige rotsvormen, diepe kloven en heuvelen, rijk belommerd door de bosschen, die zich daarop amphitheatersgewijze groepeeren. Bij elken voetstap, welken men er zet, verkwikt zich het oog aan vriendelijke landgezichten, en in voor- en najaar aan treffende kleurschakeeringen. Voeg daarbij dat de Lomme en de Lesse, die de streek doorsnijden, een viertal beken, de Wamer, de Dewoin, de Biron en de Ave in haren schoot opnemen; dat men overal schaduwrijke plekjes vindt en hier en daar een ondankbaren bodem in vruchtbaar bouwland heeft herschapen, dan begrijpt men dat de toerist als van zelf uitgelokt wordt om de stad te verlaten, de valleiën te doorkruisen, de heuvels te bestijgen of de riviertjes in hun kronkelenden loop te volgen. En wat het genot dier wandelingen verhoogt, is, dat men nergens op bordjes stoot, die het: ‘Verboden toegang’ sarrend toeroepen en u dwingen op uwe schreden terug te keeren. In elke richting kan men zich vrijelijk bewegen. Ook behoeft men niet bang te zijn voor verdwalen. Overal vindt men voetpaden, nu eens dalend dan weder rijzend, waardoor de groote wegen met elkander verbonden zijn en die allen op de stad uitloopen. | |
V.Om van Rochefort zijn reis naar Laroche voort te zetten, neemt men te Jemelle plaats op den trein van Luxemburg - Namen naar Brussel en stapt aan het eerstvolgende station Marloie af, om dan over te gaan op de Ourthebaan, die zich van daar tot Luik uitstrekt. Aan het tweede station Melreux, dat men in weinige minuten bereikt, staat de stoomtram gereed, om u in een anderhalf uur door het heerlijke dal der midden-Ourthe naar uwe bestemmingplaats over te brengen. | |
[pagina 96]
| |
Van de rivieren, die de Belgische Ardennen doorsnijden, is, natuurlijk met uitzondering van Maas en Sambre, de Ourthe ten onzent het meeste bekend. Buiten kijf dankt zij dit voorrecht hieraan, dat zich aan hare zoomen verschillende dorpen en stedekes uitstrekken, waar tal van landgenooten jaarlijks een door hen zeer gewaardeerd zomerverblijf vinden. Wij noemen slechts Tilff, Esneux, de beide Comblains, Bomal, Houffalize, maar bovenal Laroche. Immers dit laatste geniet sinds eenigen tijd ten onzent een welverdiende vermaardheid. Op dit stadje, sedert decenniën druk bezocht door Belgische en Engelsche familiën, werd in de laatste jaren en in steeds klimmende mate de aandacht gevestigd van Nederlandsche toeristen. Zoo ziet het tegenwoordig, in de vacantiedagen vooral, koloniën Hollanders binnen zijne muren: professoren, onderwijzers, predikanten, advocaten, ambtenaren met hun gezinnen, die naar geest en lichaam zich komen verfrisschen in de heerlijke natuur en voor betrekkelijk weinig geld - de pensionsprijzen in de verschillende hôtels bedragen van vier tot vijf franken - en hoort men nagenoeg overal het Hollandsch aan de open tafels spreken, doch ook op de geïmproviseerde dans- en muziekpartijen en gezellige samenkomsten. En die onderscheiding verdient het plaatsje. Het is het middelpunt van een prachtig landschap, dat zich onuitwischbaar in het geheugen prent. Op een hoogte van 200 meters gelegen, trekt Laroche evenwel niet reeds van verre een blik tot zich. 't Is omdat het zich als verschuilt in een dal, langs de zoomen van het rotsachtige schiereiland, gevormd door de sterk kronkelende bochten der Ourthe, wier boorden aan den anderen kant worden omlijst door bergen, met zwaar hout bekranst. Van hun toppen loopen flinke breede heirbanen naar het stadje samen. Het is dan ook het kruispunt,Gezicht van de bergvlakte, in de buurt van Laroche.
waarop een vijftal dalen uitkomen, die het gebergte doorgroeven, en uit welke een stroompje of beek zich naar de rivier spoedt. Laroche gelijkt dus het middelpunt van een cirkel met vele stralen. Een bergpas, een in het voorgebergte gehouwen kloof, verleent derwaarts aan de zijde van Melreux den toegang. Nauwelijks is men deze doorgetrokken of een door den tijd zwart geblakerde steenmassa, hier en daar met klimop begroeid, neemt aanstonds uwe aandacht geheel in beslag. Het zijn de bouwvallen van een middeleeuwschen burcht: zware torens, gekanteelde muren, puinhoopen, bochten en trappen, die noch wat hunne schilderachtige ligging noch wat hunne uitgestrektheid betreft, voor de meest geprezene ruïnen aan de Rijnoevers behoeven te wijken. Krachtig teekenen zij | |
[pagina 97]
| |
zich af, tegen de heldergroene bosschen, welke de naburige, meer dan honderd vijftig meters hoogere bergen bedekken: de overblijfselen van de Oude Silvae Arduennae, waar ten tijde van Caesar verschillend dappere volksstammen woonden, niet dan met ontzaggelijke moeite door de Romeinsche legerscharen ten onder gebracht. Van de stad zelve bemerkt gij aanvankelijk niet veel anders dan de zonderlinge spits van een kerktoren en het bovenste gedeelte van het dak, waarop deze zich verheft. Dit alles komt echter slechts weinig uit tegen den middeleeuwschen bouwval. Doch spoedig, bij nauwkeuriger beschouwing, overziet gij het geheele tafereel, waarover het kasteel zijne sombere, zware schaduwen werpt en dat vooral dengeen, die liet voor de eerste maal aanblikt, diep moet treffen. Die oude ruïne, als middelpunt met de, aan haar voet in een schilderachtige wanorde opeengestapelde en zich als verdringende huizen en de haar als een reusachtige slang omkronkelende rivier; de krans van, met dichte bosschen begroeide, door aschgrauwe rotsen afgewisselde bergen, die beiden omgeeft; de vriendelijke groene dalen en de met vruchtbaar bouwland of lachende, terrasvormig aangelegde tuinen, bedekte hellingen, waarop hier en daar een modern landhuis of kasteeltje, uit rooden baksteen opgetrokken, zich verheft, - dit alles vormt een bewonderenswaardig en onbeschrijfelijk schilderachtig geheel. Ten minste mij ontsnapte een kreet van verrassing toen ik, gezeten op den bok van het rijtuig, dat mij en de mijnen naar Laroche bracht, voor het eerst het zag opdoemen. De avond begon juist te vallen en de betrokken lucht verspreidde over alles een waas van droefgeestigheid. Oneindig liefelijker, maar niet minder schoon is het landschap, wanneer men het zich ziet baden in de stralen eener vriendelijke morgenzon. Geheel anders getint, biedt het door de afwisseling van bruin en licht een uitermate behagelijke, rijke kleurschakeering. Tenzij hij te voet of per as van Melreux aankomt, is de toerist echter thans verstoken van het genot, dat de betooverende aanblik van het zich onverwacht aan zijn voeten uitstrekkend stadje met zijne omgeving schenkt aan wie voor de eerste maal zich derwaarts begeeft, hoeveel schoons ook het dal der kronkelende Ourthe hem reeds te aanschouwen gaf, waarin de trambaan aangelegd is. Met volkomen recht toch kan men spreken over de schoonheid van het dal der Midden-Ourthe, tusschen Melreux en Laroche. Nu eens verbreedt het zich, maar soms ook wordt het nauwer, zoodat men langs de rotsachtige heuvels rijdt, en rijst de weg om straks weer te dalen. Bij afwisseling kan men de zich in allerlei grillige bochten wendende rivier onderscheiden, of wel haar zien trachten zich aan uw blik te onttrekken. Zoo gaat het voort, hier langs uitgestrekte grasvelden en bouwgronden, die u van haar scheiden, terwijl de heuvels aan de overzijde zich meer en meer schijnen te verwijderen en gij rechts steengroeven of kalkovens aanschouwt of steile, sombere rotsblokken u aangrijnzen en dreigen te verpletteren. Dan weder nadert gij haar en ziet haar vlak aan uw voet rustig en vreedzaam voortkabbelen en verbreedt zich in dezelfde verhouding het dal | |
[pagina 98]
| |
aan uwe rechterhand, waar uw oog soms door een buitenplaats of door welige landouwen wordt geboeid. Enkele tamelijk armoedige dorpen rijdt gij door, na voor de eenvoudige herberg, die als station dienst doet, een oogenblik te hebben gepleisterd. Bij het aan den overkant amphitheatersgewijze aangelegde bloeiende dorp Marcourt, de geboorteplaats der uit de geschiedenis der Fransche staatsomwenteling bekende Theroigne de Mirecourt, en welks woningen zich spiegelen in den stroom, is de weg het schoonste. Tegen de helling van den berg, die Marcourt bestrijkt, ziet men het dorp Marcouray zich uitstrekken. Verder eenigszins meer rechts, teekent het op de kruin gelegen Cielle zich scherp tegen de blauwe lucht af. Een klein half uur voorbij Marcourt bereikt men Jupille, waar nog al welvaart schijnt te heerschen. Ook hier, evenals in de andere dorpen vinden de bewoners in den landbouw en de vischvangst hun dagelijksch brood. Eindelijk bij Vecpré, waar de beek Queue de Vache uit een liefelijk dal te voorschijn komt en de rivier tegemoet ijlt, verlaat de tram den straatweg. Deze blijft steeds rijzen langs naakte, slechts hier en daar met wat spichtig groen bekleede rotsen, terwijl aan de linkerhand een enkele boerenwoning, een leerlooierij en een herberg het gezicht op de, al verder en verder uitwijkende rivier belemmeren, totdat hij den bovenvermelden bergpas Laroche bereikt. Over een sierlijke hangbrug overschrijdt echter de trambaan bij Vecpré, de Ourthe en volgt dan den anderen oever van den meer en meer in de diepte verdwijnenden vloed, trekt het voorgebergte, waarachter de stad zich verschuilt, om en houdt stand bij een klein station op een breed strand: een grasveld, dat 's winters dikwijls onder water staat en waarop enkele woningen zich thans verheffen. Een flinke brug voert dan van daar den reiziger weder over de rivier aan een anderen kant van het voorgebergte, in hetwelk op een belangrijke hoogte de hierbovengenoemde bergpas is gegraven, tot vlak voor de stad en gelijkvloers met haar. Straat van Laroche.
Ik zou dus ieder, die voor de eerste maal met Laroche kennis gaat maken, willen aanraden om bij het voorlaatste station, Vecpré af te stappen en zijn bagage aan de zorgen van den conducteur aan te bevelen. Men kan van daar te voet den steeds langzaam rijzenden straatweg volgen, en een wandeling van een groot half | |
[pagina 99]
| |
uur maken, die ruimschoots de moeite loont, niet het minst door den verrassenden aanblik, dien het stadje met de ruïne, van de bergpas gezien, schenkt. Gezicht op het Hôtel Royal.
Het eigenlijk Laroche bestaat uit twee lange straten, aan weêrskanten van de ruïne aangelegd en waarop enkele zijstraten uitkomen. De sporen der wallen, die zich uit de buitenmuren van het slot schijnen losgewikkeld te hebben, om als met een steenen gordel de hutten der eigenhoorigen te omsluiten, kan men nog bespeuren. Aan het einde der hoofdstraat, ter plaatse waar ook de andere hoofdstraat, die bij de stationsbrug begint, uitloopt, ontmoet men wederom de rivier. Een sierlijk hangende brug, gebouwd ter vervanging van een oude, door de ijsschotsen in 1848 weggeslagen, geleidt u naar den anderen oever waar de voorstad ligt. Deze wordt gevormd door een groep huizen, waaronder twee hotels: het Hôtel des Ardennes van den Heer Sougné en dat du Nord van Meunier. Zij breidt zich meer en meer uit. Een paar dwarsstraten zijn reeds aangebouwd. Een dezer geleidt langs het Hôtel du Nord over een zware steenen brug naar den anderen oever der beek La Bronze en verder naar Nizramont. De andere naast het Hôtel des Ardennes loopt uit op de heirbaan, welke door de bergpas naar Jupille, Marcourt en Melreux voert. Sinds enkele jaren hebben genoemde hotels een gedachten mededinger gekregen in het Hôtel du Luxembourg van den Heer Lahire-Siret, in de hoofdstraat, die naar het station geleidt, gelegen. Er is nog een vierde hotel, het voormalige Café Royal, over de dépendance van het Hôtel des Ardennes, bij de brug. Het eigendom van den Heer Manigart geworden, is het door dezen tot de rang van hotel verheven, en aan de rivierzijde voorzien van een balkon, dat het gemis van een tuin ruim vergoedt. Groote welvaart heerscht er in het plaatsje, waar een kalme rust heerscht. Tal van cafés treft men er aan. Tot gezellige bijeenkomsten leent zich thans het Café Royal, als het gezelschap niet al te talrijk is. Dit gebeurt echter nogal eens | |
[pagina 100]
| |
in het reisseizoen. Wat heb ik op dit balkon onvergetelijke oogenblikken doorgebracht, terwijl wij de maan statig boven de bergen zagen te voorschijn komen, lang nadat zij de kruin van dezen en de ruïne met een zilveren waas had overgoten. Hoeveel moeite kostte het mij me dan los te rukken van de plek, waar een opgewekt gesprek mij den tijd deed vergeten. De prachtige natuur in de omtrek van Laroche lokt zelfs den vadsigsten bezoeker onweêrstaanbaar uit om zich in haar te vermeien. Van alle kanten bieden de wandelingen zich aan, zoodra men de stad verlaat. Groote moeielijkheden Hives.
leveren zij niet op. Men kan ze zoo ver uitstrekken als men wil. De flinke, breede, nog niet langgeleden aangelegde straatwegen rijzen slechts langzaam en voeren u geleidelijk naar de bergtoppen tusschen de golvende akkers met hun rijke kleurschakeering in den oogsttijd. Vanhier kunt gij langs de oude heirbanen, die thans weinig meer gebruikt worden maar schilderachtiger zijn, weder afdalen, tenzij gij langs smalle, steile, kronkelende voetpaden den terugtocht mocht willen aanvaarden. Ook kan men de dalen doorkruisen langs de oevers der beekjes. Daar men in alle richtingen zijn wandelingen kan doen, heeft men ook gelegenheid bij zijne keuze te rade te gaan met wind of zonneschijn en overeenkomstig de eischen van het oogenblik zijn plan vast te stellen. Wie er geen kennis mede maakt, kan zich niet gemakkelijk een denkbeeld vormen van den onuitputtelijke rijkdom en de heerlijke verscheidenheid, welke het natuurschoon in den omtrek van Laroche bezit. Naar gelang van den tijd | |
[pagina 101]
| |
van den dag wisselen de tinten van lucht en groen af. De liefelijkste tooneelen rijzen voor uw blik, die straks, iets verder, geboeid wordt door de verhevenste en stoutste. Van de hoogste punten heeft men heerlijke vergezichten over de dalen en de omringende berggevaarten, terwijl in de diepte aan uw voet de rivier haar doorschijnend water in allerlei kronkelingen voortstuwt. Rechts en links valt de blik op een bonte mengeling van dalen, bosschen en rotsblokken met hun kale wanden en grillige vormen boven elkander gestapeld en van heuvelen prijkende met rijk geschakeerd groen, getuige van leven en wasdom. En schier overal vertoont de stad met de ruïne zich aan uw voet als gij u bevindt op de hoofdwegen, die, gelijk wij reeds bemerkten, alle op haar uitloopen. De dorpen, die meest allen in schilderachtige wanorde op de bergvlakte zich uitstrekken, zooals Hives, leveren menig aardig kijkje. De huizen hebben een eigenaardigen bouwtrant. De muren zijn laag en dik: de daken plat. Op die wijze kunnen zij beter weerstand bieden aan den wind. Le Hérou in de buurt van Laroche.
Het zou mij te ver afleiden, indien ik de onderscheidene wandeltochten, die men uit Laroche maakt, al was het slechts opsomde. In de hotels trouwens beijvert men zich u alle mogelijke inlichtingen te geven. En goede, uitvoerige kaarten, met name die van den Belgischen generalen staf, zijn daar voorhanden. Ik maak evenwel een uitzondering voor een enkel punt van Laroche's omtrek, dat wel het neusje van den zalm mag worden genoemd, en door geen toerist onbezocht wordt gelaten en ook heel dikwijls het tooneel van | |
[pagina 102]
| |
een prettig pic-nic is. Ik bedoel den zoogenaamden Hérou. De weg daarheen, langs de breede heirbaan, die begint zoodra men achter het hôtel du Nord de brug over de Bronze overschreden heeft en dan de beek geruimen tijd volgt, is fraai genoeg om hem telkens met vernieuwd genoegen af te leggen. Wie niet goed ter been is, doet voorzichtiger per as den tocht te maken. 't Is echter een onvergetelijk tooneel, dat zich ontrolt voor uw blik, wanneer gij, na eerst gestegen te zijn tot het op de hoogvlakte gelegen dorp Hubermont, door een bosch afdalend eindelijk den Ourtheoever bereikt en den Hérou (van Hérus, Heer), het pittoreske, reusachtige rotsgevaarte vlak voor u aanBomal.
de overzijde ziet verrijzen. Majestueus heft het zijn spits ten hemel, te midden van lagere rotsblokken. Deze vormen een keten van ¼ mijl lengte en hangen aan den waterkant loodrecht naar beneden. Zij teekenen zich scherp af tegen andere hoogten, welke zij schijnen te moeten beschutten en waarvan zij het voorgebergte vormen. De stroom, die er zich omheen kronkelt, knaagt aan den voet dier steenklompen, in wier spleten allerlei struikgewas wortel heeft geschoten. Men vindt hier ook op zeker punt een allermerkwaardigste echo, die herhaalde malen het geluid weêrkaatst. Het is een genot daar te verwijlen aan den zoom van den niet zeer diepen vloed, onder het lommer van de hooge boomen, op den glooienden grond, vlak bij de murmelende beek, die zich daar in de rivier stort, met het gezicht op den steenen reus, terwijl de stilte alleen wordt afgebroken door het geritsel van een verschrikt eekhorentje | |
[pagina 103]
| |
of door het gefluit van een enkelen vogel, of wanneer het gelispel van den wind, in de bladeren spelend, u tot zoeten weemoed stemt. Men kan den Hérou ook langs den anderen oever der Ourthe bereiken over Maboge, Bérisménil, Nadrin en Ollomont. Van dien kant komende, valt het gemakkelijker den granietklomp te beklimmen. Het gezicht, dat men van zijn top heeft, is indrukwekkend, aangrijpend stout. | |
VI.Bij Melreux, waar men den trein verlaat om per stoomtram zich naar Laroche te begeven, wijkt de Ourthebaan, welke Luik en Marloie verbindt, van den oever der rivier af, die een breede bocht beschrijft, in wier hart het microscopische, doch zeer pittoreske stadje Durbuy is gelegen. De spoorrit biedt daar weinig afwisseling aan. Aan den gezichteinder ontwaart men de blauwende bergen. Maar verder zijn hetComblain-au-Pont.
akkers, die men aanschouwt, dikwijls afgebroken door lange rotskloven, een enkel maal door een bosschage, tot men in de nabijheid van Bomal de rivier, die haar zwaai gemaakt heeft, terug ziet. Dat Bomal wordt ook door velen jaarlijks bezocht. Het is een geschikt punt om er een paar dagen te vertoeven en schoone wandelingen te ondernemen. Aanbevelenswaardig is de tocht van Bomal naar het volgende station Hamoir, | |
[pagina 104]
| |
eveneens een geliefkoosd uitspanningsoord vooral voor visschers, over Sy met zijne in de wereld der bedevaartgangers beroemde kapel, en dan verder langs de, als in het groen bedolven bouwvallen van het oude kasteel de Logne. Fier verheffen deze zich op een rotsachtige hoogte aan den rivieroever, welke men dan verder volgt. Ook van Bomal uit, kan men een der indrukwekkendste natuurtooneelen van geheel België ‘Roche-à-Frène’ in het hart der vallei van den Aisne, bezoeken. Desverkiezende doet men dien tocht per rijtuig, mits men zorg draagt het vooruit te bestellen bij den Heer Despa, eigenaar van het naar hem genoemde, vlak bij het station gelegen hôtel. Maar men kan ook dit tochtje best te voet afleggen. De afstand toch bedraagt slechts zes kilometers. Het schilderachtige riviertje de Aisne steeds volgende, ontwaart men nabij het gehucht, Roche-à-Frène geheeten, een rotspartij, zoo phantastisch en stout als ergens in de Ardennen wordt aangetroffen.
Comblain au Pont. Village.
getroffen. Zij bestaat uit eenige in de grilligste vormen op elkander gestapelde uitgetande blokken graniet, tusschen wier scheuren men het daglicht kan zien doordringen en die als door titans handen neergesnakt, tegen de berghellingen schijnen te zijn blijven hangen. Onwillekeurig brengen zij u de vraag op de lippen, hoe het mogelijk is, dat zij daar aan elkander verbonden liggen of staan, zonder bij gebrek aan voldoende steun of aanhechting, naar beneden te rollen.
Voorbij Hamoir overschrijdt de spoorbaan de rivier en verlaat zij voor een oogenblik den oever om een door de Ourthe gevormde bocht af te snijden. | |
[pagina 105]
| |
Langs een heuvelrij, van allen plantengroei geheel verstoken, nadert zij Comblain la Tour, aldus geheeten naar de beek Comblain, die zich aldaar in de Ourthe stort, uit een liefelijk dal toesnellende, welks toegang het dorp schijnt te moeten bewaken. Door de bijvoeging La Tour wordt het onderscheiden van zijn naburigen naamgenoot, meer bepaald aangeduid door het bijgevoegde au Pont. Voorbij eerstgenoemd dorp opent zich een bergkloof en vertoonen zich steengroeven. Aan den anderen kant der kloof vertoont zich voor een oogenblik de rivier Doch zij wordt dadelijk aan uw oog onttrokken door een lange tunnel, welke de trein binnenstoomt, en bij wier uitgang men het aan den zoom der rivier, maar ten gevolge van het kronkelen van deze, op twee kilometers afstand van het station gelegen dorp ziet verrijzen. Steengroeven bij Chanche.
In dit dorp, dat zijn naam ontleent aan de overblijfselen van een door de Romeinen gebouwde brug, brengen ook des zomers vele familiën eenige weken door, aangetrokken vooral door de nabijheid van de zoo schilderachtige vallei der Amblève. Het leven is er kalm en niet kostbaar. Hoewel de streek weinig schaduw oplevert, brengt het kabbelende water er frischheid aan, terwijl op eenigen afstand de dichte bosschen het verlangde lommer bieden. De oude parochiekerk, waarvan niets over is dan de toren, stond midden tusschen de overblijfselen van het voormalige kasteel Comblain. Slechts enkele brokken muur bestaan er nog, thans dienende tot afsluiting van het kerkhof, van waar men een schoon uitzicht heeft. | |
[pagina 106]
| |
Voorbij Comblain-au-Pont betreedt de trein, een brug, geslagen over de Ourthe, nadat deze bij Douxflamme de wateren van de Amblève in zich heeft opgenomen. Niet ver van daar, eenigszins binnenwaarts, verrijst het station Rivage, waar de spoorbaan begint, die het geheele stoute dal der Amblève doorsnijdt om bij Trois-Ponts zich aan de lijn Aken - of Luik - Luxemburg aan te sluiten.
Van Rivage tot Poulseur heeft men het minst schoonste gedeelte van het geheele Ourthe-dal. Niets dan uitgestrekte steengroeven ziet men aan weerskanten, die gewone straatkeien opleveren, en waarvan de voornaamste wordt aangetroffen bij het op een kleinen afstand van Rivage gelegen gehucht Chanche, tot de gemeente Sprimont behoorende. Steenhouwers.
Te dezer plaatse houdt het door den Heer Wijsmuller en mij aangeboden geleide op. Hoe gaarne ik het verder verleende, onze wegen loopen uiteen. Het reisplan gemeenschappelijk opgemaakt, bleven wij getrouw. Wij brachten het geheel ten uitvoer. Recht aangenaam zou het mij zijn op een nieuwen tocht in de Ardennen andermaal met hem den lezers van Elsevier's Tijdschrift tot gids te mogen dienen. Laat mij ten besluite er nog dit bijvoegen, dat de trein tot Poulseur den rechteroever der rivier blijft volgen, om haar aldaar op nieuw te overschrijden en dan verder zich voorbij de dorpen Esneux en Tilff naar Luik voort te spoeden. De rijke verscheidenheid van gezichten op den vloed en de hem omlijstende, met tal van lusthoven en zomerverblijven gekroonde heuvels, waaraan het oog zich vergast, doet het groot half uur, waarin men den afstand van negentien kilometers tusschen Poulseur en de bisschoppelijke stad aflegt, bijzonder kort vallen. |
|