| |
| |
[pagina t.o. 537]
[p. t.o. 537] | |
De correspondentie, door David Oijens.
| |
| |
| |
David en Pieter Oijens.
Door Emile Wesly.
't Was een raar gevoel wat den heer Oijens Sen r., bankier en makelaar in effecten te Amsterdam, op dien snikheeten 29 sten Juli van het jaar 1842 bekroop, toen de baker, met een glans van fiere zelfvoldoening op het gelaat, hem de minstens even verrassende als heuglijke tijding bracht dat zijn kroost, instede van met één spruit, met twee mannelijke exemplaren vermeerderd
Pieter Oijens, penteekening van David Oijens.
was; 't had zoo iets weg van de gewaarwording die gijzelf wel moet gevoelen, wanneer ge, na een enkele kennis ter loops genoodigd te hebben, zijn heele smala met een macht van koffers bij u ziet aanschellen.
't Waren natuurlijk ‘béélden van jongens!’ zooals alle dames volmondig verzekerden. Alleen de gelukkige vader waagde effentjes de schuchtere opmerking, dat de tengere spruiten met hun beiden wel juist één ferme jongen zouden gevormd hebben; maar dáár kwam hij aan 't rechte kantoor. ‘Hoe kan meneer nou zóó iets zeggen!’ zei de vroede vrouw in haren bakertrots zicht- | |
| |
baar gekrenkt, terwijl de overige dames eenstemmig van oordeel waren, dat het ‘werkelijk zonde’ was.
Hoe 't ook wezen mocht, tenger of niet tenger, in de allereerste plaats moesten de jongens een naam krijgen, ende zoo werd besloten dat de eene broer David zou heeten, terwijl zijn om vijf minuten jonger duplicaatje den welluidenden naam van Pieter ontving.
Nu zou ik een heel eind bezijden de waarheid blijven, indien ik hier vertelde dat het tweespannetje, ettelijke jaren later naar school gezonden, dol veel van studie hield; rijkelijk begaafd met een veelbelovenden aanleg voor
Na de zitting, naar eene aquarel van David Oijens.
gevariëerd kattekwaad, waaraan zij niet minder rijkelijk toegaven, legden zij van den beginne af eene ridderlijke minachting voor alles wat op onderwijs geleek aan den dag. Eene enkele uitzondering daarop maakten de teekenlessen, die zij tehuis van meester Veldhuijzen ontvingen en waarbij ze een ijver, eene oplettendheid, eene gehoorzaamheid, kortom, eene complete collectie van brave-Hendriks-eigenschappen toonden, die de schoolmeester voorzeker nooit in hen vermoed had.
De trek om schilders te worden zat er toen reeds diep in geworteld, doch
| |
| |
zooals het dikwerf gaat, terwijl de met veel kunstgevoel begaafde moeder welgevallig de meesterstukken harer jongens gadesloeg, zag de op hun stoffelijk
Amsterdamsch dienstmeisje, door Pieter Oijens.
welzijn vóór alles bedachte vader die liefhebberij niet dan met leede oogen aan.
| |
| |
De klachten van den schoolmeester en der gekwelde buren, het teere gestel der beide wildzangen, en bovendien die alles op den achtergrond dringende teekenlust noopten den heer Oijens gevolg te geven aan een sinds langen tijd gekoesterd plan: op hun veertiende jaar werden David en Pieter gezonden naar een heerenboer te Apeldoorn, waar de studie en de beoefening van den landbouw hen wel tot andere gedachten zouden brengen en waar zij tevens tot forsche jongelingen zouden opgroeien.
Edoch, geheel en al zou de wensch van hunnen vader niet in vervulling gaan, want zoo de uitmuntende lucht hunne longen versterkte en hunnen
De krant, door Pieter Oijens.
eetlust verviervoudigde, zoo de dagelijksche bezigheden der jonge oeconomen hunne leden en spieren ontwikkelde, in dier mate dat de ouders in de breedgeschouderde ferme jonge mannen hunne knaapjes van voorheen ternauwernood terugkenden, - de heerlijke schoonheden der Geldersche natuur waren niet het doeltreffende middel geweest om David's en Pieter's schilderkwaal te genezen; integendeel!
Hoe menigmaal gebeurde het niet dat zij, 's ochtends achter den ploeg naar de akkers gezonden, de paarden rustig aldaar lieten grazen, terwijl zij zelf, door de fraaie omgeving bekoord, zich aan het teekenen begaven. Goddelijke uren sleten zij, wanneer ze als herders der schapenkudde naar de heide in de nabijheid van het Soerensche bosch togen en dan hunnen teekenlust
| |
| |
naar harte konden botvieren; hoeveel schilderachtige plekjes werden daar niet op het papier gevestigd.
Weinig uit hunne omgeving trouwens wat hen niet boeide en bekoorde. Eén tafereeltje vooral maakte steeds een diepen indruk op het artistieke gemoed der beide jongens: 't was als zij 's winters met hunne makkers - allen kinderen uit gegoede families - om zes uur 's ochtends, bij het schijnsel van een aan den muur hangend olielampje, op den deel aan 't dorschen gingen. En terwijl de makkers dan gemelijk en klagend over de ‘beroerde kou’ den vlegel hanteerden, bewonderden zij de pakkende lichteffecten van het rossige vlammetje, dat de bewegingen der dorschenden zoo fantastisch deed uitkomen op den donkeren achtergrond, en van den aanbrekenden dag, die met een macht van zilveren en gouden stralen van lieverleê naar binnen toog.
De Heerengracht, houtskoolteekening van P. Oijens.
Elkeen strekte hun tot model; zoowel hunne collega's als de boerendaglooners en vooral de frissche deerns, wier kleurenrijke en levendige carnatie zij steeds bewonderend gadesloegen; de marskramers, die af en toe aan de boerderij kwamen, de dominé, bedelaars, herders, schapen, varkens, koeien, ja wie en wat niet al.
Om aan de geheele wereld, en meer bepaald aan de bewoners van Apeldoorn te toonen, dat zij vast besloten hadden den roem van een Rembrandt,
| |
| |
Michel Angelo, Rubens en tutti quanti te doen verbleeken, droegen zij toen zwierige blauwe buisjes, schetterende en in den wind lustig wapperende roode dassen, wijde, liefst schotschbonte pantalons en op de lange, tot aan de schouders rijkende blonde haren - où sont les neiges d'antan! - de kranigste der Bolivars.
Brugge, potloodschets van David Oijens.
Op deze wijze brachten zij drie jaren door te Apeldoorn, hunnen tijd verdeelend tusschen harden boerenarbeid, het theoretisch onderwijs dat zij van een chemicus en een veearts ontvingen, en het zoozeer geliefde teekenen. Langer echter hielden zij 't niet uit. Naar lichaam ten zeerste gesterkt, maar meer nog in hun voornemen zich geheel en al aan de kunst te wijden, togen de tweelingen huiswaarts om, met eene angstige gemoedsbeklemming, aan de ouders hunnen innigsten wensch te kennen te geven.
Geholpen door hunne moeder, die zij vroeger reeds half en half voor hun plan hadden ingenomen, gelukte het hun, na eindelooze en vurige pleidooien, den
| |
| |
vader ten langen leste te overreden; hij gaf toe, en weinige dagen later reisden David en Pieter overgelukkig naar Brussel om, op aanraden van den
De laatste toets, door David Oijens.
Haarlemschen portretschilder J. Kruseman, eene plaats te erlangen in het atelier van Portaels.
* * *
In navolging van zijnen meester en schoonvader, den bekenden schilder
| |
| |
Navez, had Portaels, in 1860, zijn atelier opengesteld voor een twintigtal jongelingen, wier aangeboren goede eigenschappen hij - en zulks minder door theoretische stellingen dan wel door practische wenken en een onophoudend verwijzen naar de levende natuur - tot hunne algeheele ontwikkeling wist op te kweeken, in dier mate dat de jonge kunstenaars, lang reeds voor
Portret van Mej. B. ... door Pieter Oijens.
het verlaten van 's meesters atelier, als geheel zelfstandig ziende schilders, op hunne werken den duidelijken stempel vertoonden hunner individualiteit.
| |
| |
Die voortreffelijke methode - zonder bepaalde methode - had den helderzienden heer Kruseman genoopt de tweelingbroers naar Brussel te zenden, waar zij niet alleen met toekomstige schilders, maar ook metadspirant-beeldhouwers en -bouwkunstenaars samentroffen. De meesten hieronder, zooals Agneessens, Verdijen, Haseleer, Cormon, Blancgarin, Verheijden, van den Kerckhove, van der Hecht, Bourgignon, Dufour, van der Stappen, enz. namen weldra eene eervolle plaats in te midden der voornaamste Belgische en Fransche kunstenaars. 't Is in hetzelfde atelier dat, weinige jaren later, de meest begaafde der Belgische schilders, de alom gevierde Emile Wauters, zijne artistieke opleiding genoot.
Gedurende ruim drie en een half jaar werkten zij vlijtig in het atelier van Portaels en togen daarna voor een paar jaren huiswaarts, om zich de lessen ten nutte te maken van P. Greive, die destijds onder zijne leerlingen den heer Allebé, den tegenwoordigen directeur der Koninklijke Academie van beeldende kunsten te Amsterdam, Taanman, Dekker en meer anderen, telde.
De Amstel, nabij de Amstelveensche weg, krijtteekening.
In 1866 trad David in 't huwelijk en toog naar Brussel, terwijl Pieter eenige jaren later, in 1869, naar Parijs vertrok, een atelier huurde en ijverig de fraaiste meesterwerken in den Louvre naschilderde. Doch door zijn ietwat vreemd accent, zijn blond haar, zijne doodkalme bedaardheid - van de wilde rumoerigheid van eertijds was geen greintje meer in hem gebleven - werd Pieter, niettegenstaande zijne plechtige, ja, verontwaardigde verzekeringen, algemeen voor een Duitscher gehouden. Het uitbreken van den oorlog maakte zijn verblijf in het koortsachtig opgewonden Parijs alles behalve aangenaam; de zoogenaamde ‘Prussien’ oordeelde het dan ook raadzaam ijlings zijn bundeltje te snoeren en ademde weer ruimer toen hij de Fransche grenzen achter den rug had. Eenigen tijd nog verbleef hij te Amsterdam, doch voelde weldra den machtigen drang, terug te keeren tot zijn broederlijken alter ego, met wien hij vroeger steeds gewerkt had, en sedert dien ook samenbleef.
* * *
| |
| |
David Oijens, geteekend door Pieter Oijens.
| |
| |
Op twee stappen van de Avenue des Arts ligt, in de stille rue de la Charité, een groot en aan alle Brusselsche schilders welbekend gebouw; de gelijkvloers-verdieping van het voorhuis is ingenomen door een winkel in allerlei teeken- en schilderbehoeften; een gedeelte der benedenverdiepingen van het achterhuis bergt eene, den eigenaar van den winkel toebehoorende fabriek
Rouwbeklag, houtskoolteekening van Pieter Oijens.
van paneelen, ramen, lijsten, ezels en ander schildermateriaal; al de overige ruimte is ingericht tot tal van ateliers, die aan mannelijke en vrouwelijke, bekende en adspirant-kunstenaars verhuurd zijn.
| |
| |
't Is in het ruimste en fraaiste atelier - hetzelfde waar, weinige jaren geleden, de schilderezel stond van den ouden heer Portaels, den tegenwoordigen directeur der Brusselsche Academie voor schoone kunsten, - dat de gebroeders het aanzijn geven aan die voortreffelijke, pittig en warm getoetste tafereeltjes, die, tintelend van leven, den toeschouwer niet enkel bekoren door hun heerlijk en gezond koloriet, het meesterachtige clair-obscur en de als het ware tastbare omringende atmosfeer, maar hem ook vaak tot glimlachen
In de kroeg, krijtteekening van David Oijens.
noopen door den kostelijken aan Dickens en Hildebrand herinnerenden humor, waarmede de tooneeltjes uit Hollandsche binnenkamers of uit schilderateliers behandeld zijn.
* * *
De uitmuntend gelijkende portretten, die de beide broeders van elkaar geteekend hebben, ontheffen mij van de taak te trachten het schilderpaar voor de oogen van den lezer te voeren; trouwens, zoo treffend als hun teekenstift, zou mijne pen hun konterfeitsel niet kunnen weergeven.
| |
| |
Ten overvloede, lang reeds vooraleer dit tijdschrift verscheen, hebben de bezoekers der talrijke tentoonstellingen, waaraan de gebroeders Oijens deel namen, den persoon van Pieter, in allerlei houdingen, kunnen waarnemen in de doeken door David geschilderd, zooals zij David meestal ontdekten in de tafereeltjes die Pieter had gewrocht.
Houtskoolteekening van Pieter Oijens.
‘Ze zijn zoo dom, zoo onbeholpen, die mannelijke modellen; ze weten nooit wat je van hen wilt’ - verklaart Pieter, en David vult den volzin aan: ‘de vrouwen zijn in dit opzicht veel plezieriger; ze begrijpen dadelijk wat zij moeten voorstellen.’
Ziedaar de reden waarom de beide broers niet dan hoogst zelden hunne toevlucht nemen tot een vreemd mannelijk model. Zwei Seelen, ein Gedanke; zwei Herzen und ein Schlag, vatten de tweelingen, sneller en beter dan welk model ook dit zou kunnen doen, elkanders bedoelingen, verplaatsen zich geheel en al dans la peau du personnage, kortom, vervullen als volleerde tooneelspelers de rollen in de tafereelen die op het doek zullen gevestigd worden.
Op deze wijze hebben David en Pieter onderwerpen gepenseeld, waarin een tien- à twintigtal verschillende personen zijn voorgesteld en waartoe evenwel slechts één der beide broers als model gezeten had.
Doch niet alleen aan dat voortreffelijk acteeren als modellen is het natuurlijke, het ongedwongene in de houding en uitdrukking der personen in hunne schil- | |
| |
derijen toe te schrijven; voornamelijk draagt tot dit resultaat bij hunne voortdurende studie der ongezochte, ongekunstelde en karakteristieke bewegingen, die elk der beide schilders in zijn alter ego opmerkt juist wanneer deze niet als model zit. Dergelijke typische instantané's, waar het kunstenaarsoog het
Bij 't model, houtskoolteekening van David Oijens.
photografisch objectief vervangt, zijn dikwijls door hen, zonder noemenswaardige veranderingen, met uitmuntend gevolg op het doek gebracht.
Hunne vrouwelijke modellen, daarentegen, zien we in des te grootere ver- | |
| |
scheidenheid vertegenwoordigd; van nature reeds gracieus in de meeste harer bewegingen en houdingen, komen zij den schilder meestal bij de conceptie van zijn onderwerp halfweg te gemoet. Aldus geholpen, moest het aan Pieter niet moeilijk vallen op zijn rijk palet de heerlijke toetsen te vinden, waarmee hij den lof verkondigde der knappe, kraakzindelijke Amsterdamsche
De rust, door Pieter Oijens.
dienstmaagd, dezelfde die wij op een ander doek ontwaren als eene godsvruchtig hemelwaarts blikkende strijdster der Salvation Army, en elders weer als een lieftallig, peinzend, en meer aan het laatste bal dan aan Chopin denkend pianistje. Zoo wisselen eveneens bij David de in al hare houdingen op het leven getroffen dametjes af.
Is het wel noodig er op te wijzen, dat de beide kunstenaars, ofschoon
| |
| |
steeds tezamen werkend, nooit samen aan één doek arbeiden: geen penseeltrek van den éénen komt er op het werk van den anderen. Bestaat er in den trant der gebroeders, evenals in hunne gelaatstrekken en gestalten, eene bij den eersten aanblik treffende gelijkenis, - bij nader en langer toezien komt het verschil meer en meer op den voorgrond, en ontdekt men weldra welke doeken aan Pieter, en welke aan David moeten worden toegeschreven. Terwijl deze laatste, met meer gemakkelijkheid van conceptie en toets begaafd dan zijn ietwat jongere broer, zijne onderwerpen met ferme penseeltrekken als het ware op het doek werpt, gaat Pieter langzaam en bedaard zijn gang en verkrijgt, bij eene wat meer afgewerkte behandeling, het brio van zijns broeders uitvoering.
De kommensalen, door Pieter Oijens.
* * *
Het zal weldra drie maanden geleden zijn, dat David en Pieter, in den Cercle artistique et littéraire te Brussel, de voornaamste hunner in den laatsten tijd gewrochte kunstwerken ten toon stelden. Onmiddellijk komend na de aldaar gehouden expositie der fraaiste doeken van den uitmuntenden Antwerpenschen schilder Henri de Braekeleer, scheen de onderneming der heeren Oijens wel wat gewaagd; menige schilder van groote verdienste zou althans met bezorgdheid de onwillekeurige vergelijking, door het publiek, van de werken zijns voorgangers met hetgeen hij zelf ten toon stelde, te gemoet hebben gezien.
Doch zie! Verre van te verbleeken, scheen het alsof de voortbrengselen van David's en Pieter's kunst, evenals eene opera door eene prachtige ouverture statig ingeleid, nog aan waarde en glans hadden gewonnen, en een-
| |
[pagina t.o. 552]
[p. t.o. 552] | |
Het kamermeisje, krijtteekening van Pieter Oijens.
| |
| |
stemmig was dan ook de geheele Brusselsche kunstenaarswereld in haren lof van beider talent. 't Was, zooals een der meestbegaafde kunstrecensenten verklaarde, voor de gebroeders Oijens méér dan een succes: een triomf!
Op geene der tentoonstellingen, waaraan zij tot dusverre hadden deelgenomen,
Vóór de pose, door David Oijens.
waren, zoo treffend als hier, het schitterende van hun koloriet, het levendige hunner carnatie's, het tooverachtige van hun bij uitstek Hollandsch
| |
| |
clair-obscur, het humorvolle van hunnen waarnemenden geest op den voorgrond getreden. Geen expositie ook, waar, zooals hier, kenner en leek, critiek en publiek zich zoozeer vermeidden in deze natuurlijke, als het ware den blos der gezondheid dragende omgeving, die eene hoogst welkom geheeten verpoozing vormde na de ziekelijke, wanstaltige en opgeblazen voortbrengselen, waarmede zoovele schijnbaar naar nieuwe kunstformulen zoekende, maar bovenal op reclame beluste schilders ons tot heden toe hebben vervolgd.
* * *
Aan het werk, door David Oijens.
En nu..... met den vriendelijken lezer te verwijzen naar de uitmuntende reproducties van schilderijen en teekeningen der beide broeders, vermeenen wij onze taak te kunnen besluiten: welsprekende tafereeltjes als de hierbij ingelaschte, waar zelfs de titels overbodig schijnen, vereischen voorwaar geen nadere toelichting.
Alleen wenschte ik er aan te herinneren dat, hoe voortreffelijk ook geslaagd, meest alle photographische reproducties niet een alleen zwak, maar
| |
| |
ook, al te dikwerf, een onjuist denkbeeld geven van kleurrijke schilderijen, doordien de camera obscura de verhoudingen van licht tot bruin - of, om een kortere technische uitdrukking te bezigen: de ‘waarden’, - als een moedwillige speelsche knaap, meestal het onderst boven keert; zoo veranderen in het oog vallende kleuren, als schetterend geel, oranje, vlammend rood en aanverwante tinten, in sombere, aan 't zwart grenzende plekken, terwijl donker schijnende gedeelten, met blauw of groen behandeld, als lichtende toonen op den voorgrond treden.
Voor den kunstliefhebber speelt dan ook de photographie, bij de reproductie
van schilderijen, dezelfde mnemotechnische rol als die welke het klavier vervult bij 't weergeven eener orkestpartituur: hoofdzakelijk dient zij n.l. tot opfrissching van 't geheugen. Evenals de musicus, geholpen door de éénsoortige klanken van zijn klavier, de afwisselende en polyphone orkest-effecten van een meer of min bekend opus meent te vernemen, zoo zal ook de kunstminnaar die vroeger reeds 't een of ander voortbrengsel van 't penseel der gebroeders Oijens te zien kreeg, in bijgaande plaatjes den machtigen gloed van hun koloriet, het levendige hunner carnaties, het wazige der atmosfeer, kortom al de schitterende eigenschappen van hun talent, die hier niet tot hun recht mochten komen, duidelijk ontwaren.
Brussel, 25 April '92.
|
|