Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2
(1892)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 417]
| |
Uit de studeercel der redactie.Goede tijdingen ontving ik in mijne studeercel. In de eerste plaats is er een gunstig bericht omtrent de verspreiding en het bekend worden onzer Letteren in Duitschland. In 1887 heeft mevrouw Lina Schneider te Leipzig het licht doen zien eene: Geschichte der Niederländischen Litteratur, mit Benutzung der hinterlassenen Arbeit von Ferdinand von Hellwald verfasst und durch Proben veranschaulicht von L. Schneider, Ehrenmitglied der Maats. v. Ned. Lett. Dit boek bevat een zeer uitvoerig tafereel onzer letterkundige geschiedenis, inzonderheid naar Jonckbloet's Geschiedenis (derde druk) bewerkt. Het is in zeer aangenamen, waardeerenden toon geschreven - en bezit voor Duitsche belangstellenden eene zeer hooge waarde. Mevrouw L. Schneider heeft gedurende een jarenlang verblijf in ons vaderland onze taal en letterkunde grondig leeren kennen, en onder Jonckbloet's leiding Middelnederlandsche studiën gemaakt. Zij heeft zich ijverig aan het vertalen van vele moderne dichters en prozaschrijvers ten onzent begeven - zoodat zij zeer te recht tot eerelid der Leidsche Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde is benoemd. Zij heeft zich tegenover Nederland door haar grooten ijver voor onze Letteren buitengewoon verdienstelijk gemaakt. Daarom verheugt het allen, die onzer Letteren een goed hart toedragen, dat de Groothertog van Weimar voor eenige dagen (13 Maart 1892) aan mevrouw Lina Schneider de gouden medaille van verdiensten, te dragen aan een lint met de Weimarsche kleuren, heeft toegekend. Reeds had de opdracht van hare Geschichte der Niederländischen Litteratur aan H.K.H. Prinses Sophie van Weimar-Eisenach - tante van H.M. de Koningin Wilhelmina - de aandacht van het Weimarsche hof op Lina Schneider gevestigd. Onlangs - 9 Maart 1892 - hield deze te Weimar door de vriendelijke tusschenkomst der Groothertogin Sophie eene voordracht over onze Nederlandsche Letterkunde met citaten uit onze dichters, door haar in het Duitsch vertolkt. Den 13den Maart trad zij eveneens door bemiddeling der Groothertogin - die als Nederlandsche Vorstin uit het Huis van Oranje altijd de smaakvolste belangstelling in onze nationale letteren heeft aan den dag gelegd - te Jena op in de aula van het Gymnasium met eene dergelijke voordracht. Nog zou Lina Schneider voor het hof te Weimar zijn verschenen, 't geen evenwel door ongesteldheid der groothertogelijke familie werd verhinderd. Te Weimar werd de rede van mevrouw Schneider gevolgd door den Erf-Groothertog Carl August, en werd zij des avonds op eene soirée bij de Oberhofmeisterin, mevrouw Von Massenbach, zoowel door den Erf-Groothertog als door Prins Bernard van Weimar met gelukwenschen begroet, nadat zij nog menig door haar in het Duitsch vertolkt gedicht uit onze Nederlandsche letteren had ten beste gegeven. Den 10den Maart verleende de Groothertogin Sophie haar een afzonderlijk pleeggehoor, waarbij ook de Groothertog ver- | |
[pagina 418]
| |
scheen, en men haar andermaal vele Nederlandsche gedichten in het Duitsch hoorde voordragen. De Groothertog openbaarde toen den wensch, dat Lina Schneider een Nederlandsch tooneelstuk zou vertalen, en dat dit te Weimar zou worden vertoond. Zij heeft zich daartoe bereid verklaard, schoon zij de moeilijkheid eener goede keus zich niet ontveinst. Niet al onze moderne Nederlandsche dramaas zouden voor een Duitsch publiek met bijval kunnen vertoond worden. Uitgaan van Glanor, Zege na strijd van Schimmel, S of Z door Van Maurik zouden misschien, op handige wijze vertolkt, de aandacht van het publiek te Weimar kunnen trekken; Mulatuli's Vorstenschool zou hoogstwaarschijnlijk, uithoofde van de rol aan den Koning gegeven, met weinig sympathie worden ontvangen. Zoo ook het flink geschreven stuk van den heer Van Nouhuys, Eerloos, dat in Duitschland niet zou bevallen, omdat men een officier in uniform ziet stelen. Misschien, dat het onlangs met veel bijval vertoonde drama Lotos van Constant ter vertolking geschikt zou kunnen bevonden worden, misschien ook, dat de Hollandsche eigenaardigheden van Lodewijk Mulder's Kiesvereening van Stellendijk, of Het blauwe Lint van Gerard Keller, of Maaldrink's Herodes door Duitsche hoorders met bijval zouden worden ontvangen. In ieder geval heeft Lina Schneider allen, die belang stellen in den goeden naam onzer letteren, op nieuw aan zich verplicht. Talrijke Nederlandsche dichternamen heeft zij bekend gemaakt, daarbij opmerkend, dat de verzen van Vondel, Hooft, Da Costa, Beets, Maaldrink (uit zijn Herodes), Ten Kate, Virginie Loveling en Bode van Hensbroek (MoesapiGa naar voetnoot1)) het meest in den Duitschen smaak vielen. Komt nu eerlang te Weimar de vertooning van een Nederlandsch modern drama tot stand - zooals reeds te Keulen ter eere van Vondel met een treurspel van deze geschiedde - dan is er op nieuw stof der dappere en ijverige Lina Schneider voor hare belangstelling in de goede zaak onzer nationalen letteren onzen blijden dank te betuigen. * * * Goed nieuws is er evenzoo omtrent de jongste letterkundige gebeurtenissen in Frankrijk te melden. Van Alphonse Daudet kwam een nieuwe roman: Rose et Ninette. Moeurs du jour; van Emile Zola het begin van een nieuwen roman: La DébâcleGa naar voetnoot2). Beide boeken verdienen de sympathie van allen, die zoo menigmaal van de groote kunst dezer beide voortreffelijke artisten genoten. In Rose et NinetteGa naar voetnoot3) heeft de auteur als stof eene dier uitzonderingsgevallen behandeld, zooals hij in Le Nabab, Les Rois en exil, L'Evangéliste en L'Immortel placht te doen. Zijn onderwerp is de echtscheiding met al hare gevolgen, de betrekking der kinderen tot de ouders na de scheiding. Evenals vroeger gaat Daudet uit van een historisch feit: de scheiding van een beroemd letterkundige - reeds eenige jaren gestorven, wiens naam hier niet tot de | |
[pagina 419]
| |
zaak doet - die, om den divorce zonder moeilijkheden tot stand te brengen na overleg met zijne vrouw zich liet betrappen zoogenaamd, terwijl hij eene gehuurde persoon als medeplichtige in zijne armen sloot. Dit is ook de geschiedenis van Daudet's Régis de Fagan, een beroemd dramatisch auteur. Hij heeft geene behoefte aan uitgaan, en geniet liefst de stilte van zijn huis- en studeerkamer. Zijne vrouw daarentegen wil al de verstrooiingen der Parijsche Vanity-Fair najagen. Vandaar het begin der oneenigheid. Maar de Fagan geeft toe, en mengt zich jaren lang in die welbekende wereld, die men Tout-Paris noemt. Als hij eindelijk tot stervens toe vermoeid is van dit hem hatelijk leven, vindt hij goed, dat een neef, ambtenaar bij den Staatsraad, zekere La Posterolle, zijne vrouw en dochters dag in dag uit in de wereld brengt. De verhouding van beide echtgenooten wordt ondragelijk. Wel zou de Fagan in de al te groote intimiteit zijner echtgenoote met La Posterolle aanleiding tot echtscheiding hebben kunnen vinden, maar hij verkiest dit niet uit genegenheid voor zijne kinderen. Want zegt hij - het argument is geheel Fransch -: ‘Quand c'est l'homme, qui est pris en faute, le monde pardonne; quand c'est la femme, il y a un rejaillissement de honte sur la famille.’ Daarom overlegt hij met zijne vrouw, hoe hij schijnbaar op overspel zal betrapt worden - en de scheiding komt tot stand. Er is in deze gegevens iets onverkwikkelijks, iets onoplosbaars. Een nobel gestemd kunstenaar als de Fagan, die uit liefde voor zijne kinderen zich tot zulk een somber kluchtspel leent, schijnt weinig doorzicht te bezitten. De rechter laat bij de scheiding de kinderen onder het toezicht der beleedigde partij. De Fagan kon dit weten, en verkrijgt dus eene zeer ongewenschte uitkomst - zijne dochters, Rose en Ninette, blijven bij de moeder, wier demoraliseerenden invloed hij zoo sterk vreest. 't Is waar, dat de meisjes Zondags om de veertien dagen bij hun vader zullen verschijnen, dat de Fagan hoopt ze eerlang meer te zullen zien, maar deze uiterst zwakke verwachting kan niet opwegen tegen den treurigen toestand, waarin hij ze zelf gebracht heeft. De Fagan poogt zijne dochters, van zestien en twaalf jaren, des Zondags om de veertien dagen met schatrijke genegenheid aan zich te verbinden, maar kan niet worstelen tegen den invloed der moeder. De kinderen schijnen er op gedresseerd, wanneer zij iets zeggen of vragen. Het wordt er niet beter op, wanneer de moeder een tweede huwelijk sluit met La Posterolle, die al zoo lang haar vaste geleijonker was. De Fagan vreest nu den invloed van deze beide vijandige machten. Doch La Posterolle wordt benoemd tot prefect in Corsika, en de vader laat de beide meisjes uit Parijs vertrekken, schoon bij scheidingsakte bepaald was, dat zij Parijs niet zouden verlaten. Hij wil zich niet gehaat maken bij zijne dochters. En zij beloven hem dikwijls te zullen schrijven! In den beginne houden zij haar woord, later blijven de brieven weg. De Fagan houdt het te Parijs niet langer uit, en trekt naar Corsika. Voor Alphonse Daudet was dit een aangenaam onderwerp. In de jaren 1862 tot 1864 bracht hij wegens zijne kwijnende gezondheid den winter door in Algiers, in Corsika of in Provence. Hij kent Corsika, vooral de steden, vooral | |
[pagina 420]
| |
Ajaccio. Levendiger wordt zijn verhaal, zoodra de Fagan naar Ajaccio vertrekt, en bij zijne aankomst hoort, dat er bal is ter prefectuur. Doch deze stoort zich niet aan zulk eene kleinigheid, hij schrijft bijna op bevelenden toon aan zijne dochters - en deze verschijnen, niet weinig ontstemd, dat zij het bal moesten verlaten. Daarenboven, als stiefdochters van den prefect, durven zij met haar eigen vader niet in 't publiek te komen. De Fagan onderwerpt zich op nieuw, en vergenoegt zich er meê zijne dochters in zijn hôtel te ontvangen. Dan komt het uit, dat een jonkman Rose het hof maakt, een protégé van den prefect. En nogmaals vervliegt eene laatste illuzie van de Fagan - hij had gehoopt na het huwelijk van zijne oudste dochter in hare woning een nieuw tehuis te vinden. Al wederom schijnt het, dat Daudet zijn held te weinig doorzicht leent. In de Fransche maatschappij is het denkbeeld van met eene belle-mère saam te moeten wonen voor ieder jonggetrouwde een gruwel. Voor den schoonvader wordt niet in die mate gevreesd, maar jongelieden zien liefst geen van beiden in hunne woning. De laatste illuzie van de Fagan berust dus andermaal op zwakken grond - evenals zijne speculation omtrent, de gevolgen der echtscheiding. Naar Parijs teruggekeerd, wordt hij althans voor een klein deel getroost door eene vriendin, Madame Hulin, eene gescheiden echtgenoote - die door de hatelijke brutaliteit van haar man genoodzaakt is geweest te scheiden. Deze vereeniging van twee door echtscheiding in nieuwe vrijheid gestelde personen schijnt gezocht. Misschien, dat evenwel de Parijsche maatschappij zoodanige ontmoeting waarschijnlijker zal vinden dan de onze. Het eigenaardige van Madame Hulin is, dat zij steeds vreest voor haar ex-echtgenoot, die zijne rechten kan doen gelden op haar eenigen ziekelijken zoon, en dat zij het plan van een tweede huwelijk met groote beslistheid verwerpt. Wanneer de Fagan zeer zwaar ziek wordt, en Madame Hulin hem met de voorbeeldigste zorg verpleegd, komen zijne dochters, ontboden per telegraaf. Zij weigeren echter in het vertrek te blijven, zoolang Madame Hulin aanwezig is. Dan echter barst de lang ingehouden toorn van den vader los, en, als een andere Koning Lear, wijst hij zijner snoode dochters de deur. Als de moraal der geschiedenis zegt de Fagan tot Madame Hulin: - ‘Ah! le divorce, ce tranchement du lien, que je célébrais comme une délivrance, vous rappelez-vous, dont j'étais si joyeux, si fier.... mais quand on a des enfants, le divorce n'est même pas une solution!’ Het schijnt of Daudet zijn roman geschreven heeft, om op de rampzalige gevolgen der echtscheiding te wijzen - maar ik meen zijne meening anders te mogen opvatten. Hij wil het mededoogen van zijne lezers voor den ongelukkigen de Fagan opwekken, omdat deze op tragische wijze lijdt. Hij heeft een dubbele schuld op zijne schouders geladen - een onberaden huwelijk gesloten met eene vrouw, wier hart het zijne nooit harmonisch heeft tegengeklopt, en hij heeft eene zeer onverstandig geregelde echtscheiding doorgedreven. Hij bukt met een verbrijzeld gemoed, hij is tragisch schuldig, maar door zijn edelen aanleg ten volle ons mededoogen waard. |
|