den tijd van Heliogabalus, als het Byzantium van keizer Constantijn V kent, en van deze kennis partij trekt voor zijne kunst. Als artist is hij een bondgenoot der Naturalisten, en deinst hij er niet voor terug de bloedigste gruwelen te vertellen, zonder eenigen eerbied voor de teedere zenuwen zijner fijnbeschaafde lezeressen!’
Mevrouw Van Aldersee knikte even, en zei toen:
- ‘Nu ja! Dat is zoo! Maar voor mij is er een ander bezwaar. Ik versta het Fransch niet van Lombard. Hij gebruikt woorden, die niemand ooit heeft gebruikt. Nu is het wel in de mode, om allerlei nieuwe woorden te smeden en daardoor eene semi-genialiteit aan den dag te leggen, maar hier zijn woorden, die volkomen onverstaanbaar zijn!’ -
- ‘Juist, mevrouw! De romans van Lombard zijn half in het Fransch, half in het Grieksch geschreven!’
- ‘O, dan verwondert het mij niet, dat ik ze niet begrijp! Wat is bijvoorbeeld, l'hyalinité du crépuscule, wat: il montait sur le héliacon of: la maison tout pleine d'eikones, of: il mettait son sagion....’
- ‘Vrij gewone Grieksche woorden in Fransche letters? De schrijver had aan den voet der bladzijde verklarende aanteekeningen moeten plaatsen!’
- ‘Als dat waar is’ - klonk eene muzikale stem - ‘dan zal ik maar niet klagen over al het Engelsch, dat men tegenwoordig in de nieuwste Fransche romans aantreft!’
Ik zag op. Mijne elegante nicht Betsy stond naast den zetel der gastvrouw. Schielijk wilde ik een stoel aanschuiven, maar Betsy zat al, terwijl ze mij met een dankbaren blik uit hare donkerbruine, fluweelige oogen loonde. Mevrouw Van Aldersee houdt bijzonder veel van Betsy - en was dus zeer in haar schik, dat eene derde in ons gesprek kwam deelen. Zij zei snel:
- ‘Engelsch is verstaanbaar, maar Grieksch niet.... voor dames!’
- ‘Maar het is de mooie Fransche taal bederven!’ - riep Betsy zeer ernstig uit. - ‘Dat deden vroeger de goede auteurs nooit! Al de leden der Académie française, al de auteurs der Revue des deux Mondes, schreven academisch Fransch, zooals Octave Feuillet steeds deed, zooals Cherbuliez, Theuriet, Loti, zelfs Guy de Maupassant en Ohnet nog doen. Maar ik vind het niet aardig van een zoo fijngevoelig auteur als Alphonse Daudet, dat hij woorden als boghey en struggle-for-lifeurs heeft durven gebruiken!’
- ‘Je hebt volkomen gelijk, Betsy!’ - antwoordde mevrouw Van Aldersee. - ‘Als ik een Franschen roman van den tegenwoordigen tijd lees, dan blijven mij allerlei Engelsche woorden door het hoofd zwerven: sport, sandwiches, turf, flirt, flirter, groom, yole, tub, snob, lad en nog vele anderen meer!’
- ‘Malot spreekt van gentlemen-riders, le betting, le plus select!’ - voegde ik er bij - ‘Ohnet durft yearlings, steeple-chaser, stepper, shakehands aan. Delpit komt met tea-gown, gainsborough, paddock en poker, Rabusson met handicaper en handicapeur, onmogelijke Fransche woorden! En hiermeê is de voorraad nog lang niet uitgeput!’
Betsy wendde zich met haar bekoorlijksten glimlach tot mij, en vroeg snel:
- ‘Maar, neef! hoe vind-je toch den tijd dit alles te lezen! Er komen