| |
| |
[pagina t.o. 109]
[p. t.o. 109] | |
‘In de weide,’ reproductie naar de aquarel van Willem Maris, in het bezit van Mevr. H.G. Tersteeg.
| |
| |
| |
Willem Maris.
Door G.H. Marius.
De groote bekoring, die de kunst van Willem Maris op ons uitoefent, ligt in de eerste plaats in het hoogst artistieke van het schilderen; maar zeker ook voor een deel in het stralende zonlicht, dat hij zoo bij uitstek in zijne schilderijen weet weer te geven.
In een tijd waar men zich geen intense kunst kan voorstellen, die niet in een of andere vorm het weedom dezer aarde uitdrukt; waar diepe melancholie, of liever nog, onvoldaanheid de grondtoon is, daar schenkt een kunstop- | |
| |
vatting als die van Willem Maris, een opvatting die tegelijk van een fijn artistiek gevoel en van een groote gemoedsrust getuigt, ons opnieuw vertrouwen in het leven.
Als wij, uit een onzer mijnerende stemmingen vol droefgeestigheid en twijfel, plotseling voor ons zagen de schilderij van Willem Maris in het Rijksmuseum te Amsterdam, dan zou zeker een warm gevoel van welzijn ons doorstroomen bij het terugzien der heerlijke zonnige moederaarde.
Alles tintelt van leven, 't is de volrijpheid van het weiland; juist hebben de kleurige zonnestralen dauw en nevelen weggeschoven tot in het dichte wilgenloover, waarin ze als blauwe plekken blijven staan.
Vooraan staat, de voorpooten in het water, een witte koe te drinken; meer in de verte nog een roode en zwarte in de schaduw der wilgen.
Die wilgen, in wier enkele van dauw nog vochtige veertjes de zon als blinkend zilver opflikkert, en die in dichte massa's de geheele rechterzijde en den horizon van het doek bedekken, geven, met hunne afkoelende schaduwen een rustig tegenwicht aan de van zonstralende linkerkant.
Het is ook alleen de tegenstelling van het diepe blauw der schaduwen, dat dat zonlicht zoo malsch kon doen schijnen: die opeenstapeling van licht, de half door de zon beschenen witte koe, de lichte reflectie, het zonnige weiland, de lichtende strook eendekroos, die tot in de lijst verloopt, licht kon maken en toch kleurig, malsch en toch van zonlicht stralend.
De geheele schilderij is meesterlijk van compositie, ze is breed en rustig, volkomen van lijn en kleur en van heerlijke malsche penseelstreeken.
Het is een reeks van de eenvoudigste kleuren: van veel okers en van heerlijke diepe blauwen.
Het zonlicht is koninklijk en, even als in de schilderijen van Rembrand, nooit oogverblindend, nooit wit of schel, maar door de volmaaktheid der toonverhouding kleurig en liefkoozend.
Dit heerlijke werk van Willem Maris is uit zijn laatsten tijd en sints eenige maanden in het bezit van de Vereeniging tot bevordering van hedendaagsche kunst.
* * *
Willem Maris werd geboren in 1843.
Even als zijn twee oudere broeders begon hij, nog jong, reeds te teekenen en te schilderen naar de natuur.
Andere leermeesters heeft hij nooit gehad, tenzij zijn zes jaren ouderen broêr Jacob, met wien hij heel in het begin een atelier had, hem nu en dan behulpzaam was in het leeren van het métier.
Met geloovigen ijver maakte hij zijn teekeningen of schilderstudies zoo nauwkeurig mogelijk, niets werd weggelaten, elke studie werd minutieus afgewerkt; zijn koetjes, een warme dag, in het Stedelijk Museum in den Haag, geschilderd en aangekocht in 1868, geven daar een voorbeeld van.
| |
| |
In dat schilderijtje is de invloed van de kleur van lucht en weide op de koeien nog bijna geheel verwaarloosd; die heerlijke warme atmosfeer die Willem Maris nu zoo tot in volkomenheid weet uit te drukken ontbreekt geheel, toch kan men in het witte koetje reeds den toekomstigen kolorist
‘Drinkende koe’, naar eene schilderij in het Rijksmuseum.
zien, de reflectiën zijn daar nauwkeurig en angstvallig waargenomen. Men kan zien dat het met liefde werd bestudeerd en geschilderd. Voor dien tijd zal het zeker al bizonder gevoelig geweest zijn. Gerard Bilders schrijft in een zijner brieven aan den heer Kneppelhout reeds in het jaar 1863 à propos van
| |
| |
een Haagsche tentoonstelling: ‘Men heeft mij verhaald van eenige geniale pogingen in mijn genre, door zekeren Marits - er zijn drie schilders van dien naam, broeders, geloof ik, alle jongens van talent.’
Nu klinkt zulk een oordeel heel oneerbiedig, maar men moet bedenken dat Willem Maris toen pas twintig jaar was en in Amsterdam zeker nog niet bekend.
Willem Maris heeft in zijn vroegen tijd dierstudies geteekend, meestal naar koeien, met geene andere bedoeling dan nauwkeurigheid.
Deze omtrekken, met hard potlood geteekend, zijn verwonderlijk van juistheid en daarbij uiterst gevoelig; de beweging is zoo goed geobserveerd, het zware aan het koebeest, de grassprietjes tegen de hoeven aan - alles is volmaakt uitgedrukt met die klare eenvoudige potloodlijntjes. Het is verwonderlijk om te zien hoe Willem Maris daarmede niet alleen de vorm maar ook de vastheid, het ondoordringbare kon weergeven.
Deze teekeningen hebben een relief als men niet zou veronderstellen alleen met contours te kunnen bereiken, en alleen een gevoelige kunstenaarsnatuur kan tegelijk zoo streng nauwkeurig de waarheid zoeken en die zoo schoon uitdrukken.
Het is de werkelijkheid gezien zoo frisch en jong als de Primitieven die zagen, als Holbein die evenzeer met zulke schoone en toch aanbiddelijke juiste lijnen de omtrekken van zijne sereene portretten tot in alle volkomenheid weer kon geven.
Het is te betreuren dat slechts zeer enkelen deze studies kennen; ik zag er eene, het eigendom van den heer Ph. Zilcken.
Zij die beweren dat Willem Maris niet teekenen kan, zouden dan zeker
Aan de rivier, naar eene houtskoolteekening.
anders oordeelen en zien dat wat hun verwaarloozing van den vorm toeschijnt niets anders is dan de noodzakelijke opoffering van sommige détails aan het groote geheel; niets anders dan het wel uitdrukken van het moment.
Wordt hij getroffen door een of ander stuk weiland, hetzij melkbocht, of plas, dan treft hem allereerst de mooie combinatie van weiland, koeien, wilgen, melksters met de lucht, dat wel zeggen, de rijke tonen en de mooie gesteldheid van het geheel.
| |
| |
En het geheel voor oogen houdend, schildert hij alles daaraan ondergeschikt. Zijn door het sterke licht, achter de figuren, de détails der gezichten weggevaagd, zijn de omtrekken der voorwerpen vervloeid in atmosfeer, of zouden te veel kleinigheden schaden om de verlangde grootschheid aan het
Onder de wilgen, naar eene schilderij.
geheel te kunnen geven - dan laat Willem Maris die détails, die lijnen weg, volkomen bewust wat hij wil uitdrukken en allerminst omdat hij niet kan teekenen, tenzij er maar eene manier van teekenen bestaat nl. die van harde omtrekken.
Willem Maris begrijpt zoo tot in volkomenheid hoe de lucht, de atmosfeer het geheele landschap beheerschen, hoe kleur en vorm van elk voorwerp slechts door een daaraan grenzend voorwerp bepaald kan worden; hoe een figuur in een landschap bestaat uit een reeks van tonen weer begrensd door andere tonen, en dat men die atmosfeer nooit tastbaar zou kunnen maken door lijnen of harde omtrekken, maar alleen door vlakken kleur.
In Italië waar de lucht strak blauw is, en waartegen de figuren als silhouetten uitkomen, daar is vorm en omtrek van zelf hoofdzaak. Maar hier waar de vochtige dampen zelfs op de warmste dagen aan den horizon blijven hangen en waar de vormen zich altijd oplossen in atmosfeer, daar kan men niet dezelfde maatstaf van waarheid aanleggen als aan een zuidelijk landschap.
Er wordt zoo veel gepraat over de natuur, die elk geheel meent van buiten te kennen, over waarheid alsof die niet betrekkelijk was.
Als men kon veronderstellen dat iedereen alles precies hetzelfde zag, en dat de persoon en de geest er geheel buiten konden blijven, dan nog zou de strengste kritikus niet durven beweren dat zelfs de meest geduldige schilder in staat zouden zijn een boom, blaadje voor blaadje na te maken,
| |
| |
Een warme dag, naar eene schilderij in Dordrecht's Museum.
| |
| |
noch de golven der zee en evenmin de ontelbare sprietjes van een weiland.
Wat is schilderen anders dan een zich eeuwig herhalend met de hersenen zoeken naar een formule om het geziene in verf uit te drukken!
Ik zou bijna geneigd zijn een anecdote (een persoonlijke herinnering) op te rakelen; het is een heerlijk voorbeeld van zoogenaamd realisme:
Een Duitsch schilder, wiens naam ik bescheidelijk verzwijg, bezocht elken zomer een onzer kleine zeedorpen, om daar eenige maanden de natuur te bestudeeren.
's Morgens begon hij al om zes uren te schilderen en werkte den geheelen dag op dezelfde plek aan dezelfde schilderij door en dit vele dagen lang. Het werd dan ook algemeen om de duidelijkheid en natuurlijkheid geprezen en bewonderd.
Toen hij weer naar Duitschland vertrok, liet hij zich een zak duinzand nazenden ten einde, in zijn atelier, voortdurend de blonde kleur van het Hollandsch duin te kunnen bestudeeren!
Van alle schilders heeft Paulus Potter wel het volmaaktste portret geschilderd in zijn levensgrooten stier. Het is een uiting van het hoogste realisme, een imitatie zonder weêrgade en men kan voor zeker aannemen dat hij zich de kunst niet anders voor kon stellen dan als een getrouwe nabootsing van de natuur; en onbewust heeft hij hierin het toppunt bereikt.
Het geeft den indruk alsof elk haar afzonderlijk geschilderd is, of de pooten van het beest geboetseerd zijn en daarna bekleed; als het kon zoude men wanen dat Potter geen formule behoefde te zoeken om het geziene weer te geven, dat het beeld van den stier alleen met het oog was opgevangen, en weergegeven geheel zonder medewerking der hersenen.
Als men bedenkt dat Potter, toen hij dien reuzenarbeid volbracht, pas 23 jaren oud was, dan rijst de gedachte bij ons op, met hoe verbazend veel volharding hij vóór dien tijd al geteekend en geschilderd moet hebben, om die weergalooze vastheid van teekening en nauwkeurigheid van het oog al op zoo jeugdigen leeftijd verworven te hebben.
In een gedeelte van een brief geschreven aan Houbraken, anno 1716,
| |
| |
door Nicolaas van Reenen, de zoon van de hertrouwde weduwe van Potter, lezen wij: ‘Dat hij zijn moeder dikwijls had hooren zeggen, dat zij haar man nooit ledig heeft gezien; dat hij zelfs, wanneer hij een uur voor haar over had om een wandeling te doen naar buiten, altijd een tafelboekje in zijn zak bij zich droeg, om als hij iets zag, dat geestig was en in zijn kraam konde dienen straks dat voorwerp af te schetsen.’
Geen enkel détail ontsnapte aan zijn intens scherpzoekend oog, maar hij wist ook niet wat het beteekent om détails op te offeren aan het geheele effect; misschien had hij dit verkregen bij langer leven, als hij meer den invloed van de hem zoo tegenovergestelde kunst van Rembrandt en Ruysdael ondergaan had.
Want met al zijn volharding, met al zijn objectieve studeeren, begreep hij niets van het eigenlijk schoone van een goed gecomposeerd schilderij: het éen zijn van koeien en omgeving, het trillen van het licht om en over alles, het weeke drassige van de vette aarde, waar de pooten der zware koeien inzakken, eindelijk den invloed van elk voorwerp op een ander voorwerp.
Zijn lucht is een mooi geschilderde coulisse, maar die geen de minste invloed verraadt op de kleuren der figuren op den voorgrond en even weinig gevoeld als de omgeving van den grooten stier.
Wat ons de eenheid, de gevoeligheid van een heerlijk zonnig landschap van Willem Maris doet genieten, daartoe ontbrak Potter grootschheid van gedachte en van opvatting.
En wat een bewijs te meer is van het betrekkelijke der waarheid: ieder aandachtig beschouwer of beter ieder die geheel passief voor een mooi van leven tintelend schilderij van Willem Maris of van een mooie nauwkeurige Paulus Potter staat, zal van beide kunstwerken
| |
| |
Aan den plas, naar eene aquarel.
| |
| |
Aan den plas, naar eene aquarel.
den indruk van waarheid en volkomen natuurlijkheid ontvangen. Wat de een bereikte met elk voorwerp afzonderlijk te bestudeeren, dat zocht de andere door geen enkele penseelstreek te plaatsen op een of ander voorwerp, die niet van beteekenis voor het geheel was en in harmonie met lucht, boomen en weiland. Want hoe Willem Maris ook zocht naar het ware: of in minutieuse maar schoone omtrekken of in breedgeschilderde, van kleurenrijkdom wemelende schilderijen, vol van reflecties van het blauw der lucht en van het warme zonlicht, dat liefkoozend strijkt over de ruggen van rossige of witte koeien, altijd is Willem Maris even sterk als Potter, te goeder trouw; altijd is het zijn persoonlijke overtuiging door werken en zien verkregen.
De tonen die hij vindt en die de illusie geven van het leven, zijn ook slechts formules, gevonden door het vele zien en bestudeeren van de natuur; het is de juistheid waarmede hij de onderlinge verhouding van licht en donker naar zijn begrip van schoon overzet, en dit zoo onmerkbaar weet te doen, dat het resultaat tegelijk waar en schoon is.
Als men 's morgens vroeg door die rijke weilanden wandelt, die de zuidzijde van den Haag omlijsten en die van af Potter zoo vele kunstenaars inspireerden, en men ziet het gras vol boterbloemen, rose koekoeksbloemen als overspreid met een doorzichtigen zilveren sluier, die door de kracht der alles verwarmende zonnestralen wordt opgetrokken en als een wazige damp boven de slooten blijft hangen, als men dat redelooze genieten beschouwt van die koeien met de voorpooten in het water, de rose snoet nog druipend van het volle drinken, dat domme tevredene, dat benijdbare onbewuste van zoo een log beest: dat ons in kleingeloovige stemmingen doet wenschen te zijn als het vee in de weide -; als men ziet hoe Willem Maris het vluchtige, het
| |
| |
ongrijpbare: de zilverachtige rose dauw, en ook weer het zware, zatte van de koeien gelijkelijk schoon en volkomen in verf weet om te zetten dan worden wij opnieuw getroffen vol bewondering voor het machtige en schoone zijner kunst.
* * *
Op de Utrechtsche tentoonstelling hangt een klein schildertje van Willem Maris: ‘Aan den plas’.
Het is ongemeen bekoorlijk zoowel van kleur als van compositie. De kracht ligt midden in de schilderij, die gedrenkt is in een zee van blond licht dat aan alle zijden in de gouden lijst vervloeit.
Het is een zomerdag vol doffe warmte, de blauwe lucht trillend van licht en hitte.
Een witte koe staat, met licht overgoten, geheel in het water, de biezen in den plas zijn kleurig, maar fijn; de twee koetjes tegen het licht in, een roode en donkere die met hunne donkere reflecties de kracht uitmaken, zijn heerlijk geobserveerd en geschilderd.
De lucht is bezaaid met vlokken kleurig als de bladeren eener theeroos,
die de wazige volzomerwarmte zoo volkomen weergeven. Het geheel is heerlijk van uitvoering: vlak geschilderd en rijp van kleur.
Het is een van die kleinere schildertjes, die, missen zij ook de breedheid van een op grooter schaal aangelegd doek, de charme bezitten zoowel van het overal gelijk volkomene, als van het fijn geslepene.
| |
| |
Willem Maris weet zijn schilderijen, meest altijd hetzelfde motief van weiland met vee, tot in het oneindige te varieeren.
Het zijn melkbochten, die met de zwarte drassige grond, de schaduw van eenige wilgen, een verveloos hek, koeien, melksters met veel blauw en glanzend koperen melkvaten - een rijkdom van tonen vormen, waartegen het effen vlak van weiland en lucht slaperig eentonig afsteekt; of het is een groote, geheel in zonlicht gedrenkte weide, begrensd door heele plassen vol kleurig riet, waarin de vormen der koeien zich weerspiegelen.
De horizontale lijnen, welke de opeenvolgende plannen van het landschap
aangeven en wegglijden tot aan den horizon, die zich eindeloos schijnt uit te strekken, verleenen aan die soort schilderijen een breede stemming van rust en kalmte.
Bij Willem Maris is, in tegenstelling met Jacob Maris, de lucht, de teekening der wolken geen motief; bij hem is het de warme voorgrond met groot figuren, en de lucht in zoover als ze noodwendig de stemming van het geheele landschap bepaalt. Hij kiest bij voorkeur die oogenblikken waar de luchten zonder effect zich effen boven de vlakke weilanden welven; de kleur is naar het oogenblik van den dag of diep wazig blauw of op warme namiddagen luchtig bestrooid als met paerlemoeren wolkjes.
Somwijlen schildert Willem Maris plekjes in de diepste schaduw
| |
| |
der wilgen, als buiten alles nog nat van dauw is. Plekjes van zoo'n heerlijk vochtig groen, blauw van morgendamp, koel als de nacht, waar eenden welgevallig oprijzen om te water te gaan.
Een is er, waar de eend met eendjes hoofdpersoon is, ik meen, waar het kleine stukje boom en water niets anders is dan de noodzakelijke omgeving der eendenfamilie.
De charme van zulk een schilderijtje ligt in het mooie van kleur en uitvoering, maar het is buitendien heerlijk van wezenlijkheid, van het goed geobserveerde wezen van die dieren: het goedige domme der groote eend, vol onbewuste trots op de rond haar krioelende jongen, het volkomen thuis zijn op die vochtige koele plek onder de takken van dien ouden wilgenstronk - met de sloot voor haar, waar het door de zon gebronsde water afkoelend gestreeld wordt door de blauwblonde wilgentakken.
Het is rustig en toch vol leven - het is een koninkrijk van eenige vierkante voeten oppervlakte. Het is de type van ‘la famille’ en men denkt onwillekeurig aan die slakkenfamilie (van Andersen) die zich de wereld niet grooter dacht dan hun woud van klittenblaren.
Bij Willem Maris is die eendenfamilie als de verpersoonlijking van het materieele wel behagen en de schilderij heeft de bekoring van het voor onze oogen te voorschijn halen van nooit geziene, nooit betreden plekjes.
Het spreekt wel van zelf dat de artiest alleen den indruk ondervond van een reeks van zilvergroene kleuren waarin het wit der eenden de toon bepaalde. Maar zeker zal hij ook de bekoring gevoeld hebben van die bewegingen en lijnen van die geheele stemming, anders kon hij die niet met zooveel liefde weergeven. - Ook wij genieten dieper van het heerlijke doen, van de malsche streken van het penseel, van mooie compositie en van de gevoeligheid van den kunstenaar die nooit in subtiliteit ontaardt.
Maar door de volmaaktheid waarmede handeling en onderwerp dooreen geweven zijn, volgt ook dat bij een bespreking het eene nauwelijks van het andere te scheiden valt.
Van zulk een gevoelig artiest spreekt het als van zelf dat hij vele en mooie aquarellen gemaakt heeft.
Maar in dezen tijd waar aquarelleeren niets anders wil zijn dan schilderen met waterverf en het doel dus niet anders is dan de stemming zoo schoon mogelijk te verbeelden, is het overbodig hier afzonderlijk over uit te wijden.
De aquarellen van Willem Maris geven ons dezelfde sensatie van tintelend zonlicht als die kleinere schilderijtjes, die dan ook in behandeling een groote overeenkomst hebben.
* * *
| |
| |
De eischen, die Willem Maris aan zijn werk stelt, zijn vele: het moet kracht uitdrukken en toch den indruk geven van blondheid; het moet zonnig zijn en toch ingehouden; het moet volmaakt van compositie zijn, maar men moet die nauwelijks kunnen uitvinden!
Ook hij schildert dikwijls opnieuw aan zijn werk, nadat het uit zijn atelier is weggehaald; soms in de kunstzaal van het huis Goupil, soms als de schilderij al op de een of andere tentoonstelling hangt en hij er niet mee voldaan is.
Maar hoe aangrijpend het schilderen ook voor hem is, hoe doorwerkt zijn stukken ook zijn, altijd blijven zij de frischheid behouden, als waren zij geschilderd onder de bezieling van het oogenblik.
De hierboven genoemde schilderij in het Rijksmuseum te Amsterdam geeft op 't eerste gezicht den indruk, van een op donkeren grond geschilderde schitterende impressie. Eerst bij langere beschouwing en bestudeering van dit heerlijke werk krijgen wij besef van het wel doordachte en doorwerkte zoowel van het schilderen als van de compositie, besef van de groote techniek en de hooge gevoeligheid om met zoo breede toetsen uit te drukken, en de koele siddering van de dauw-afschuddende wilgenblaren en de jonge zon die dat alles doet leven.
* * *
Willem Maris is nog in de volle kracht van het leven; hij heeft den laatsten tijd zulke grootsche uitingen van zijn kunst gegeven als nooit te voren. Tal van landschapschilders hebben hun opleiding aan hem te danken.
Sinds eenigen tijd woont hij buiten den Haag, in Voorburg, aan alle zijden omringd door weilanden, waar hij zich onverpoosd wijdt aan het schilderen van zijn van zonlicht stralende schilderijen.
* * *
Rustige werkers zijn de Marissen, even als twee eeuwen geleden hun groote voorgangers, die gelukkig alleen in het feit dat zij bestonden, vol zelfbewuste kracht, helder en klaar hun voelgedachten in verf uitspraken. Oprechte kunstenaars die niet rustten vóór zij alles uitgesproken hadden wat zij voelden, zoo verre verwijderd van die koortsachtige gejaagdheid, die ontzenuwende twijfel aan zich zelf, de zoo verlammende eigenschappen, die ons laatste stukje eeuw zoozeer kenmerken. - Zich nooit haastend dachten zij niet verder dan aan het werk van het oogenblik want zij hadden den tijd om te schilderen!
Den Haag, 8 Juli '91.
| |
[pagina t.o. 122]
[p. t.o. 122] | |
Zomerweelde, reproductie naar de aquarel van Willem Maris, in het bezit van Mevr. H.G. Tersteeg
|
|