Eerste Druk. Jaargang 1987
(1988)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |
InhoudEen barbaar in China is het verslag van de tocht die Adriaan van Dis in de tweede helft van 1986 door de Volksrepubliek China maakte. Via Hongkong reisde hij naar Shanghai, Peking en Xian, het beginpunt van een van de oudste handelsroutes ter wereld, de zijderoute. Die route is het traject dat Van Dis voor zijn tocht koos. Het is ongetwijfeld niet alleen een romantisch verlangen om die legendarische handelsroute te volgen geweest, die Van Dis in het tot voor kort voor vreemdelingen hermetisch afgesloten land bracht; ook de verhalen van zijn vader zullen daar wel een rol bij hebben gespeeld. ‘Mijn droombeeld van wat Chinezen waren is aan tafel ontstaan wanneer mijn in Indië geboren vader boven de dampende rijst vertelde hoe hij in het Jappenkamp zijn leven aan de Chinezen te danken had. Ze gaven een extra hoge prijs voor zijn trouwring, smokkelden eten naar zijn barak, hielpen hem aan medicijnen om een begin van koudvuur te bedwingen. De Chinezen waren zijn helden en elk neefje en nichtje van zijn kant dat ook maar een beetje spleetoog toonde, werd vol trots op Chinese voorouders gewezen.’ Maar Van Dis' eigen kennismaking met China en de Chinezen laat van dat droombeeld uiteindelijk weinig heel. Chinezen, stelt hij vast, zijn afstandelijk en cynisch; ze scheppen er een kennelijk welbehagen in (vreemdelingen) te pesten, geven op normale vragen absurde antwoorden, zijn lui en hebben de onhebbelijke gewoonte uitbundig te lachen om de ellende die ze zien: een omvergereden politieagent die met bloedend been op het asfalt ligt, een huilende boer bij zijn dode varken, bedelende kinderen langs de spoorlijn. Behalve zijn belevenissen zelf, die soms werkelijk alle verbeel- | |
[pagina 128]
| |
ding tarten, is het vooral de kribbige toon waarop Van Dis vertelt, die ervoor zorgt dat zijn verhaal van begin tot eind boeit. Hij weigert nadrukkelijk zich op te stellen als een gelegenheids-antropoloog: ‘Tussen oog en pen zit mijn verstand en mijn gevoel, geen Chinese boekerij.’ Die nuchterheid maakt zijn reisverslag voor veel ‘echte’ China-kenners ongetwijfeld een bron van grote ergernis, of hilariteit. Maar wie daarom treurt, Adriaan van Dis in elk geval niet. Integendeel. ‘De China-kenner wil dat ik het zie,’ schrijft hij na eerst in geuren en kleuren de erbarmelijk slechte toestand in het Renmin Hotel in Xian geschetst te hebben, ‘als een ander besef van tijd. Het land is zo lang een wereld op zichzelf geweest dat klokkijken er een andere betekenis heeft gekregen. Reizen in China is als langzaam leven. Niemand kan zich dat in het Westen nog veroorloven, het is een verborgen luxe. Flauwekul! Het is communistische sloddervosserij. In Hongkong weet de kleinste pensionhoudster hoe je een bed met ontbijt verkoopt.’ | |
KritiekArnold Heumakers: ‘Het valt niet te ontkennen dat Van Dis goed om zich heen heeft gekeken. En wat nog belangrijker is: hij heeft het ook mooi weten op te schrijven, in een elegante, precieze, luchtige stijl. Als “schrijvend toerist” heeft hij zijn werk voortreffelijk gedaan. Een barbaar in China is een kleurrijke reportage (de tekst verscheen in eerste instantie in Elseviers Magazine). Maar zoals bij de meeste vormen van toerisme blijft het ook allemaal zeer aan de oppervlakte. Tussen reis en reiziger is noch onderweg noch op papier iets uitzonderlijks ontstaan dat het verhaal boven het niveau van de reportage uittilt.’ (De Volkskrant, 1-5-1987) P.M. Reinders: ‘Van Dis kan de raadsels van China niet oplossen maar hij kan ze wel bijzonder mooi formuleren. Zijn boek is verfrissend omdat hij zich door niemand een oordeel of reactie laat aanpraten. [...] De Chinakenners zullen misschien dedaigneus aan zijn verslag voorbijgaan maar de leunstoelreiziger zal er zeer veel plezier aan beleven.’ (NRC Handelsblad, 17-7-1987) |
|