Eerste Druk. Jaargang 1987
(1988)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |
InhoudIn het tweede deel van zijn Kroniek vertelt Brouwers hoe, met uitzondering van enkele goede vrienden en wat bewonderaars, de hele mensheid over hem heen dondert. De directe aanleiding: het verschijnen van zijn roman Bezonken rood. Onder de overlevenden van de Jappenkampen zijn er maar weinig die erin slagen genoeg afstand te nemen - Brouwers heeft zijn boek immers geschreven als een román - en al gauw ontaardt de discussie over de ‘waarheid’ van zijn schriftuur in een regelrechte aanval op zijn persoon. Onder de aanvallers bevinden zich ook Etty Mulder, Mischa de Vreede en Rudy Kousbroek. Wanneer een jaar later de forse essaybundel De laatste deur verschijnt, volgens Brouwers zelf een wetenschappelijke bijdrage aan het onderzoek naar zelfmoord, zet de mineurstemming die de rel rond Bezonken rood veroorzaakt heeft, zich voort. De auteur belandt in een diep dal, waaruit hij maar met veel moeite en stap voor stap omhoog weet te komen. Depressies en angsten hebben hem maandenlang in hun ijzeren greep, als gevolg waarvan hij weigert om ook maar iemand te zien, buiten de kleine kring van getrouwen. Ook de biografie van Hélène Swarth wordt eigenlijk een teleurstelling. Lange tijd wordt hij aan het lijntje gehouden met halve toezeggingen en vage beloften, tot uiteindelijk de kogel door de kerk is: de commissie die hem de opdracht zou geven, besluit dat de schrijfster hiervoor niet belangrijk genoeg was. De oude Faust bevat verder brieven over de verfilming van De laatste deur, over nieuwe verbouwingen aan het huis Louwhoek, over de roman Winterlicht, waaraan Brouwers wel | |
[pagina 124]
| |
schrijft en die ook gestaag vordert maar waarvan hij zelf eigenlijk niet weet wat hij ermee moet. Nieuw zijn de ‘vaderlijke’ brieven aan aankomende auteurs als Benno Barnard en vooral René Stoute. Brouwers spaart de roede niet als hij hun werk van commentaar voorziet, maar hij doet dat altijd op stimulerende wijze. | |
KritiekKoos Hageraats: ‘Met name de brieven aan René Stoute zijn van een hartverwarmend enthousiasme. Voortdurend spoort Brouwers hem aan, voorziet hij diens werk van kritische kanttekeningen en geeft hij artistieke adviezen. Met recht kan men alleen al wegens dit soort brieven een algemeen didactische functie aan Kroniek van een karakter toekennen (maar zonder de duffe toon die de meeste didactische werken eigen is).’ (De Tijd, 6-11-1987) Hans Warren: ‘Brouwers' zelfkennis leidt echter niet tot de relativering, laat staan tot de humor die de brieven van Gerard Reve steeds weer redt. [...] Hij beziet zichzelf bijna tegelijkertijd met zelfhaat en zelfoverschatting. [...] Hij gelooft echt dat hij op zijn studie over literaire zelfmoordenaars De laatste deur had moeten “promoveren tot doctor in de letteren”. Hij is zo naïef op dit soort onderwerpen dikwijls terug te komen. Zoveel literatuur werkt verstikkend, zij het dat de contacten met literaire youngsters als Stoute en Benno Barnard voor een frisse bries zorgen.’ (Provinciale Zeeuwse Courant, 14-11-1987) Felix de Vree: ‘In zeker twee opzichten dient men echter wat minder plaats in te ruimen voor het idee van een enigszins naïeve schrijver die niet weet wat hij doet. Het meest verontrustende in deel twee van Kroniek van een karakter is in dat opzicht de campagne die Jeroen Brouwers voert tegen de Nederlandse universiteiten. [...] Het tweede weinig geruststellende element in deze brievenboeken is dat Jeroen Brouwers nauwe banden blijkt te hebben met een reeks vooraanstaande schrijvers en recensenten die zich voor hem (en daarmee voor zijn denkbeelden) inzetten.’ (Het Parool, 4-12-1987) |
|