Eerste Druk. Jaargang 1987
(1988)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |
InhoudDe verhalen in de tweede bundel van Hugo Pos omspannen samen een periode van ruim veertig jaar en voeren de lezer mee naar zulke uiteenlopende plaatsen als Nichtevoorde aan de Vecht, Leiden, Haïti en vooral Paramaribo; Suriname is het decor waartegen vrijwel alle bijdragen zich, de ene wat meer dan de andere, afspelen. Meestal zijn het anekdotes uit de wereld van de rechtspraak. Zo vertelt ‘Twee zusters’ van de 81 jaar oude Anton Heestermans, die beschuldigd wordt van een poging tot moord op zijn vrouw. Door een onvergeeflijke blunder van de officier van justitie, ooit een van zijn leerlingen, krijgt deze zaak echter niet het verloop dat zij, gezien de feiten, zou moeten hebben. Geblunderd wordt er ook in ‘Noblesse oblige’, alleen loopt dat hier heel wat dramatischer af. Omdat hij een kastekort van ƒ 8.000, - niet kan verantwoorden, is de districtscommissaris van Nickerie oneervol ontslagen. De officier van justitie, ook in dit verhaal optredend als verteller, zet nu de hoofdcommies van Openbare Werken onder druk, omdat hij vermoedt dat deze op de een of andere manier bij de verduisteringszaak betrokken is. Zijn pogingen hebben inderdaad effect, alleen niet het effect dat hij had voorzien, want om middernacht worden de kleren van de hoofdcommies aan de oever van de Surinamerivier gevonden; zijn lichaam drijft enkele dagen later boven. Niet alle verhalen hebben echter met de jurisdictie te maken. ‘Adèle’ is het relaas van een creoolse moeder die alles in het werk stelt om haar vier dochters een blanke echtgenoot te bezorgen; ‘Het geheugentheater’ vertelt hoe de zich van het Leidse studentenleven nadrukkelijk afzijdig houdende Flors Toussaint alsnog ontgroend wordt en in het titelverhaal moet de | |
[pagina 97]
| |
hoofdpersoon haar naakt poseren bekopen met een verblijf van jaren in een psychiatrisch ziekenhuis. | |
KarakteristiekDe elf verhalen in De ziekte van Anna Printemps zijn stuk voor stuk lichtvoetige schetsen uit het Surinaamse leven, opgetekend door een verteller die niet zelden een en dezelfde persoon lijkt te zijn. In een van de verhalen zegt hij zelfs, na eerst de andere hoofdrolspelers te hebben voorgesteld: ‘Ik mag mezelf bekend veronderstellen.’ Hun speelse karakter ontlenen deze verhalen voor een belangrijk deel aan de milde spot waarmee het doen en laten van de personages beschreven wordt; de toon van de verhalen en de soms absurde voorvallen waarvan zij verslag uitbrengen bepalen dan ook grotendeels de charme van deze bundel, die 136 pagina's telt. | |
ThematiekDe speelsheid van Pos' verhalen betekent onder meer dat zij geen van alle nadrukkelijk een zware thematiek torsen. Dat wil echter niet zeggen dat zij niet meer dan faits divers te bieden hebben. Zoals een van de critici al naar aanleiding van het debuut van deze auteur opmerkte, zijn voor wie zoekt ‘de grote thema's uit het leven’ wel degelijk in zijn verhalen te vinden. Opvallend zijn in De ziekte van Anna Printemps onder meer het falen en het najagen van schimmen, dat nogal eens aan dat falen ten grondslag ligt. Niet zelden blijken Pos' hoofdfiguren, huns ondanks, de aanstichters van groot onheil. Zo theoretiseert de officier van justitie in ‘Noblesse oblige’ tegenover de verdachte hoofdcommies heel gewichtig dat hij zichzelf in de Surinaamse samenleving als een ‘stootkussen’ ziet dat schokken moet kunnen opvangen. ‘Vanuit die positie geef ik wenken door aan mensen, die daar de voelhorens, de antennes voor hebben. Wie die berichten opvangt en ontcijfert weet meestal wel wat hij doen of laten moet.’ Hoofdcommies Jantje weet inderdaad zijn berichten te ontcijferen maar zijn reactie is er vervolgens geen die de tentoongespreide gewichtigheid van de officier van justitie rechtvaardigt. Het menselijk tekort is in alle | |
[pagina 98]
| |
verhalen nadrukkelijk aanwezig. | |
KritiekPeter de Boer: ‘Wat maakt De ziekte van Anna Printemps tot zo'n beminnelijk boekje? Is het de vederlichte behandeling van een toch vrij zware thematiek, waarvan moord, liefdessmart en koloniale prikkels de hoofdmoot vormen? Is het de uiterst verzorgde, soepele en soms ietwat monkelende verteltrant? Of is het het exotische fluïdum dat deze verhalen zo aardig maakt? Het antwoord luidt natuurlijk: het is dit alles tegelijk. In de combinatie van de genoemde kwaliteiten en kenmerken schuilt de aantrekkingskracht van deze bundel.’ (Trouw, 5-11-1987) P.M. Reinders: ‘De Nederlandstalige literatuur over Suriname is heel wat minder omvangrijk dan die over Indonesië en daarom alleen al verdienen de verhalen van Pos alle aandacht. Maar bovendien heeft hij een buitengewoon aantrekkelijke manier van schrijven, zo onversierd en lakoniek als de stijl van Alberts en met dezelfde zeggingskracht.’ (NRC Handelsblad, 6-11-1987) |
|