Eerste Druk. Jaargang 1987
(1988)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
InhoudIn de roman Xpertise of De experts en het rode lampje (1978) is Lokien, een personage dat vaker in het werk van Polet optreedt, bezig materiaal te verzamelen voor een boek ‘als een geschreven droom, een boek met een in allerlei tijdperken levende figuur, steeds een ander’. Deze summiere omschrijving past verrassend goed bij de verhalenbundel In de arena en het lijkt er daarom op, dat de auteur hiermee het werk heeft afgeleverd dat hij destijds al aankondigde. In deze bundel neemt hij de lezers allereerst mee naar de 17e eeuw, het tijdvak dat vooral door de bloeiende ontwikkelingen van de Nederlandse handelsvloot een Gouden Eeuw kon worden. Dat het ‘goud’ soms echter duur betaald werd, leert ‘De nachtmerrie van het Nieuwe Amsterdam’. Het is een verhaal over muiterij en over de bloedige strijd van de muiters tegen diegenen die niet met hen wensen mee te werken, de strijd onder elkaar ook. Even macaber is ‘Thou art the man’, dat in het Engeland van de 19e eeuw speelt en waarin de speurder Perdie Lockshire en zijn assistent op zoek gaan naar het hoe en waarom, en vooral natuurlijk naar het: wie?, van een raadselachtige massamoord. Ook ‘Draumvitjar’ is een verhaal vol wreedheid en barbarij. Het enige verhaal dat niet in het verleden speelt maar juist in een verre toekomst, is het titelverhaal van de bundel. Het vertelt hoe een echtpaar deelneemt aan een bijeenkomst in een stadion waar ter dood veroordeelden voor hun leven vechten met ectoplasma's, wezens die door de toeschouwers met hun geest worden opgeroepen. De laatste twee bijdragen zijn heel wat minder spectaculair dan de vorige. ‘Het gastmaal’ is het verslag van een ouderwetse Romeinse orgie, een kannibalistisch aandoende vreetpartij, waar- | |
[pagina 94]
| |
bij ook keizer Nero aanwezig is, die ter plaatse het idee krijgt voor de grote brand van Rome. In ‘Posse esse of De kunst van het kunnen zijn’ ontdekt een leerling van de grote geneesheer Pericelcius de nieuw ontsloten wereld van het boek bij de drukker Frobenius, nadat hij eerder geconfronteerd werd met de monsterachtige wereld die in een waterdruppel schuilgaat. | |
KarakteristiekEen van de opvallende aspecten van de zes verhalen in deze bundel is de gehanteerde vertelwijze. Niet alleen is er steeds duidelijk van een vertel situatie sprake, waarbij zelfs het gebruik van voetnoten niet wordt geschuwd, maar Polets woordvoerders passen hun woordkeus en zinsbouw ook iedere keer aan bij het genre - reisverslag, saga, detective, SF-verhaal - dat zij op dat moment beoefenen. Verder moet hun beeldende stijl genoemd worden, die ervoor zorgt dat de lezers niet alleen toehoorders zijn maar ook toeschouwers. Samen met de vaart waarmee verteld wordt zorgt dit ervoor, dat de meeste bijdragen aan de bundel, ondanks de lastige thematiek, toch goed leesbaar blijven. De bundel telt 241 bladzijden. | |
ThematiekHet dominante thema in alle verhalen is de tijd, een van de hoofdthema's in heel het oeuvre van Sybren Polet. Het belangrijkste motief is geschiedenis als materiaal voor de verbeelding. Dat motief wordt vooral in het titelverhaal nadrukkelijk naar voren gehaald. De beide hoofdfiguren spelen elkaar, zo wordt verteld, beelden toe; ze vertellen elkaar een verhaal, zo, dat er een persoonlijke versie van de geschiedenis ontstaat ‘die soms met de algemeen geaksepteerde samenviel en soms niet.’ Dat spelen met de geschiedenis gebeurt ook in de arena, waar de aanwezigen via de kracht van hun geest ‘ouderwetse’ voetbalwedstrijden oproepen of de strijd van christenen tegen de leeuwen die hen mogen verscheuren. Het barbaarse element dat in deze fantasieën terug te vinden is, en dat kenmerkend is voor vrijwel alle verhalen in de bundel, wordt verklaard uit een toenemende nostalgie van de mens naar oude, romantische tafere- | |
[pagina 95]
| |
len; in de praktijk betekent dat ‘de meer gewelddadige’. Daarbij vormen de objectieve, vaststaande gegevens uit het verleden hooguit het kader waarbinnen de verbeelding autonoom te werk gaat: ‘geschiedenis was voor de levenden (...). Het heden bestond niet of nauwelijks. De rest was refleksie, verbeelding of refleksie.’ Zo zijn de thema's tijd, fictionaliteit (de verhouding tussen verbeelding en werkelijkheid) en vertellen met elkaar vervlochten; schrijven is voor Polet altijd een schrijven tegen de tijd, d.i. tegen de dood in. Daarom zijn verleden, heden en toekomst bij hem geen vaststaande gegevenheden, evenmin trouwens als het begrip identiteit. Dat verklaart de raadselachtige formulering in ‘Thou art the man’, het verhaal waarin plotseling iedereen op iedereen lijkt: ‘Het is als in de klassieke vraag: Wie ben ik. Antwoord: Ik ben wie.’ | |
KritiekToine de Graaf: ‘De lezer krijgt zes in verschillende tijden gesitueerde verhalen voorgeschoteld die worden verteld volgens de geldende tradities van weleer. Het resultaat is een soort “winterboek” met voor elk wat wils, speelse literatuur om de tijd te verdrijven.’ (De Gelderlander, 9-5-1987) Jan Verstappen: ‘Sybren Polet heeft een bundel mooie verhalen samengesteld. De zes verhalen uit zijn nieuwe boek In de arena worden op een knappe manier aan elkaar verbonden door inhoudelijke en thematische overeenkomsten, terwijl ze toch sterk uiteenlopen.’ (Zwolse Courant, 4-7-1987) |
|