Eerste Druk. Jaargang 1987
(1988)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
InhoudIn Zaansch Veem blikt Freek de Jonge op milde wijze terug op zijn jeugd in Zaandam, maar dat er alle reden geweest was voor een omzien-in-wrok, wordt maar al te goed duidelijk. Altijd was er immers dat gehate brilletje en altijd was er armoe, als gevolg waarvan hij bij voorbeeld moest deelnemen aan de optocht op Koninginnedag in een oranje broek die zijn moeder uit een kussensloop had geknipt, zodat het er meer op leek dat hij een luier aanhad. Altijd moest je uitkijken voor de Blauwpadders, de a-sociale bewoners van het Blauwe Pad, die er voortdurend op uit schenen je te grazen te nemen en er niet voor terugdeinsden het brandhout voor de luilakviering bij jou uit het schuurtje te halen; onder de ogen van je eigen vader nog wel! Veel sjieker gaat het toe in de Schildersbuurt; daar te wonen is dan ook zijn grootste wens, al wordt het beeld dat hij van de mensen daar heeft wel wat genuanceerder na een logeerpartij bij Berend Hol. Een vlek in het vloerkleed blijkt voor diens moeder zo wat een doodzonde en het zacht-gekookte eitje blijkt een kuikenlijkje te bevatten, dat hij in arren moede probeert op te eten. De rode draad door het verhaal is de bouw van de nieuwe Paaskerk. De feestelijke opening van dit gebouw maakt de jonge domineeszoon echter niet meer mee, al was hij nog zo nauw bij de voorbereidingen betrokken. Hij verkiest die dag het aan de horizon lokkende Amsterdam. | |
KarakteristiekZaansch Veem is verdeeld in elf hoofdstukken, die ieder een titel hebben meegekregen die niet zozeer de hele lading dekt, maar veeleer de rode draad aangeeft. Daar omheen associeert | |
[pagina 74]
| |
de (ik-)verteller zoals hem dat uitkomt, schijnbaar voor-de-vuist-weg maar eigenlijk heel doelbewust. Hoewel het perspectief doorgaans bij deze jeugdige verteller ligt, is de toon van de memoires die van de volwassene die geamuseerd terugkijkt naar zijn leven en streven van jaren terug. Zaansch Veem telt 165 bladzijden. | |
ThematiekIn Zaansch Veem beschrijft Freek de Jonge de ontwikkeling van zijn alter ego naar de volwassenheid. Heel zijn relaas staat in het teken van een geleidelijke onthechting; de belangrijkste stap in die ontwikkeling wordt gezet wanneer hij uiteindelijk besluit te proberen in Amsterdam te komen in plaats van de opening van de Paaskerk bij te wonen. Belangrijk is vooral de relatie van de jongen met zijn vader, een van de twee predikanten in het Zaandam-van-toen, en die met zijn moeder. Wat verder opvalt, is de overgave waarmee hij zich aan het fantaseren en op-de-toekomst-vooruitlopen wijdt; Zaansch Veem lijkt vaak een modernere versie van Theo Thijssens Kees de jongen. | |
KritiekCarel Peeters: ‘De Jonges herinneringen zitten vol zelfspot en het soort humor dat alles beschrijfbaar maakt.’ (Vrij Nederland, 28-11-1987) Martin Ros: ‘Dit nieuwe literaire jongensboek heeft bij alle armoe en hervormdheid en bij alle tragiek, die Freek met zijn veel te vroege brilletje, zijn flaporen en zijn stekelhaar moest doormaken, veel rijke romantiek opgeleverd. Opvallend is daarbij dat Freek als een volleerde, als een groot schrijver, telkens tintelende formuleringen weet te vinden, een van humor en ironie geladen, vooral zichzelf bespottende plechtstatigheid, waarmee hij het jongensleven tot een heus epos van leed en strijd, tragiek en triomf weet te maken.’ (Hervormd Nederland, 5-12-1987) Jaap Goedegebuure: ‘Zaansch Veem heeft met literatuur evenveel te maken als Seth Gaaikema met humor.’ (Haagse Post, 12-11-1987) |
|