Eerste Druk. Jaargang 1987
(1988)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
InhoudMoord en doodslag zijn aan de orde van de dag in de elf bijdragen die de nieuwste bundel van Hermine de Graaf telt. Wat dat betreft zet het openingsverhaal, ‘De moeder, de zoon en het hondje’, al direct de toon: een verwaarloosde kleuter van vier rekent op genadeloze wijze af met zijn gehate mededinger de dwergpoedel Tommy. Alleen thuis en helemaal ‘in’ de rol van cowboy hoort hij in het indringend gekef van de hond het dreigende gehuil van coyotes. Als het dier weigert zich door zijn zwaaiende revolver te laten imponeren, spiest hij het zonder verdere plichtplegingen aan zijn moeders briefopener. Even meedogenloos gaat het toe in het tweede verhaal, ‘In verzekerde bewaring’. Een meisje laat zich door haar vrienden uitdagen om een keer met een wildvreemde jongen uit te gaan, maar dat ‘experiment’ loopt anders af dan ze zich had voorgesteld; de opdringerigheid van deze Albert neemt namelijk al gauw de vormen aan van een heuse aanranding. Als ze hem enkele dagen later, in gezelschap van haar vrienden, op het ijs weer ontmoet, neemt ze wraak. In hoeverre wraak ook een motief geweest is achter het schielijk overlijden van de majorette in ‘Vaste bezigheden, vertrouwde patronen’ wordt niet echt duidelijk; vast staat echter wel dat haar dood geen natuurlijke was: ze wordt met een gebroken nek en verbrijzelde neus uit het water van een moeras gevist. Er staan ook andere verhalen in Aanklacht tegen onbekend. Humoristische soms, zoals ‘Hé Sonja Berends, had je wat!’, over een niet helemaal toerekeningsvatbare rattenvanger die door de uitbaatster van het plaatselijke eethuis wordt overgehaald de rattelijkjes niet, zoals gebruikelijk, naar de verbran- | |
[pagina 53]
| |
ding te brengen maar ze bij haar af te geven. Zij plaatst de dieren dan als ‘waterkonijn’ op de menukaart. Ontroerende ook, zoals ‘Licht en kracht’, over de wanhopige pogingen die het schoolhoofd Muts doet om zijn schooltje open te kunnen houden. Maar steeds zijn het verhalen over mensen die anders denken en voelen dan de meeste anderen en die dat anders-zijn één keer, op niet mis te verstane wijze, laten blijken. | |
KarakteristiekHet eigene van deze verhalen, ook van die in de vorige bundels van de auteur trouwens, is de sfeer van geheimzinnigheid die hangt over de gebeurtenissen waarover wordt verteld. Dat effect ontstaat onder meer door de gehanteerde verteltechniek: Hermine de Graaf maakt veelvuldig gebruik van de eerste persoon, de onvoltooid tegenwoordige tijd en de innerlijke monoloog. Ook de suggestieve natuurbeschrijvingen en de vaak korte zinnen werken daaraan mee. Dat raadselachtige zal overigens niet iedereen even aangenaam zijn; Hermine de Graaf schrijft niet voor ‘luie’ lezers, die gewend zijn alle belangrijke verhaalingrediënten netjes te krijgen aangereikt. Bij haar blijft veel onuitgesproken of wordt hooguit terloops gesuggereerd. De bundel telt 188 bladzijden. | |
ThematiekHet verbindend motief in alle verhalen, zo laat de tekst op de achterflap van de bundel weten, is dat elk personage zowel aanklager als beklaagde blijkt te zijn. Hoe fraai geformuleerd ook, deze interpretatie is toch te beperkt om representatief te mogen heten voor de hele bundel. Inderdaad schuiven sommige personages, zoals de kleuter in het openingsverhaal, de puber in ‘In verzekerde bewaring’ en de vrouw in het titelverhaal, gaandeweg door naar het beklaagdenbankje, terwijl ze toch zoveel recht van spreken dachten te hebben! Maar het verbindend motief in alle verhalen is het krampachtig pogen van de hoofdfiguren om de werkelijkheid naar hun hand te zetten. Vervreemding en isolement zijn veel-voorkomende thema's in deze bundel. Het belangrijkste thema lijkt mij echter de verhouding tussen | |
[pagina 54]
| |
schijn en werkelijkheid te zijn. In wezen zijn alle personages van Hermine de Graaf, net als de vrouw in het titelverhaal, bang voor hun medemensen en tevens onmachtig om die angst weg te nemen. Sterker zelfs: vaak keren hun pogingen uit hun isolement te breken, zich tégen hen. Zo beseft de vrouw, die er met haar vriendin een sport van gemaakt heeft koffers uit hotellounges te stelen: ‘Door ze te beroven ben je dichtbij, maar doordat je ze schade berokkent tegelijkertijd veraf.’ Daarom leven zij stuk voor stuk in een schijnwereld. Lieve, een van de hoofdfiguren in ‘Miss Brewster en Humphrey van Weyden’, probeert haar beeld van de werkelijkheid op te bouwen met behulp van de romans die ze leest; andere personages schrijven of zijn op een andere manier vertellers. Een gevolg hiervan is, dat de buitenwereld (hier letterlijk: de wereld buiten het hoofd van de vertellers) zonder uitzondering als vijandig wordt ervaren. Het beperkte ik-perspectief waarvoor Hermine de Graaf gekozen heeft blijkt hierbij uitstekend te werken. | |
KritiekAleid Truijens: ‘De bekoring van het nieuwe is er een beetje af: Hermine de Graaf is een vaardig schrijfster geworden, die de lezer in Aanklacht tegen onbekend iets te lang in haar keuken laat kijken. Elf interessante, maar niet heel bijzondere verhalen.’ (NRC Handelsblad, 3-4-1987) Jaap Goedegebuure: ‘Flauw en voorspelbaar vind ik ook de neiging tot expliciete symboliek. (...) Het is net iets teveel van het goede, maar jammer genoeg betreft het een tendens die zich ook elders in Aanklacht tegen onbekend voordoet. Wie overigens nog nooit iets van deze schrijfster las, moet zich niet laten weerhouden dit boek te kopen, want het steekt met kop en schouders boven het maaiveld van de Nederlandse literatuur uit.’ (Haagse Post, 2-5-1987) |
|