Eerste Druk. Jaargang 1987
(1988)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
InhoudToonkunst is het levensverhaal van een bejaarde operazangeres die, afkomstig uit een benauwd, kleinburgerlijk milieu, van jongsaf bezield is geweest door maar één ideaal: de schoonheid. Maar de wegen naar de schoonheid zijn riolen, heeft ooit haar impressario haar voorgehouden en die levenswijsheid kan zij nu, terugblikkend op haar carrière, alleen maar beamen. Vast van plan om tijdens haar weg omhoog de benen stevig gesloten te houden, moest zij al gauw vaststellen dat het bed dé plaats is waar menig contract wordt afgesloten; dat de liefde voor de ‘kleurloze ambtenaar’ Stefan in de ogen van de mensen die haar omringden geen genade kon vinden, evenmin als de geboorte van hun beider zoon; dat de toppen van de roem zo gepasseerd zijn en dat vervolgens een diep dal wacht. Dat haar carrière haar hoogtepunt bereikte in nazi-kringen, is de zangeres na de bevrijding nooit vergeven. Ze werd ‘veroordeeld tot de provincie’ en moest voortaan proberen haar publiek tot ontroering te brengen in circustenten, verenigingsgebouwen en cafés. Wanneer zij dan, in 1956, het ‘meest opzienbarende debuut van de laatste jaren’ hoort, het optreden van Maria Callas, ziet zij ook haar laatste illusie in rook opgaan. | |
KarakteristiekToonkunst heeft de vorm gekregen van een interview waaruit de vragen geschrapt zijn. De novelle is daardoor een lange monoloog van de hoofdfiguur geworden. Het belangrijkste effect hiervan is de dramatische ironie: de hoofdpersoon spreekt zichzelf nogal eens tegen. Juist die discrepantie tussen de indruk die zij wil maken en de werkelijkheid van haar geschiedenis maakt Toonkunst tot een aangrijpend verhaal met een ver- | |
[pagina 46]
| |
rassend slot. De novelle telt 108 bladzijden. | |
ThematiekFerron schrijft in zijn nieuwste novelle over de tegenstelling tussen hoop en illusie, werkelijkheid en verbeelding, over onmacht en vergeefsheid. Zomin als haar vader erin slaagde zich tot stationschef op te werken en haar moeder bij de ‘deftige’ buurvrouw Van Kommeren de deur in kwam, zo is het ook de hoofdpersoon niet gelukt haar idealen te verwezenlijken. Haar huwelijk is op rigoureuze wijze gedwarsboomd, het moederschap haar ontnomen en ook in de kunst heeft zij niet verwezenlijkt waarnaar zij haar leven lang gestreefd heeft. De filosofie die aan het verhaal ten grondslag ligt, is roetzwart: ‘Een tragedie is het leven, geregisseerd door een komediant.’ | |
KritiekFrans de Rover: ‘C'est le ton qui fait la musique: Toonkunst is getoonzet in een register waarin de hele Ferronliteratuur resoneert. Inderdaad op de wijze van de opera: vals én ontroerend. En de toeschouwer/lezer verzucht na afloop: subliem!’ (Vrij Nederland, 7-11-1987) Arnold Heumakers: ‘De moeizame relatie tussen kunst en leven die Ferron hier exploreert, is natuurlijk niet bijzonder schokkend. Alles komt er dus op aan hoe hij de thematiek heeft uitgewerkt. Komt de bejaarde zangeres die hij aan het woord laat op papier tot leven? Ik vind dat Ferron op dit punt enigszins in gebreke blijft. En dat ligt, vrees ik, vooral aan zijn stijl die opnieuw bestaat uit de bekende bombastische mengeling van lyriek en vulgariteit.’ (De Volkskrant, 27-11-1987) Robert Anker: ‘Ik heb weinig boodschap aan Ferrons gekunstelde Sade-metaforen en dat neemt je niet in voor een schrijver die daarin grossiert. Bij herlezing stoorden ze mij echter minder en daarbij neemt hun aantal in de tweede helft af, een tweede helft die bovendien een mooie, tragische allure krijgt die de lezer niet onberoerd laat en eventuele kunstmatigheid neutraliseert.’ (Het Parool, 4-12-1987) |
|