Eerste Druk. Jaargang 1987
(1988)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
InhoudHet dolhuis is een roman over hoe een levenslustig kind terecht komt in een krankzinnigeninrichting en daar nog tot ver in zijn latere leven de pijnlijke gevolgen van ondervindt. Want al is hij dan, rond de veertig jaar oud, maatschappelijk meer dan geslaagd, Winkler Brockhaus wordt nog dagelijks achtervolgd door een hardnekkige treurigheid; ‘zelfs in mijn slaap ben ik somber,’ bekent hij een vriendin. De behandeling die hem jaren geleden in Huize Kindervrede ten deel viel was er niet bepaald op gericht om hem geestelijk snel weer op de been te helpen; het waren de jaren vijftig en de anti-psychiatrie was nog niet eens een schim aan de horizon. Trouwens, in hoeverre was hij eigenlijk gek geweest? En wat was er nu eigenlijk tussen hem en zijn vader voorgevallen? Welke rol had mevrouw Sprong in hun gezin gespeeld? En waarom was zijn moeder nooit bij zijn vader weggegaan als deze haar het leven werkelijk zo zuur maakte? Het zijn vragen die Winkler Brockhaus met de regelmaat van de klok door het hoofd spoken, tientallen jaren later nog minstens zo erg als tijdens zijn verblijf in de ‘vakantiekolonie’. Pas op het laatst van de roman worden de sluiers van zijn verleden weggehaald, om een waarheid te onthullen die ongeloofwaardig is en verpletterend. | |
KarakteristiekBüch heeft als woordvoerder voor zijn nieuwste roman een ouderwetse alwetende verteller gekozen, wiens voornaamste taak het is door toon en relativerende commentaren voor genoeg afstand te zorgen om de steeds dreigende sentimentaliteit te voorkomen. Zoals Winkler Brockhaus zelf zijn diepste gevoelens voor de buitenwereld afschermt, zo zorgt ook deze verteller er- | |
[pagina 36]
| |
voor dat ook de grootste ellende niet al te erg lijkt en in dit opzicht vallen vorm en inhoud in Het dolhuis samen. Die toon, het verteltempo, de afwisseling van heden en verleden en de treffende beschrijvingen, vooral van het dagelijks leven in Huize Kindervrede, maken van Het dolhuis een roman die veel lezers zal boeien. De roman telt 186 bladzijden. | |
ThematiekZoals in heel het oeuvre van Boudewijn Büch, spelen eenzaamheid en dood een prominente rol. Nieuw zijn de vader-zoonrelatie, de geperverteerde seksualiteit en de psychiatrie-uit-de-oude-doos. Het belangrijkste thema lijkt mij echter de tegenstelling tussen werkelijkheid en verbeelding, die de achtergrond vormt van de ontwikkeling die de jonge Winkler doormaakt. De moraal wordt, gezien diens dubieuze rol wat verwonderlijk, in de mond gelegd van zijn vader: ‘Aan alle schoonheid komt een einde, Winkler. Alles wat mooi is, gaat uiteindelijk kapot.’ | |
KritiekArnold Heumakers: ‘Het dolhuis is een tamelijk eentonig, monomaan boek geworden, dat alleen enigszins wordt gered door de compositie, die tenminste een vakmatige routine verraadt. Helaas staat daar een machteloze, door clichés en bravoureachtige flauwiteiten ontsierde stijl tegenover.’ (De Volkskrant, 18-9-1987) Reinjan Mulder: ‘Het zal duidelijk zijn dat Büchs manier van werken mij in deze roman wel bevalt. Het zo treurige dolhuis van Winkler Brockhaus heeft hij al doende het karakter gegeven van een spookhuis op de kermis. De toeschouwers worden tegen betaling in hoog tempo en met veel kabaal langs allerlei verschrikkelijke gruwelen gevoerd, maar voor de beklemming de gelegenheid krijgt om goed toe te slaan, worden zij onverwacht de frisse buitenlucht ingereden. Minder geslaagd vind ik helaas de bruuske poging die Boudewijn Büch aan het slot van de roman doet om even haastig te ontleden waarom de kleine Winkler Brockhaus indertijd door zijn ouders naar het gesticht is gestuurd.’ (NRC Handelsblad, 9-10-1987) |
|