Eerste Druk. Jaargang 1986
(1987)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
InhoudHoewel de roman nogal sensationeel begint - een leeuwentemmer raakt tijdens een optreden letterlijk zijn hoofd kwijt - lijkt Oversteken verder toch een weinig opwindend verhaal te worden over hoe het de rest van het circus hierna vergaat en ook over de 35-jarige psychotherapeute Elisabeth Zarin en de moeite die zij doet om haar eerste ‘eigen’ opdracht tot een goed einde te brengen. Maar van die indruk blijft steeds minder over. Allereerst is daar immers het hofje in de Onze-Lieve-Vrouwesteeg, waar de circusmensen een nieuw onderdak hebben gevonden en dat verder uitsluitend bewoond wordt door in het zwart geklede, kreupele oude vrouwen. Zij verdenken de artiesten al gauw van duivelskunsten en dreigen daar hun eigen voodoo tegenover te stellen. Verder is er de steeds groter wordende betrokkenheid van Elisabeth bij de problemen van haar patiënte, de 15-jarige Maria, die lijdt aan pleinvrees, angst voor geluiden en, vooral, aan angst voor iedere aanraking. Hoe meer Elisabeth zich verdiept in de achtergronden van deze fobieën, hoe meer ze tevens verstrikt raakt in haar eigen (onverwerkte) verleden. Daarbij kruist haar pad verrassenderwijs dat van de circusartiesten en dan gebeuren er de meest vreemde dingen: de Onze-Lieve-Vrouwesteeg blijkt op de stadsplattegrond niet voor te komen; Elisabeth ontmoet een zekere Daniël, die haar meetroont naar een café waar zich tot haar verbazing in de kelder een miniatuur-panopticum bevindt, dat haar op pijnlijke wijze met bepaalde situaties uit haar jeugd confronteert; ze bevindt zich in een tram die met hoge snelheid de stad uitraast en wordt er op een verlaten landweg uitgegooid, maar dan blijkt ze zich | |
[pagina 116]
| |
ineens op een drukke weg middenin de stad te bevinden. Werkelijkheid en fantasie lijken op den duur nauwelijks meer uit elkaar te houden, totdat in het slothoofdstuk de sluiers - gedeeltelijk - worden opgetild. | |
KarakteristiekDe roman kent twee hoofdlijnen: de gebeurtenissen rond het aan lager wal geraakte circusgezelschap en de belevenissen van Elisabeth Zarin. Aanvankelijk worden beide lijnen keurig door de hoofdstukindeling van elkaar gescheiden, wat de spanning aanmerkelijk verhoogt, maar gaandeweg raken ze toch meer en meer in elkaar verward. Dat het lezen van Oversteken een verrassend avontuur wordt, dankt de roman echter vooral aan de gehanteerde verteltechniek. Doordat de (personale) verteller zich grotendeels achter zijn verhaalfiguren verschuilt, moet de lezer zich in eerste instantie helemaal op hen verlaten bij het opbouwen van zijn beeld van het gebeuren. Meer en meer blijken zij, en dan vooral Elisabeth, de voornaamste perspectiefdraagster, echter weinig betrouwbare zegslieden. Oversteken telt 177 bladzijden. | |
ThematiekOversteken is een roman waarin een circus en het kinderliedje ‘Schipper mag ik overvaren...’ een belangrijke rol spelen. Het circus natuurlijk door het optreden van de leeuwen, maar verder toch vooral door de trapeze-act. Als Daniël desgevraagd aan Elisabeth uitlegt waarom hij wel circusdirecteur had willen zijn, zegt hij: ‘Om het spel met het evenwicht. Nergens wordt het zo kunstig bedreven als in een circus. Nergens hangt er zoveel van af. Alles hangt er van af.’ Evenwicht is een van de eigenschappen die de hoofdfiguren in dit verhaal node missen. Dompteur Fabio Fandoni verliest hierdoor zijn leven, Maria lijdt daardoor aan allerlei fobieën en ook Elisabeth leeft bepaald niet in harmonie met zichzelf. Hoewel veel van de achtergronden in het vage blijven, wordt toch wel duidelijk dat (ook) Elisabeths problemen voortkomen uit een traumatische sexuele ervaring in haar jeugd. Deze be- | |
[pagina 117]
| |
moeilijkt haar functioneren in het heden en maakt het haar in feite onmogelijk volwassen te worden. En daarvan is het oversteken ongetwijfeld een symbool. Voordat zij tenslotte zelf als patiënte in een kliniek belandt, wordt zij op verschillende manieren met haar problemen geconfronteerd, en daarmee dus met zichzelf. In dat kader spelen het panopticum en de lachspiegels van de clown Janco een rol. In laatste instantie gaat Oversteken ook over de tegenstelling tussen wens en werkelijkheid in de psychotherapie. Hoe groot die discrepantie is, blijkt vooral in het slothoofdstuk, als Ada, gerenommeerd therapeute en ooit Elisabeths lerares, moet erkennen dat zij weinig meer voor haar kan doen dan de was. | |
WaarderingGerrit Jan Zwier: ‘Olga Rodenko heeft wel een kunstig geconstrueerde roman geschreven, maar echt tot leven komt hij niet. De personages blijven te veel schaakstukken in een symbolisch spel, zonder dat ze een eigen gezicht krijgen. Ook het modieuze incestmotief is maar zeer zijdelings uitgewerkt. Er zijn fraaie beschrijvende scènes in het boek, zoals die over het circus en de dwaaltochten met Daniël door het verleden, maar als geheel kan ook deze therapeutische roman mij wederom niet bekoren.’ (Leeuwarder Courant, 7-11-1986) |
|