Eerste Druk. Jaargang 1986
(1987)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
InhoudHet centrale gegeven in Het winterjaar is de dood van een wachtmeester en plaatsvervangend groepscommandant van de rijkspolitie in een dorp ergens in Limburg. Uitgebreid staat de verteller, zijn jongste zoon, die als het verhaal begint, een jaar of tien oud is, stil bij het begin van alle misère: de eerste hartklachten; de opname in het ziekenhuis, de operatie en het moeizame herstel; het vergeefs zoeken naar ander, rustiger werk. Uitgebreid ook beschrijft hij de maanden voor zijn vader sterft. Hoe zich geleidelijk allerlei veranderingen in huis voltrekken - zijn vader die naar een aparte slaapkamer verhuist; de doorwaakte nachten bij zijn ziekbed; zijn vastberadenheid om tenminste geestelijk overeind te blijven en de overgave als zijn vrouw hem voor zijn tweede opname in het ziekenhuis binnen een jaar, het sacrament der stervenden laat geven. Voor alle zekerheid. Tegelijkertijd ontstaat er zo een geschakeerd beeld van het ‘rijke roomse leven’ in de eerste jaren na de oorlog. Van de acties in het kader van het Katholieke Thuisfront voor ‘onze jongens in Indië’. Van het gezag van ‘meneer pastoor’, van geloof en bijgeloof. De hoofdpersoon vertelt hoe zijn moeder iedere avond een rijtje medailles op de onderhemden van haar kinderen speldt om de Satan bij hen weg te houden. Hoe zij hen er steeds op wijst hun kleren eerst rechts aan te trekken, omdat links ongeluk brengt en hen verplicht om voor het ontbijt eerst hun hoofden buiten het raam te steken, opdat de duivels die 's nachts bezit van hen hebben genomen, weg kunnen. De roman eindigt als de kapelaan komt vertellen dat de vader is gestorven. De jongen rent naar de kamer waar zij de laatste weken zo vaak hebben gewaakt en geeft zich een moment over | |
[pagina 113]
| |
aan de storm van herinneringen die hem overvalt. Dan laat hij in een gebaar van machteloze woede de konijnen achter in de tuin los. | |
KarakteristiekDe roman telt 194 bladzijden en heeft een eenvoudige, overzichtelijke structuur. Er is een groot aantal kortere en langere scènes, die afwisselend Het winterjaar en Een winterdag heten. De hoofdstukken met die laatste titel vormen samen het zorgvuldig geschreven verslag van de dag waarop de hoofdpersoon ontdekt dat zijn vader iets mankeert. De andere hoofdstukken spelen in diens laatste levensjaar. In eerste instantie wordt ook dit tweede ‘verhaal’ in chronologische volgorde verteld, maar al gauw zijn de gedachtenassociaties van de verteller er de oorzaak van dat het verhaalverleden steeds vaker het heden binnendringt. Hoewel de roman in de eerste persoon wordt verteld, is Van Reen er toch in geslaagd de eenzijdigheid die een dergelijk perspectief vaak kenmerkt, te vermijden. Behalve de ervaringen van de jongen, krijgen ook de ouders en het leven in de streek veel aandacht. | |
ThematiekDrie belangrijke thema's beheersen de problematiek in Het winterjaar: het leven in het katholieke zuiden in de jaren veertig en vijftig; de relatie met de vader en de groei naar de volwassenheid. Het eerste thema wordt vooral belichaamd door de moeder, wier besef van onvolkomenheid op geloofsgebied en de dwangmatigheid waarmee ze probeert dit in de opvoeding van haar kinderen goed te maken, dagelijks als een knoet over het gezin gaan. Wel wordt het beeld dat de lezer van haar krijgt halverwege het verhaal wat meer genuanceerd - zo herschept ze de echtelijke slaapkamer als haar man eenmaal apart slaapt in een kleurrijk verblijf met vrolijke landschappen aan de muur - maar genegenheid wint ze hiermee uiteindelijk niet. In zekere zin is Het winterjaar een zwartboek. Maar de roman is allereerst een gedenkschrift voor de vader, de persoon die alles vertegenwoordigt waaraan de hoofdpersoon als kind behoefte heeft: warmte, genegenheid, bescherming. | |
[pagina 114]
| |
Zijn ruimdenkendheid steekt sympathiek af bij de enghartigheid van de moeder. Hij heeft een veel redelijker oordeel over mensen en dingen en toont herhaaldelijk belangstelling voor alles wat kwetsbaar is, zijn zoon incluis. De dood ontneemt deze uiteindelijk dan ook meer dan een vader; ze ontneemt hem tevens de geborgenheid van zijn kinderjaren. Tegenover kerk en geloof stond hij al minder onbevangen; zijn belangstelling voor de sexualiteit was al ontwaakt, maar als het overlijden van zijn vader niet meer dan een kwestie van enkele uren is, beseft hij dat zijn jeugd definitief voorbij is. ‘Vanaf nu tel ik mijzelf bij de wereld van de volwassenen.’ | |
WaarderingAad Nuis: ‘Achter het grijze uiterlijk van een ietwat kleurloze stijl en een versleten gegeven gaat een gedreven boek schuil, dat de wereld van deze auteur beter zichtbaar maakt dan enig eerder werk. Het winterjaar zal er, denk ik, nog duidelijk liggen als de Limburgse jeugdgolf in de letteren allang weer is weggeëbd.’ (De Volkskrant, 20-6-1986) Hans Warren: ‘Vermoedelijk blijft Het winterjaar kwalitatief toch (bij Een vlucht regenwulpen) achter. Niet eens zozeer omdat 't Harts roman breed uitwaaierde en Van Reen zich op één onderwerp heeft geconcentreerd. Van Een vlucht regenwulpen (...) blijven de lezer allerlei navrante en originele dingen bij, maar misschien op een enkele ontroerende passage na zal Het winterjaar veel minder memorabel blijven.’ (Provinciale Zeeuwse Courant, 23-8-1986) |
|