Eerste Druk. Jaargang 1986
(1987)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
InhoudIn De Boeddha achter de schutting neemt Nooteboom zijn lezers mee naar Bangkok, waar zij kennismaken met een reiziger die deze stad, die eigenlijk een land is, de voorbije weken systematisch en goed gedocumenteerd heeft verkend. Nu is hij in feite klaar om verder te trekken. Maar in een zijstraat van een van de grote verkeersaders die de metropool doorkruisen, houdt een ‘stem’ hem staande, die hem vraagt iets van zijn belevenissen te vertellen. Verderop wordt deze ‘zijn tegenvoeter, vriend, vijand, aide-mémoire, mentor’ genoemd. Maar zo werkt dat bij deze reiziger niet; het vertellen komt pas thuis, als hij zijn herinneringen uitwerkt. De ‘niet bestaande overvaller’ wijst hem echter op het weinig representatieve van feitelijke informatie, op het betrekkelijke ervan. ‘Doe liever je ogen dicht en kijk.’ En dan verschijnt Bangkok voor het geestesoog van de reiziger in een lange rij van fragmenten, beelden en associaties - wat bij wat hoort, doet er niet toe. Hij beleeft weer de krankzinnige tochten per boot over de rivier en zijn ontmoeting met de Noordhollandse Adelheid en haar vriendin Tineke, net als hij altijd onderweg; hij ziet zich opnieuw op bezoek bij de ambassadeur, in de musea en hij ziet ook de talloze beelden van Boeddha weer. Opnieuw ervaart hij de talrijke tegenstellingen die hij de laatste tijd heeft waargenomen: tussen de sierlijke wajangdanseressen op een tempelplein en de oorlog in het nabije Vietnam; tussen het zonlicht dat weerkaatst wordt in de spiegeltjes die de meisjes op hun borsten dragen en de zwarte walm van de stadsbussen; tussen de stank en de wierook, de armoede en de overdaad. ‘Hoe je de condition humaine precies definieerde wist hij ook niet, maar op een niet uit te leggen ma- | |
[pagina 105]
| |
nier leek het of er hier meer van was dan ergens anders.’ Daarom zal hij straks in het vliegtuig verdriet hebben, weet hij, heimwee ook, maar ondanks dat heeft hij in zijn hart al afscheid genomen van Bangkok. Waar eerst een Boeddhabeeld achter een schutting was te zien, is nu alleen nog de grijze muur van zijn hotelkamer. | |
KarakteristiekDe Boeddha achter de schutting houdt het midden tussen een novelle en een reisverhaal, maar heeft van het laatste genre toch het meest; het aandeel van beschrijving en beschouwing is immers vrij groot. Het verhaal, dat 61 pagina's groot is, wordt door twee illustraties in drieën gedeeld; ook in het eerste deel komt nog een illustratie voor. Hoewel er vrijwel steeds in de derde persoon wordt verteld, treedt de verteller op de eerste bladzijde even uit de anonimiteit: ‘straks leggen we alles uit’ (cursivering door BP). Hij probeert ook meteen de lezer zo goed mogelijk bij zijn relaas te betrekken door hem rechtstreeks aan te spreken: ‘De ene man, dat zie je zo wel, is een reiziger.’ Verder manifesteert hij zich alleen nog in de uitleg-tussen-haakjes, de verklaringen van inheemse woorden en uitdrukkingen, die overal in de tekst te vinden zijn. De structuur van het verhaal wordt helemaal bepaald door de gedachtensprongen van de reiziger. | |
ThematiekEen van de eerste thema's die zich aandienen, is die van het kijken. De reiziger krijgt aan het begin van het verhaal van zijn ‘mentor’ de opdracht om alle gestandaardiseerde informatie uit de handboeken die hij bij zich heeft, te vergeten en te kíjken. Eerder al heeft de verteller zijn landkaart, paspoort, opschrijfboekje, zijn oriëntatiemiddelen kortom, als ‘onzin’ afgedaan. Het gaat erom, zich volkomen onbevangen op te stellen tegenover de oceaan van indrukken die over hem is heengespoeld. De reiziger mag zich ook niet overgeven aan cultuurhistorische beschouwingen en vrijblijvende filosofietjes; hij moet kíjken, maar dan wel met zijn ogen dicht! Het gaat in De Boeddha achter de schutting om de realiteit van | |
[pagina 106]
| |
de geest. Want, zo stelt het motto onder meer: ‘The city as we imagine it, (...) is as real, maybe more real, then the hard city we can locate on maps’. De geest, de verbeelding, is een onmisbare voorwaarde om af te kunnen rekenen met de vervreemding die de reiziger ervaart, om die ene opdracht te kunnen volbrengen die zijn ‘mentor’ hem herhaaldelijk geeft: ‘Verzoen de beelden.’ Nootebooms verhaal staat ook, maar dat wordt pas gaandeweg duidelijk, in het teken van de tijd. In het dynamische stadslandschap van Bangkok is de reiziger voortdurend onderworpen aan beweging en dus aan tijd. Voor de Boeddhabeelden die hij bezichtigt, is tijd echter absoluut geen categorie en dat verklaart mogelijk zijn niet aflatende belangstelling voor deze massieve, ondoorgrondelijke beelden. Oog in oog met de eeuwenoude steenmassa's ervaart hij even de afwezigheid van tijd, de eeuwigheid; even ervaart hij de afwezigheid van aftakeling en dood. | |
WaarderingP.M. Reinders: ‘Het is een pretentieloos boekje waar niemand van zal schrikken of vergeten adem te halen, maar het is ook een boekje dat Bangkok even vlakbij brengt.’ (NRC/Handelsblad, 13-6-1986) |
|