Eerste Druk. Jaargang 1986
(1987)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
InhoudSlecht zicht is in zekere zin een spel voor twee dames en een heer: de 40-jarige Alexander Kievoet, een man ‘die met zichzelf geen raad weet in het Amsterdam van 1985’; Alice, zijn ex-vrouw, en Sophie de Waal-Kievoet, zijn tante, die overigens vijf jaar jonger is dan hij. In het verhaal speelt de dood van de voormalige toneelcriticus Theo Kievoet, Alexanders oom, een belangrijke rol. Niet alleen is ze de oorzaak van ontreddering en verdriet; het geld dat Kievoet zijn familieleden nalaat, maakt het hun mogelijk om, onafhankelijk van elkaar, naar Athene te reizen om er de kerstdagen door te brengen. Voor Alexander loopt de tocht fataal af. Of hij Alice en hun zoon is nagereisd om een verzoening tot stand te brengen, wordt niet helemaal duidelijk. Wel duidelijk is de manier waarop zij hem afwijst: in de bar van het hotel spuugt zij hem in het gezicht. Dwalend door de stad loopt hij vervolgens Dirk Bovendracht tegen het lijf, met wie hij ooit samen bij de krant werkte en die nu in Griekenland is om er zijn ‘wintergedicht’ te verfilmen. Deze ontfermt zich over Alexander, die niet alleen last ondervindt van het vele drinken, maar die bovendien zwaar ziek wordt. Bovendracht weet niets beters te doen dan Sophie over te laten komen, maar verder dan het spelen van een macabere rol bij Alexanders ziekbed komt zij niet. Tenslotte sterft deze voor Bovendrachts camera. Niet zonder gevoel voor dramatiek draagt de fotograaf zijn ‘wintergedicht’ uiteindelijk aan de overleden Alexander Kievoet op en dat brengt alle nabestaanden tenslotte in een kleine bioscoopzaal samen om van de dierbare overledene afscheid te nemen. Het slotakkoord van het verhaal is verrassend en toont nog één keer Alice in een hoofdrol. ‘Zij wachtte tot het licht | |
[pagina 87]
| |
aanfloepte, stond op, draaide zich naar Sophie, spuugde haar in het gezicht en dacht, heel geestig vond ze en eindelijk weer eens in het Frans: “Moi, une gargouille.”’ (een spuwer; BP) | |
KarakteristiekDe personages in deze novelle komen tot leven door de manier waarop ze naar elkaar kijken en over elkaar denken en, vooral, door wat ze over elkaar zeggen. Slecht zicht bestaat voor een groot deel uit dialogen; de neiging tot breeduit etaleren is de verteller vreemd. Af en toe slechts duikt hij in het verhaal op, meestal om de lezer deelgenoot te maken van zijn problemen bij het opbouwen van de personages, maar de meeste tijd staat hij het woord aan een van hen af. De novelle telt in totaal 99 bladzijden en drie lange hoofdstukken. Het verhaal wordt in chronologische volgorde verteld. | |
ThematiekHet leven als een mythe en de mens een optelsom van zijn bezittingen, relaties en verleden; die levensvisie is de achtergrond van het verhaal in deze novelle. Het is een verhaal waarin het ontbreken van levensvervulling en de vraag naar de eigen identiteit een belangrijke rol spelen. Slecht zicht - dat hebben de verhaalfiguren niet alleen op zichzelf, maar ook op elkaar. ‘Wat was Alexander voor een man,’ vraagt Alice helemaal op het laatst en dat, terwijl zij toch jaren met hem getrouwd is geweest. Identiteit is in dit verhaal een variabele; het enige wat werkelijk is, zijn de indrukken van het moment. Dat ‘ervaart’ vooral de dode Theo Kievoet. ‘“Kievoet?”, zeiden ze, zoekend in hun brein, riepen verrast: “Kievoet!”, en daar stond hij in de gedaante die zij wensten voor hen.’ De mens is wat anderen in hem zien. Pas wanneer hij erin slaagt zichzelf helemaal ‘leeg’ te maken, zich te ontdoen van alle contacten en alles wat hem bezighoudt, kan de mens in Kossmanns universum samenvallen met zichzelf. Maar dat betekent ook dat er van die mens, van zijn identiteit niets meer overblijft. De zin van zijn existentie is de ontkenning ervan. Met dit vooruitzicht blijft de spelers in dit spel weinig anders | |
[pagina 88]
| |
over dan samen te vallen met de rol(len) die anderen hun opdringen. In dat laatste is vooral Sophie de Waal erg goed. Groot is haar invloed op Alexander - ‘Ik voel me onvrij door jullie zorg’ - en ook Alice maakt zij tenslotte tot haar slachtoffer. ‘O Theo,’ verzucht deze tenslotte dan ook, ‘er is niets meer van me over, Sophie heeft me kapotgemaakt.’ Als de verhaalfiguren al geen duidelijk beeld van zichzelf en elkaar kunnen krijgen, is het niet vreemd dat ook de verteller op zijn beurt klaagt over ‘slecht zicht’: ‘Ik raak in verwarring. Alexander zie ik nog steeds niet en kan dat accepteren omdat hij niet gezien wil worden. (...) Maar Sophie? (...) Nu, hier, in Theo's onttakelde kamer, kan ik me haar slechts met moeite enigszins voorstellen.’ | |
WaarderingT. van Deel: ‘Het gevaar van zwaarte, dat gezien het onderwerp gemakkelijk aan een boek als dit kan kleven, heeft Kossmann perfect bezworen. De gesprekken die erin voorkomen zijn luchtig en snel - vooral de oude tante Sophie weet er raad mee (...) - en tot op het laatst, in de laatste zin, houdt Kossmann een voor zijn proza heel typerende mengvorm in stand van ernst en relativerende humor.’ (Trouw, 21-8-1986) Hans Vervoort: ‘Kossmann schrijft heel concreet, maar hij speelt een nogal plagerig spel met de lezer. Ik kreeg er vrij snel genoeg van, al weet ik best dat verhalen in het hoofd van de schrijver ontstaan en dat hij soms “slecht zicht” heeft op het uiterlijk en innerlijk van zijn karakters en op wat er tussen hen gebeurt. Dat verschijnsel te gebruiken als inzet van een boek is op het eerste gezicht wel aardig, maar zo'n spel bevalt niet iedereen.’ (NRC/Handelsblad, 12-9-1986) |
|