Eerste Druk. Jaargang 1986
(1987)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
InhoudOver de wateren vertelt in grote trekken het levensverhaal van de niet meer zo jonge Leopold ‘Poldie’ Venohr. Ooit was hij voorbestemd om een groot jurist te worden, maar de oorlog heeft zijn plannen doorkruist. De weinig verheffende ervaringen die hij in het verzet heeft opgedaan en zijn stormachtige relatie met Mathilde hebben ervoor gezorgd dat hij na de bevrijding eigenlijk nog maar één verlangen heeft: vergetelheid, rust. De luwte die hij zoekt, vindt hij bij het kantongerecht in H., waar hij griffier wordt, ‘het laagste wat je in mijn vak zo ongeveer bereiken kunt.’ Achtendertig jaar lang oefent hij dit beroep uit; daarna wijdt hij zich vol overgave aan de verzorging van zijn inmiddels gebrekkig geworden moeder. De onaangekondigde entree van Marja, een ongehuwde moeder van twee kinderen, die zich op aanraden van een verre nicht als hulp in de huishouding aanbiedt, zorgt ervoor dat er van zijn levenstaak, ‘dit huis, het ouderlijk huis, afgesloten te houden’, weinig terechtkomt. Ook het weerzien van Godfried Barmentloo, die in het verleden zo'n belangrijke maar dubieuze rol heeft gespeeld, doet Venohr geen goed. Het werpt hem onbarmhartig terug in de tijd en dwingt hem voor het eerst de balans op te maken. Het resultaat daarvan is enerzijds verre van bemoedigend; anderzijds is het ook de aanzet tot Venohrs eerste stappen op weg naar een ander leven. | |
KarakteristiekOver de wateren is een lange (innerlijke) monoloog, een tirade van hoofdpersoon en verteller Leopold Venohr tegen de brutaliteit, ‘die rot van het bestel’. Het verhaal wordt, als gevolg van de gekozen vertelwijze, in de eerste persoon verteld en dat bete- | |
[pagina 55]
| |
kent onder meer dat de lezer erop verdacht moet zijn, dat de mededelingen van de verteller niet altijd even betrouwbaar hoeven te zijn. Kritisch lezen wijst uit, dat er inderdaad nogal eens sprake is van situationele ironie: wat de hoofdpersoon over zichzelf vertelt, komt niet altijd met de feiten overeen. Een ander aspect van de verteltechniek is de manuscript-fictie, die overigens niet echt nadrukkelijk aanwijsbaar is. Een lijst met aantekeningen achterin het boek is echter nogal ongebruikelijk in verhalend proza en ook de aard van die aantekeningen duidt erop, dat het de bedoeling van de auteur geweest moet zijn de werkelijkheidsillusie bij de lezer te vergroten. De verteller maakt het zijn gehoor/lezers niet bepaald gemakkelijk; zijn verhaal kan alleen met wat moeite uit zijn scheldkanonnade worden gereconstrueerd. De roman telt 196 bladzijden. | |
ThematiekTot aan het slothoofdstuk kan Over de wateren worden getypeerd als ‘de mémoires van een lafaard’. Venohr doet wel zijn best om de schijn op te houden een respectabel burger te zijn, iemand die weet hoe het hoort, maar het duurt niet lang of het blijkt hoezeer dat alles inderdaad slechts schijn is. Niet voor niets wordt zijn leven enkele malen vergeleken met het theater en dan vooral met een poppenspel. Afkomstig uit de kleine middenstand is Leopold Venohr het prototype van de kleine burgerman, geestelijk benepen en altijd spelend op safe. Het is vooral zijn moeder geweest die hem vertelde wat te doen, in iets mindere mate Barmentloo en Mathilde. Venohr heeft zich zijn hele leven gedrukt. Maar de roman gaat niet alleen over zijn levensonmacht; meer nog gaat hij over de vitaliteit die de rustige schijnorde van zijn bestaan verstoort en die vooral belichaamd wordt door Mathilde en zijn huishoudster Marja. Heel het verhaal is op die tegenstelling gebouwd: dood-leven, in letterlijke en figuurlijke zin. Ze is bij voorbeeld terug te vinden in het thema van de mislukte kunstenaar. ‘Pianist had ik willen worden, zeeman, dichter,’ bekent Venohr ergens. Maar de hoge eisen die zijn moeder aan hem stelde, hebben het verwezenlijken van die plannen altijd in | |
[pagina 56]
| |
de weg gestaan. Bovendien miste hij de fantasie die nodig is om zijn geest ‘over de wateren’ te laten zweven; verder dan het ‘lenen’ van andermans woorden komt hij niet. Leopold Venohr is tenslotte een schim geworden van de mogelijkheden die zijn moeder gewenst en die hij zelf gedroomd heeft. Maar het laatste hoofdstuk brengt, zij het nog maar in eerste aanzet, een ommekeer. Als zijn moeder dood en begraven is, neemt hij Marja en haar kinderen mee naar het Tuxertal, waar hij ooit, de eerste en enige keer in zijn leven, angst in zijn moeders ogen heeft gezien. ‘Chaos... decadentie... (...). Ik heb er schik in. Kunnen we nog dieper zakken? Dat we zakken. Door alle lagen van plicht en fatsoen heen. Krak!’ In het Tuxertal begint zijn leven opnieuw, of eigenlijk: pas echt! ‘Alleen wie zijn verleden vergeet heeft een toekomst.’ | |
WaarderingArnold Heumakers: ‘Daarmee wil nog niet gezegd zijn dat Over de wateren nu al een geslaagde psychologische roman is. Complex en intrigerend zijn de verhoudingen die Ferron beschrijft zeker, maar waar het aan ontbreekt is subtiliteit en finesse. Dat komt, denk ik, vooral door de stijl, die in weerwil van de nieuwe thematiek nog te zeer is afgestemd op de groteske fantasieën waarin Ferron vroeger excelleerde. De overdrijvingen, de platte grollen en andere grofheden, die Venohr geregeld in de mond worden gelegd, maken van hem - onbedoeld naar ik vermoed - een karikaturaal personage en dreigen het drama alsnog in een farce te veranderen. Maar dan wel een farce die in het luchtledige blijft hangen.’ (De Volkskrant, 17-10-1986) Erik van Muiswinkel: ‘Over de wateren zit vol ingewikkelde verwijzingen en is af en toe nog venijnig ook als het om herkenbare personages gaat. Ferron heeft weer een niet gemakkelijk, Duits angehaucht, maar wel zeer rijk boek geschreven.’ (Intermagazine, november 1986) |
|