Pleysiers werk), of het feit dat hij zich nog zo weinig mensen uit het dorp herinnert.
Zijn vervreemding is dus alleszins niet opgeheven. Alleen is hij, op een paar opmerkingen van de moeder na (‘Gij met uw angsten altijd. Gij met uw emoties’ (52)), volledig aan de kant gaan staan om haar ongehinderd zichzelf te laten zijn.
Wat voor taal gebruikt de moeder dan? Net als voor de stukken in Kop in kas heeft Leo Pleysier gekozen voor een soort verregaand gekuist Nederlands. Het ging hem dus niet om de klankwaarde van haar taal, en evenmin om de typische woordenschat of de speciale uitdrukkingen. Die zijn maar schaars overgenomen (er is sprake van ‘ullie’ voor het bezittelijke ‘jullie’, van ‘sund’ voor ‘zonde’, enzovoort). Veeleer gaat het om syntactische eigenheden.
Vaak brengt de moeder het relaas van gesprekken die zij bij voorbeeld met de ‘coiffeuse’ gevoerd heeft, die op haar beurt een gesprek weergaf, wat een soort dubbele indirecte rede oplevert. Op een vroege ochtend ontstaat er ruzie tussen de coiffeuse en haar man als ze ontdekken dat ze pas in de late namiddag door een busje van het reisbureau zullen worden opgepikt. In het verslag luidt het dan: ‘Ge hadt zèlf toch al wel eens kunnen nakijken zeker! Had ze gezegd tegen hem, zei ze’ (69).
Ook de talloze herhalingen en hernomen verwijzingen typeren (en verluchten) dit taalgebruik. Voor de moeder sterft, is ze onwel geworden na het eten van wafels bij vriendin Gusta. ‘En Gusta had het er toen met Bertien en Tilleke over of het misschien ook niet zou kunnen liggen aan die paar lepels honing die ze in het deeg had gedaan. Want honing deed ze daar altijd een beetje bij, zei ze, bij het deeg, als ze wafels bakte, Gusta’ (11).
En waarom verkiest Gusta confituur bij de wafels? ‘Bloemsuiker haalde ze nooit meer in huis, zei ze. Dat klontert na een tijd altijd zo, zei ze, Gusta, bloemsuiker’ (89). (Een actrice op zoek naar een theatermonoloog vindt hier gesneden brood.)
Door haar taalgebruik toont de moeder haar persoonlijkheid, schetst zij haar leefwereld met haar vreugden en besognes, tekent zij de wereld zoals zij (en mensen zoals zij) hem ziet. Daar spreekt een soms verrassend simpele, onbedorven levensvisie uit.
Zo brengt Pleysier weer zeer treffend de hele levenshouding en