De betekenis van een tekst ligt, aldus Meijer, niet alleen in de tekst, maar vooral in de ontmoeting met de lezer. Omdat ‘de’ lezer niet bestaat (sekse, huidskleur, maatschappelijke positie en seksuele geaardheid bepalen in hoge mate welke betekenis een lezer aan een tekst geeft), zou er ruimte moeten zijn voor betekenisgeving vanuit verschillende invalshoeken.
Maaike Meijer pleit voor actieve, creatieve leeshoudingen en introduceert er een paar: lezen vanuit verzet (resisting reading), een erotische ofwel meegaande leeshouding, en lezen vanuit een bepaalde (sub)culturele betrokkenheid, zoals bij voorbeeld lezen-als-lesbo.
De lesbolezer, om daar maar eens mee te beginnen, is volgens Meijer niet zozeer deskundig in het aanwijzen van lesbische betekenissen in een tekst als wel in het creëren ervan. Zij herkent in personages gevoelsgenotes waar de heterolezer die niet zou vermoeden. Als voorbeeld neemt zij onder meer het gedicht ‘Virgo’ van Hella Haasse, dat begint met de woorden ‘Zij is een wezen tussen vrouw en knaap -’. Meijer biedt vervolgens een scala aan literaire en buitenliteraire teksten aan, dat het beeld van de lesbische vrouw als wezen tussen vrouw en knaap bevestigt. Hiermee wil zij overigens niet ‘bewijzen’ dat Hella Haasse met ‘Virgo’ een lesbisch gedicht geschreven zou hebben, maar wel dat zo'n gedicht voor een lesbolezer een extra dimensie heeft.
Vanuit een erotische leeshouding laat de lezer zich verleiden door een tekst en is zij bereid nieuwe, vreemde betekenissen te ontdekken. Vanuit deze leeshouding bekijkt Meijer onder andere de vroege gedichten van Judith Herzberg. Met termen als ‘ontregeling’ en ‘complificatie’ probeert Meijer aan te tonen dat Herzbergs poëzie complexer is dan de snelle lezer bij oppervlakkige lezing meent. Eerst laat zij zien wat er gebeurt wanneer bij het interpreteren ‘open plekken’ in een gedicht als het ware worden volgestort met een betekenis. Dat doet ze aan de hand van interpretaties van het gedicht ‘Ziekenbezoek’: ‘Mijn vader had een lang uur zitten zwijgen bij mijn bed. / Toen hij zijn hoed had opgezet / zei ik, nou, dit gesprek / is makkelijk te resumeren. / Nee, zei hij, nee toch niet, / je moet het maar eens proberen.’
Twee interpretatoren gaven de voorkeur aan meer complexe gedichten en lieten dit gedicht verder maar liggen; een derde zag in de vaderfiguur een symbool voor God; een vierde verleende het gedicht de nodige complexiteit door het te lezen als een gedicht óver