meerd aan de stijl en de sfeer van het verdroomde en sprookjesachtige boek voor grijze kinderen, waarvan De kleine Johannes zo'n gaaf voorbeeld is. Op die manier is de stof van deze roman, die overduidelijk is ontleend aan een jongensleven uit de jaren vijftig (petticoats en paardestaarten bewijzen het), exotischer geworden dan de afstand van dertig jaar doet vermoeden.
Het soort van zinnen waarmee Van Dis zijn personage ten tonele voert, is geheel in overeenstemming met de enigszins onwezenlijke situering van het verhaal. Op het oog is zijn manier van schrijven de simpelheid zelve. Maar wie de moeite neemt een stukje hardop te lezen, zal merken dat dit proza gehoorzaamt aan de strakke maat van een opgelegd ritme. Samen met de vaak gedragen bewoordingen draagt dat bij tot een geacheveerde, en soms zelfs een licht gekunstelde indruk, die merkwaardig afsteekt bij het onopgesmukte karakter van deze geschiedenis. Luister maar. ‘Hij wilde sterk zijn met de sterke, dichter met de dichter. Zij leken edel en knap, nu zijn zij vuil en voos. Hij wil ze nooit meer zien. Hij wil ook nooit meer zwoegen tussen jongens die kleineren, nooit meer doorgaan voor een vriend van zulke vrienden. Of is dit wat de dokter bedoelde, is de vriendschap van Douzy en László kwetsbaar en hun naaktheid moed? Het vragen put hem uit. Leven is een licht dat hem beangstigt. Hij wil het donker in, reizen naar de zuiverheid. Een atoom zal hij weer worden, kaatsend in een groot heelal. Hij komt terug als sneeuwbes, misschien als papegaai. Nooit meer als jongen die moet kiezen.’ De keuze waarvoor Zilver staat, is die van een duidelijke afgebakende identiteit in sexualibus. Hij voelt zich aangetrokken door de zachtheid van een meisjesborst, de geur van parfum, het deinende metrum van een sonnet. Maar hij mist de hardheid en doortastendheid die nodig zijn om dergelijke zachtheid stormenderhand te nemen. Daarom vervalt hij tot dienstbaarheid aan Douzy, die hem inwijdt in de dichtkunst, of aan László die zonder veel succes een kerel van hem wil maken. Zijn grootste handicap is het besef dat iedere keuze het bestaan duidelijk, maar eenzijdig maakt. Beter is het dus te vliegen op de wieken van de fantasie, zeker als dat ‘vliegen’, volgens een beproefd literair recept, raakt aan de erotische
ervaring.
Minstens zo onzeker wordt Zilver van het sociale mijnenveld. Was hij maar eenvoudigweg volks, of eenvoudigweg afkomstig uit de geldadel of de aristocratie van geboorte, dan hoefde hij zich tenminste niet te schamen voor de onhandigheden die hij in het maatschappelijk verkeer begaat. Ten slotte ziet hij maar één manier om