bitionisme te vervallen, of koketterie. Het gaat hem daarbij niet om de anekdotiek, niet om het mooie verhaal, maar om de invloeden die zijn leven richting hebben gegeven of, in bepaalde periodes, juist stuurloos hebben gelaten, en waaraan zijn persoonlijkheid haar eigen, gecompliceerde vorm te danken heeft. De invloeden zijn zonder tal, maar de voornaamste kunnen onder een paar noemers gebracht worden: de jeugdjaren in Balikpapan en het Japanse gevangenkamp, het contact met de meisjes Tikoes en Yvonne, de kostschooljaren in Holland, het eerste huwelijk met Laura, en natuurlijk het schrijven dat oorzaak en resultaat tegelijk is.
De manier waarop Brouwers zijn ‘verhalen’ geordend heeft, is niet anders dan magistraal te noemen. Van chronologie is bij hem geen sprake. In het begin lijkt het of alles neergeschreven is zoals het uit de bron opwelde, maar die schijn bedriegt. Talrijke details uit de eerste hoofdstukken keren steeds weer terug in de latere en worden leidmotieven die een stemming karakteriseren of een situatie verhelderen. Na een paar hoofdstukken herkennen we de blijvende symbolische waarde van de schelp met de gouden mond die het Indonesische meisje Tikoes hem heeft gegeven, van de zegelring van zijn vader, een stukje vlakgom, de tropenhelm die van de grootvader afkomstig is, vliegen, loshangend haar, koud water. Het is miraculeus hoe al die herinneringen tot steeds nieuwe combinaties worden samengevlochten en verknoopt tot een netwerk van beelden, een oerwoud van door elkaar heen groeiende en elkaar steunende bomen, een wirwar die de eenheid vormt die men het bos noemt, of een leven.
Door die wirwar heen lopen duidelijke verbindingslijnen. Het meisje dat Tikoes (muis) genoemd wordt en dat een verloren gegaan stadium van onschuldige liefde vertegenwoordigt, wijst vooruit naar Nachtschade, de voor altijd onbereikbare geliefde om wie eigenlijk alles draait, terwijl de spierwitte Yvonne, die het fatsoen hoog wil houden maar wel graag jappenkampje speelt, de voorloopster is van Laura, ‘een door de nonnen gek gemaakte, bangelijke, preutse burgerdochter’. Op dezelfde manier is de kostschool een vergrote voortzetting van de kampjaren, de mislukte vlucht uit de kostschool een vergroting van de naïeve poging om het kamp uit te lopen, en het samenstellen van het woudorgel uit lege flessen en blikjes een grootscheepse reprise van het muziekinstrument dat hij in Balikpapan had gemaakt.