drie herdenkingsgedichten voor vrienden, waarvan één voor Cees Buddingh' en een ander voor een vishandelaar (‘Ik verkoop woorden. Jij verkocht vis. / Beiden niet vies van wat stinkt / als het om den brode is’). De eerste reeks, ‘Als na een brand’, keert terug naar beelden uit de jeugd van de dichter. De tweede, ‘Meer dan een eeuw’, bevat historische momentopnamen die niet autobiografisch zijn. De laatste, die evenals de bundel ‘De binnenplaats’ heet, is de geschiedenis van een korte verliefdheid en de korte nasleep ervan. In alledrie wordt het wezen van de herinnering zelf als probleem gezien, in overeenstemming met een aan Enzensberger ontleend motto: ‘Er verdwijnt niets en niets blijft.’
In de eerste reeks is het Van Vliet niet meer te doen om feiten van vroeger, maar om de zoveel vluchtiger verbeeldingen waartoe die feiten ooit aanleiding gaven. Niet om de eerste fiets gaat het, maar om het precieze gevoel dat daarbij hoorde. ‘Ik dacht: ik herschep het licht / dat mijn eerste fiets iets onwerkelijks gaf, / zich losmakend van de grond / duwde hij alle ruimten van zich af.’ Zo iets lukt zelden, en nooit helemaal. Wat het meest vanzelfsprekende was, verdwijnt daarbij het eerst; in het gedicht ‘Voor mijn ouders’ fotografeert de ik ‘alleen hetgeen niet weerkeren kon’; wat hij steeds bij de hand had, zijn ouders, zette hij buiten beeld. ‘Thans, als na een brand, zoek ik / in elke stip hun gezicht.’
De historische momentopnamen in de tweede reeks houden allemaal verband met het thema van een idylle die wordt verstoord door oorlog en geweld. Het meest compact is het samengevat in het gedicht ‘Arrestatie’:
Slaap. Het was veeleer een droom waarin lachen
hem aan verre continenten denken deed
en leven: minder pijn dan er wordt beschreven.
Onaangekondigd en zonder bellen, vernielen
zwaarlijvige mannen de duisternis met hun lampen.
Slaap. Er ontstaat verwarring in zijn armen,
in een scherpe hoek op de rug gedwongen.
Dit gedicht wordt in de bundel voorafgegaan door twee gedichten waarin levens van serene luxe in de laatste regel rauw worden afgesneden in de holocaust, en even verderop gevolgd door een gedicht waarin de dichter voorziet dat hijzelf met zijn geliefde zal worden