wereld speelt, en ‘Tornado coupé’, waarin de ruwe taal perfect het brutale milieu van goedkope danstenten en louche klusjes weerspiegelt, zullen wel met een knipoog naar Bukowski geschreven zijn. Dit laatste verhaal eindigt zo: ‘Hoe handig je het ook speelt, uiteindelijk nemen ze je toch te grazen. Je maakt jezelf allerlei wijs maar in feite weet je: het is alleen een kwestie van tijd. Zo gaat dat in het godverlaten leven. Wie niet knielt, krijgt klappen en wie door de knieën gaat, die wordt in zijn reet genaaid’ (p. 78). Het zou het motto van het hele boek kunnen zijn.
Ook Grauws kan soms onverwacht fel pornografisch of gruwelijk gewelddadig uit de hoek komen, en zijn sterkte hierbij is dat je eerst aan zijn personages gewend bent geraakt als gewone mensen zoals u en ik die men zulke extreme ervaringen op het eerste gezicht niet zou aanmeten. In het titelverhaal gaat een man, ongelukkig in de relatie met zijn vrouw, zich identificeren met een gemartelde opposant in Argentinië die men emotioneel en psychologisch tracht te breken door hem het overspel van zijn vrouw op te dissen. Het hoofdpersonage noemt zijn morbide fantasie een ‘groezelige betovering’ (p. 42). Het is een vorm van zelfkwelling uit radeloosheid, als om de pijn van de ontgoocheling over de onvolkomenheid van de liefde, van de hopeloosheid om wat het leven slechts te bieden heeft, te overstemmen.
De mislukking van het leven en de liefde is Grauws' sterkste thema. ‘Zonder liefde, besef ik, is alles dood. We kunnen alleen liefhebben of doodgaan: een andere mogelijkheid is er niet’ (p. 40). In ‘Adams rib’ staan de man en de vrouw machteloos vervreemd tegenover elkaar omdat er iets is ‘misgegaan’ met een baby. In een van de twee langere verhalen, ‘De heilige familie’, heeft een Korea-veteraan, gescheiden van zijn vrouw, zijn zoontje ontvoerd. Het is niet echt zijn zoon (zijn vrouw was zwanger van iemand anders toen ze trouwden), maar hij beschouwt de jongen wel als zodanig. Op grond daarvan, en omdat hij geplaagd wordt door gruwelijke nachtmerries, onder andere over verminkte Koreaanse kinderen, die zijn gedrag beïnvloeden, wil de moeder hem wettelijk het bezoekrecht ontzeggen. Het is omstreeks Kerstmis en de vader neemt de jongen, een astmapatiënt, mee naar een hotel bij het stuwmeer van de Gileppe. Stilaan maar haast ongemerkt raakt de wanhopig vertederde vader zo overtuigd van de hopeloosheid van zijn situatie en het leven in het algemeen dat hij zijn zoontje doodt om hem van de problemen van het leven te vrijwaren. Het is een ongemeen schrijnend verhaal,