ren. Zo ontmoet hij de oude, grotesk getekende gravin van die naam, en via haar komt hij in aanraking met kleindochter Sabine. Aanvankelijk maakt hij haar op klassieke wijze het hof, maar zodra hij op de hoogte is van haar kunstzinnige ambities, laat hij het aanbieden van boeketten achterwege en blijkt zelfs bereid te zijn een artistiek vak te leren. Haar grillen geven hem echter niet de gelegenheid zich in alle rust aan de Gentse academie te bekwamen, en daarom reist hij haar achterna, om aldus te worden geïntroduceerd bij schilders, maecenassen en gigolo's.
Tot een hechte relatie tussen André en Sabine komt het niet. Ze is een verleidster van het slag dat op het beslissende moment haar avances staakt, zich hult in een mysterieuze stilte dan wel onzichtbaarheid, en er zo de spanning inhoudt. Bovendien is ze bereid met ieder ander dan haar grote liefde André tot het uiterste te gaan. Passie is kennelijk alleen in stand te houden wanneer de partners distantie tot elkaar bewaren. De sleur die elke conventionele verhouding bedreigt, krijgt op die manier geen kans. Zo kan de vernieling ‘zacht’ blijven.
Van een hardhandiger destructie is sprake in Sabines verhouding tot André's vriend Bernard, de dichter met wiens dood de terugblik begint. Met hem onderhoudt ze een band die veel breekbaarder is, zeker nu ze als zijn vaste levensgezellin voortdurend in zijn omgeving verkeert. In zo'n relatie takelt de liefde snel af, zo snel dat de tot paranoia vervallen Bernard zijn femme fatale ernstig lichamelijk letsel toebrengt.
Hoewel de beide lijnen van de roman - de satirieke schildering van het kunstenaarsmilieu en de tragische liefdesgeschiedenis - inhoudelijk en thematisch de nodige raakvlakken hebben, zijn ze toch te weinig op elkaar betrokken om van een geslaagd geheel te kunnen spreken. Het karikaturale van de historische zedenschets over de jaren van inspiratie en ontbering lijkt alleen in de verte op de sterk gechargeerde manier waarop Claus de driehoek tussen André, Sabine en Bernard in kaart brengt. Het ene aspect heeft immers te maken met grol, terwijl het andere raakt aan de gruwel.
Op papier laten beide zich best met elkaar verbinden, en dat Claus daartoe in staat is bewijst niet alleen Het verdriet van België, maar ook zijn vrij recente verhalenbundel De mensen hiernaast. Maar in Een zachte vernieling is er iets scheef gegaan, en die ontsporing is veroorzaakt door het onoverbrugbare verschil tussen de leutige oppervlakkigheid van de satire en de suggestieve gedistantieerdheid van het