Retorische krullen à la Brouwers duiken juist wel op in dat andere boek, Uitgesteld paradijs. Dat is eigenlijk vreemd, want de stukken daarin zijn in precies dezelfde periode geschreven, tussen 1984 en 1986; ze verschenen in Maatstaf tegelijk met de poëziestukken in het Nieuw Wereld Tijdschrift. Misschien ligt het aan het onderwerp, het barokke Brussel, maar waarschijnlijker is dat Brouwers rechtstreeks Barnards stijl heeft beïnvloed in deze Brusselse notities. Brouwers heeft de toon gezet om over Brussel te schrijven en in verband met Brussel over literatuur, over steden en liefde en andere dingen die voorbijgaan en over de stroom van weemoed waarop ze wegdrijven. De invloed is dus begrijpelijk, maar voor Barnard niet gelukkig, want hij is een ander mens en een heel andere schrijver.
Denk bij voorbeeld aan de scène waarmee Brouwers' Brusselboek begint: wroegend opgestaan uit een vreemd bed kijkt hij uit over de stad, gehuld in een sprei met daarin gestoken bloemetjes als een vorst van de droevige figuur. Het is het passende begin van een zeer egocentrisch boek, waarin heel de Brusselse carrousel draait om de luid weeklagende en zelfkwellende hoofdfiguur. Barnard denkt daar niet aan. Hij heeft het wel over zichzelf, maar, zoals hij herhaaldelijk verzekert, alleen bij wijze van voorbeeld. Er komt wel een stoet bij name genoemde en naamloze meisjes in voor, maar over zijn relaties met hen blijft Barnard zo discreet als het een heer betaamt. Als emoties hem teveel dreigen te worden, is het niet om zijn eigen lot en ook niet om het lot van andere mensen, maar om dat van oude, verwaarloosde huizen. Hij is, ondanks krachtige uithalen, nooit meedogenloos, niet voor anderen en niet voor zichzelf.
De sterke kanten van dit boek zijn, met andere woorden, juist de niet Brouwerse, en men kan de stilistische hommage aan hem maar het beste zoveel mogelijk negeren. Barnard is een betrouwbare gids voor wie een heldere uiteenzetting zoekt, verstandelijk zowel als gevoelsmatig, van de Belgische situatie en de Belgische geschiedenis. Hij windt zich daar soms wel bij op, maar met mate, en zonder zijn gevoel voor nuance te verliezen. Hij toont zich sterk in het oproepen van de sfeer van een meer idyllisch verleden.
Wat mij gaandeweg wel ging opvallen is het ontbreken van treffende, directe observaties over de stad die beschreven wordt. Barnard, hoe zorgvuldig hij ook is als lezer en bedenker, is geen vlug en scherp waarnemer in de journalistieke zin. Wat hij over Brussel te melden heeft, zou haast allemaal uit lectuur en reflectie daarop te