heeft hij zich gedragen, wie heeft hij geholpen, wie geschopt of vermoord.
Armando heeft het woord ‘plek’ van een nieuwe betekenis voorzien. Het woord betekent bij hem: plaats waar iets is gebeurd dat er niet meer aan af valt te zien. Net als een kind dat zich, plotseling vol huiver, realiseert in hoe een immens verband het is opgenomen (Amsterdam, Nederland, Europa, Aarde, Heelal) breidt Armando de onverschillige wereld rondom zo'n plek uit: ‘Het eigenaardige van zo'n plek, en van vele andere plekken, is dat er bomen omheen staan, de bomen van een trots bos, er staat geurend struikgewas, de vogels tsjilpen en kwetteren in de bomen, boven de bomen zijn de wolken, die zich in de hemel bevinden en de hemel bevindt zich boven de ronde aarde en de aarde schijnt te wentelen in het heelal.’
Niet eerder is Armando zo uitvoerig, verhalend en in zekere zin autobiografisch geweest als in dit nieuwe boek, dat menige uitgever geafficheerd zou hebben als een roman. Hij begint bij de vroege jeugd van zijn personage, hangt enige tijd tegen de oorlog aan, laat het dan langdurig oorlog zijn, vervolgens bevrijding en nasleep; hij eindigt met algemene beschouwingen over kunst en verleden, over het denken en voelen. Het boek is eigenlijk Armando door zichzelf voor romanlezers verklaard. Op een aan Gerrit Krol verwante manier monteert hij, met veel wit ertussen, herinneringen, observaties en daarbij aansluitende overwegingen volgens een chronologisch patroon aaneen. In korte hoofdstukken - getiteld ‘De vader’, ‘Gevechtshandelingen’, ‘Op school’, ‘De piloot’, ‘De schietbaan’, ‘De vervolgden’, ‘Wraak’ en zo voort - geeft hij in korte en kortaffe fragmenten de geschiedenis van het eigen bewustzijn.
Centraal daarin staan de gebeurtenissen rond een concentratiekamp in het bos. Het wordt nergens gezegd, maar uit andere boeken van Armando en uit zijn biografie weten we dat dit het concentratiekamp bij Amersfoort moet zijn. Hij zegt dat niet, expres niet, want de beschreven voorvallen en sensaties moeten nu juist van alle tijden en plaatsen zijn. Er is sprake van iets algemeens, namelijk de verhouding tot de vijand, het veranderen van mensen, het onaangedane van de omgeving.
Norsheid en verwondering gaan bij Armando samen. Hij staat zich niet toe om lang op iets door te gaan - al is zijn hele werk één lange behandeling van de kwestie, maar dat is iets anders. Hij maakt korte sprintjes en laat ons achter met een vraag, of liever: niet zozeer een vraag als wel een inzicht. Zo beschrijft hij de terugkeer van