jou?’ - is het lint dat de brieven samenbindt tot een roman, een open brief aan een anonieme lezer, die een gelijkaardig spel van afstand en ontmoeting, instemming en kritiek kan beginnen.
Brieven uit Nergenshuizen is een kleine allegorie, waarin de paradoxen van het briefgenre zo volledig mogelijk worden uitgebuit. Het spanningsveld tussen schrijver en lezeres wordt in de loop van de roman steeds rijker en genuanceerder. Zo omvat het ook de spanning tussen overgave en zelfbehoud in de liefde, tussen identificatie en kritische afstand in de lectuur, tussen werkelijkheid en verbeeldende herinnering in het schrijven, tussen toegankelijkheid en formele geslotenheid in de literaire tekst. En in de schrijver zelf legt het de spanning bloot tussen het schrijven, dat het leven stileert en koudmaakt en het zo aan de dood verraadt en het verlangen naar de volheid van het ongereflecteerde, warme leven.
Overigens is deze spanning tussen leven en literatuur geen eenvoudige tegenstelling. ‘Wie schrijft en leest schakelt het leven uit, maar ervaart het op deze manier in een mengvorm van heldere droefheid, inzicht en verrukking, die het geleefde leven zelf nooit te bieden heeft.’ De les van Proust had de schrijver al als kleine jongen geleerd. Het vertellen maakt het gebeuren werkelijk; in zijn verhalen over Sarah is ze sterker dan ooit met hem verbonden; het schrijven van brieven verhevigt en rechtvaardigt de verliefdheid; wat ongevormd en ongezegd in hem leeft wordt door de lectuur verhelderd. Anderzijds ervaart hij het leven vaak als iets on wezenlijks, als een toneelstuk of een film: dan wordt de werkelijkheid tijdens de ervaring zelf al een verhaal. ‘Vandaar dat grote verlangen naar een belevenis waar ik onverdeeld bij betrokken zou zijn, waardoor ik gedachteloos gegrepen en overspoeld zou worden als door een hoge golf van stuwend en hartstochtelijk water.’
De brief is een onzuiver genre, moeilijk te onderscheiden van het dagboek of het herinneringsverhaal, open voor essayistisch commentaar, analyse, bekentenis en verleiding. Zo wordt de roman een mozaïek waarin de stenen elkaar verrijken en aanvullen. Als we de fictie van de briefroman binnengaan worden we de voyeurs van een intieme tekstuele verhouding, van enkele brieven kunnen we ons misschien de bestemmeling voelen. Zetten we een stap achteruit dan worden schrijver en lezeres romanpersonages, elementen van een complex literaire strategie, mozaïekstenen, naast onder andere ingebedde verhalen en taferelen (de beschrijving van een landschap,