stelligt hij ontroering, hij is geestig zonder over de hoofden van de kinderen heen te knipogen naar de lezer.
Drie keer een eerbewijs aan een literaire bakermat; vier bekende verhaalgenres, bekwaam en smaakvol uitgevoerd? Dat zou op zichzelf al een verdienste zijn voor een debutant; Gezicht op Haarlem is echter meer dan de som van vier verhalen. Pas toen ik alle verhalen gelezen had begreep ik dat ze alle vier, ook het eerste, minst goede verhaal, van een bijzonder gehalte zijn. Wat overblijft als je voorbijgaat aan de conventionele literaire kenmerken van deze verhalen, is Rein van der Wiel, een auteur die iets heeft toegevoegd aan de literatuur door te moduleren op het vertrouwde.
Een constante in deze bundel is de literatuur, en niet, lijkt mij, ‘Ruisdaels kijk op Haarlem’ die voor Van der Wiel volgens de tekst achterop het boek ‘het uitgangspunt is geweest voor een bepaalde manier van zien’. Alle verhalen spelen in of rond Haarlem, Ruisdaels schilderij leven een fraai omslag op, maar ‘bepalend voor een manier van zien’ is het literaire sentiment waarvan alle hoofdpersonen op vanzelfsprekende wijze vervuld zijn. Alles wat zij meemaken wordt gekleurd door literatuur; wat zij lezen bepaalt hun keuzen in het leven. Vincent uit het titelverhaal heeft een onvoldoende voor Grieks, Euripides' Hippolytus geeft hem toch inzicht in zijn eigen probleem: ‘Hippolytus was hem een raadsel. Natuurlijk kon Vincent zich voorstellen dat hij schrok van het bericht dat zijn stiefmoeder verliefd op hem was, maar dat rare intolerante geschreeuw en ook weer die moraal erbij. Zeg gewoon wat je vindt of wilt. Hoe zou hij dat doen, zou hij het vader zeggen of wat?’
In ‘Het monument’ heeft de literatuur onherstelbare schade aan een leven toegebracht. De tweeënnegentigjarige Cécile was in de verbeeldingswereld van haar geliefde niet meer dan een figurant. De dichtervorst behield tot haar een poëtische afstand; zij hield van hem: ‘O, ook die sentimentaliteit van hem had ze zo onuitstaanbaar gevonden. Laat ons niet... Waarom niet? Dat idee had hun hele generatie vergiftigd en voor veel misverstanden gezorgd.’ Ook voor de jongeman die haar komt vragen of ze de brieven van de dichter wil afstaan ten behoeve van universitair onderzoek is zij niet meer dan een dichterlijke schepping, een hoofdstuk uit een dichtersleven. Om op de valreep te laten zien dat zij bestaat, neemt Cécile op literaire wijze wraak met een kleine correctie op de literatuurgeschiedenis.