zijn boek duidelijk wanneer Maurits zelfmoord heeft gepleegd: ‘Waren ze ook niet blij dat hij vertrokken was? Ja, men kan wel spreken van een zekere opluchting. Hij was op het laatst zo aanwezig hè?’ De drager van het inzicht en mogelijke beïnvloeder is godzijdank dood.
Het vereist altijd nogal wat hoofdbrekens om Krols proza open te breken, maar het loont steeds de moeite om dat te doen, zeker in het geval van Maurits en de feiten, want deze roman is méér dan een intellectueel experiment.
De structuur van de roman laat zich misschien het best vergelijken met de bouw van een stuk minimal music, waarin een thema telkens zeer kleine wijzigingen ondergaat en daardoor een nieuwe klank teweegbrengt, de verschuivingen zijn nauwelijks merkbaar. In Krols boek gebeurt dat doordat vanuit steeds andere standpunten iets nieuws wordt aangereikt, al is het maar een flard van een gedachte, een nieuw feit (wat men daar nu dan nog onder mag verstaan), waardoor bijna onmerkbaar het hele onderwerp waarover verhaald wordt verandert. Zo'n ‘muzikale structuur’ bevalt mij uitstekend.
Maar ook in het detail is er veel te genieten. Prachtig is bij voorbeeld de manier waarop de draak gestoken wordt met het gepsychologiseer van de balie, die zich bij monde van professor Van Lennep verslikt in het Oedipuscomplex: ‘Wij zijn verstrikt in de netten van het lot. Ik ben voorbestemd de moordenaar te zijn van mijn dochter. Maar dan zegt Menelaos: Wat/wie zal jou dwingen je eigen kind te doden? Agamemnon: het Aegeïsche leger wil het. Zijn eigen krijgsmacht.’
Maurits die zijn moeder bemint kan toch moeilijk vergeleken worden met een dochtermoordenaar; hier is het de opgeblazen retoriek die het van de feiten wint.
Het meest frapperen mij - wanneer men het boek onder het vergrootglas legt - de bijna achteloos neergeschreven opmerkingen, die men her en der aantreft. Men moet de tijd nemen om ze uit het verhaal te lichten en om de reikwijdte er dan van te kunnen bepalen. Bij voorbeeld de volgende zin, die bij oppervlakkige lezing onbenullig lijkt: ‘Ik zeg wat en zij zeggen, aha, hij heeft dat en dat gezegd, zonder dat ze weten wat het betekent. Zeg ik de volgende keer wat anders. Of helemaal niks. Ik kan natuurlijk zeggen wat ik wil.’