niet toe. Cecilia, de derde en laatste roman van het tot één man gereduceerde schrijverscollectief Joyce & Co, bouwt dan ook voort op een traditie van eeuwen.
Nu heeft het gezelschap zich in het verleden nooit zo veel gelegen laten liggen aan de eis dat een auteur in alle opzichten oorspronkelijk dient te zijn. Bij herhaling heeft het zich sterk gemaakt voor de eigen waarde ‘van iets dat niet zozeer vitaal was of origineel, maar vol (...) van de gratie die wordt verkregen door lange studie’. Dat is een van bedaagdheid getuigende opinie, die zich slecht verdraagt met de romantische visie. Het hedendaagse gebruik wil nu eenmaal dat de kunstenaar zijn onafhankelijkheid bewijst door de creativiteit uit eigen bron te putten. Joyce & Co daarentegen hielden zich liever op in het knekelhuis van de literatuur, een merkwaardige verblijfplaats voor de puberale dagdromers die ze waren toen ze aan het begin van de jaren zeventig hun debuut maakten. Een gymnasiale opleiding, springplank naar een verdere scholing in de aloude retorica, zal aan hun voorkeur niet vreemd zijn geweest.
De verschijning van Cecilia valt samen met het bericht dat de jongensdroom ten einde is. Geerten Maria Meijsing, sinds 1981 het enige nog actieve lid van de firma Joyce & Co, zal onder eigen naam verder publiceren, en heeft bovendien beloofd een geste naar uitgever en publiek te maken door ‘met iets toegankelijkers te komen’. Of we daar de edelpornografie onder moeten verstaan die Meijsing onder het pseudoniem Eefje Wijnberg de wereld instuurde, werd tot nu toe niet helemaal duidelijk, maar zeker is dat met encyclopedische kennis gevulde werken als Erwin en Michael van Mander voorlopig tot het verleden behoren.
In het nieuwe boek roept Meijsing zijn vroegere medefirmanten een spottend vaarwel toe. De vrienden figureren er als een stel verlopen muzikanten en Keith Snell, die getuige recente interviews nog vijf procent van de credits van het oude werk toebedeeld kreeg, heeft de eer op te mogen treden als ‘ongeschoren dikke jongen met zwart haar, een ongezond gebit, te krap zittende kleren van het heilsleger en buitensporig grote schoenen’.
Maar niet alleen de inner cïrcle is present. Dante, Thomas Mann, Plato, Wagner, Richard Strauss, Paul van Ostaijen en The Platters geven genoemd of ongenoemd, bij wijze van citaat of alleen maar in de vorm van een toespeling, acte de présence. En dan heb ik nog maar een fractie van het aantal gasten genoemd. Hun optreden