worden op zaterdagavond wat mensen uitgenodigd op een ‘dansavondje’. De zoon is al naar bed, maar ligt met zijn oor tegen de muur gedrukt en hoort het alles aan. Hij kent het huis, hij kent de mensen, hij kent zijn vader en hij kent de muziek die zijn vader draait, kortom hij weet voldoende om met summiere geluidsgegevens, aangevuld door enkele bodeverhalen van zijn oudere zuster die af en toe naar binnen glipt, zich een beeld te vormen van wat er zich in de huiskamer afspeelt.
Het is een intens droefgeestig verhaal, vol tragische geborneerdheid - de Liebestraum van een vrouw zonder man die in de nacht heimelijk bezocht wordt door een andere logé wordt wreed verstoord.
Hotz is, al sinds zijn debuut Dood weermiddel, gespecialiseerd in de uitbeelding van wat nors-gevoelige wrevel, en van een stuurs toegegeven besef van mislukking.
De oude man in ‘In dood water’ leeft zijn late leven in het huis van zijn dochter die hem liever langzamerhand eens in een bejaardentehuis zou willen zien. Hij doolt door de stad om het bezoek te kunnen mislopen van een vreselijke vrouw, Mies, maar hij zal haar toch ontmoeten: ‘Hij ging zitten en keek naar de mollige vrouw met haar vele armbanden. Ze was het toonbeeld van westerse welstand. Ze rinkelde. Ze zag hem kijken naar haar ringen en knikte hem toe. Omdat ze al zoveel in goud had, zei ze, was ze onlangs overgegaan op witgoud. Dat was wat verfijnder, eigenlijk.’
In het verhaal ‘De bevestiging’ is een mislukte pianist portier van een lijkenhuis, een functie die niet mistroostig maakt: ‘Deze baan bevalt mij. Men kan niet zeggen dat men hier gehinderd wordt door geklets, intriges of afgunstig zwijgen. Wel zwijgen degenen aan mijn zorg toevertrouwd, maar de wrok is eruit.’ In deze rust werkt de man aan wat zijn levenswerk moet worden: een kleine orkestsuite. Lokatie, personage, diens achtergrond en diens verlangen - het is bij elkaar, beschreven in de stijl van Hotz, tegelijk humoristisch als ook zeer droef. Eb en vloed, de titel zegt het eigenlijk al, heeft de toon van komen en gaan. Alleen de muziek brengt leven in de brouwerij, hier heel mooi in het verhaal ‘Toonkunst’ waar de oorlog volstrekt op de achtergrond komt en het nog alleen om een trombone draait en hoe die perfect te bespelen. De nurkse nostalgie van Hotz is nooit sentimenteel, altijd voorzien van weermiddelen, en ook dat is een kwestie van stijl. Hotz weet dat gevoe-