een andere draai aan gegeven,’ zegt de auteur in het interview) komt de jongen niet alleen aan het woord, maar wordt op de voet gevolgd, geëtaleerd en uitgebeeld als de romanfiguur die hij door Rosenbooms ‘draai’ is geworden. Met de jongen uit de Baarnse moordzaak heeft de romanfiguur waarschijnlijk in hoofdzaak de voornaam gemeen, en de moordzaak zelf met Rosenbooms roman de uiterlijke verschijnselen die bepalend zijn geweest voor de noodlottige wending die de gebeurtenissen hebben genomen, met dit verschil dat de ontknoping van het drama in Rosenbooms roman afwijkt van de ontknoping zoals die zich in werkelijkheid heeft voorgedaan. Aan het eind van de roman tekent zich een nieuwe ‘denkbeeldige’ tragedie af, denkbeeldig omdat de lezer erover in het onzekere wordt gelaten. Hij kan er zijn eigen verbeeldingskracht op beproeven, zoals Rosenboom dat met de zijne op de authentieke tragedie heeft gedaan.
Wat Rosenboom heeft gefascineerd is duidelijk, namelijk het innerlijke drama dat zich in zijn jeugdige romanfiguur afspeelt wanneer hij, op de vlucht voor de politie door wie hij op banale wijze als dief wordt ontmaskerd, een toevlucht zoekt bij de broers in de villa. Hij is er dan al op bezoek geweest, heeft voor drank gezorgd en ook ‘om iets te eten erbij’, en is de dag na het feestavondje door Otto naar de tijdelijk onbewoonde villa van de buren gestuurd om er een sextant te stelen. Met tegenzin houden de broers de jongen in de torenkamer schuil, proberen hem over te halen zich bij de politie aan te geven voor wat zij een licht vergrijp noemen, maar als Theo weigert, verandert de schuilplaats in een stinkende gevangenis waar de jongen in de hitte van een genadeloze zomer een maand lang verblijft. Wat in Theo's naïeve voorstelling een beginnende vriendschap leek, ontaardt alras in een sinistere krachtmeting die het uiterste van hem vergt.
De kwellingen waaraan de gevangene en zijn bewakers elkaar onderwerpen, Theo door zijn koppigheid maar vooral door de tergende bedreiging die hij voor de anderen betekent, de broers door de gewelddadige wijze waarop zij hun ongenode gast behandelen, doen een sfeer ontstaan die hoe langer hoe broeieriger wordt, een psychische weersgesteldheid waarin de tegenstrijdigste en extreemste gevoelens gedijen, gevoelens van schuld en wroeging, van boete en vergelding, van vertrouwelijkheid en bedrog. Wat in Theo plaatsvindt is een rottingsproces van de geest of de ziel waaruit hij gelouterd en herboren te voorschijn moet treden, een proces dat verwijst naar zijn ex-