leen het verleden telt. Haar huwelijk loopt stuk omdat zij haar herinneringen niet met haar man kan delen; minnaars komen en gaan als zij de vergelijking met Carlo niet kunnen doorstaan.
Stella gelooft niet in mystieke oorzaken voor haar overleving. Twee keer liet het toeval haar in leven. Op het moment dat haar ouders worden weggehaald is zij op de school waar ze werkt, ze treuzelt wat met weggaan: ‘Meer dan een half uur bleef ik in de school. Ik weet niet waarom; ik had geen enkel voorgevoel, geen enkel vermoeden. (...) Om half vijf hadden ze een aantal huizen, waaronder dat van mijn ouders, leeggehaald. Waarschijnlijk zat ik op dat moment de vijfcijferige vermenigvuldiging na te rekenen en te bekijken of de uitkomst deelbaar was door dertien. Dat bleek niet het geval.’
Zij is er wel bij als haar oom en tante, bij wie ze in huis woont, worden meegenomen, er ligt geen enkel plan gereed; instinctief kiest ze voor een vlucht via het dak.
Waarom is het juist zo gegaan en wanneer had ze kunnen ingrijpen? Anders dan de hoofdpersoon in Het bittere kruid en Een leeg huis, voor wie de wonden nog te vers zijn, stelt Stella voorzichtig deze vragen. Er vielen steeds meer open plekken in haar omgeving, maar hoe groot het onheil zou zijn kort niemand vermoeden. Het leven van alledag bood geen symbolische vingerwijzingen, geen waarschuwingen voor de goede verstaander. Later dringen zich pas de beelden op die zich achteraf laten interpreteren als metafoor.
Zo'n metafoor is voor Stella het enige beeld dat zij van haar vader bewaart, de man die aarzelt de ‘glazen brug’ over te lopen. Toen het beeld nog werkelijkheid was, was het er één uit de vele. Vader en dochter lopen door de vrieskou. Zij zijn naar een opkoper geweest met wat sieraden. Ze hadden gehoopt via de man aan een onderduikadres te komen, maar dat was mislukt. Voor een beijzelde brug blijft de vader staan. Het meisje is al aan de overkant. ‘Zoals hij daar stond, bewegingloos, in zijn donkergrijze jas met zijn grijze hoed op, scheen het me toe dat mijn vader meer dan die paar meter van mij verwijderd was, erger, dat hij afstand van me genomen had, me niet langer zag.’ De glazen brug voert naar de dood. ‘Kom, we moeten eroverheen, zei mijn vader.’ Vaak zal Stella zich afvragen of hij in leven gebleven was als hij terug naar de opkoper was gegaan.
De afwezigheid van iedere toespeling op angst en verdriet is de kracht van het vroege werk van Marga Minco - wie het allerergste benoemt, zal het ongewild tekort doen. Dat die verhalen over niets an-