trek: zijn voorliefde en zijn afkeuring kent nauwelijks grenzen. Ook in zijn nieuwste boek De huismeester verdedigt hij weer allerlei extreme standpunten die evenveel applaus als boegeroep aan het publiek zullen ontlokken.
Over het Sinterklaasfeest laat hij zich ergens ontvallen: ‘Nergens hoefde ik goddank dat mateloos zotte feest te gaan vieren’ (92.). Over de patiënten in een psychiatrische inrichting laat hij iemand opmerken: ‘Je kunt ze moeilijk naar een show van André Hazes laten kijken, daar zijn ze te intelligent voor’ (150). Wie zich over vele onderwerpen zo radicaal uitspreekt, kan natuurlijk voorzien dat men het ene ogenblik neigt tot bewondering terwijl een volgend moment irritatie overheerst. Zijn onderwerpen krijgen doorgaans groteske en bizarre dimensies - ook dat kan lezers tot tegengestelde inzichten brengen. Wat de één onaanvaardbare overdrijving vindt, zal de ander als een noodzakelijke aanzetting van de werkelijkheid aanmerken. Meningen over 't Hart zijn dus altijd betrekkelijk.
Op mij liet De huismeester een vrij positieve indruk achter. Natuurlijk zijn er een paar verhalen onhandig gecomponeerd, uiteraard hebben een aantal verhalen weinig om het lijf, maar daar staat veel positiefs tegenover.
De grootste kwaliteit van deze bundel in vergelijking met vorig werk is dat 't Hart enkele verhalen (namelijk ‘De aardbeving’ en ‘De beproeving’) heeft geschreven die iets te raden laten. Tot nu toe was hij een schrijver die alles invulde wat er maar in te vullen viel en voor de lezer bleef er niets geheimzinnigs over. Het boek bevat twaalf verhalen die zich grofweg in vier groepen laten verdelen.
De eerste vier verhalen hebben als onderwerp Maartens jeugd, iets waar hij nooit over uitgepraat raakt. Hinderlijk is dat niet, want met zoveel achtergrond hebben de verhalen meer reliëf gekregen dan ze op zichzelf te bieden hebben.
Een vreemde sensatie, voor wie enige tijd geleden het televisieprogramma Klasgenoten zag, die de suggestie dat iedereen zou kunnen beleven waar 't Hart over schrijft versterkt, is dat hij de namen van de jongens en meisjes met wie hij naar school ging niet heeft veranderd. Het eerste van deze verhalen over zijn jeugd is ‘De aardbeving’.
Centrale figuur is een meester van de lagere school, door Maarten bewonderd, al doen er rare verhalen de ronde over de man. De onderwijzer heeft een grote obsessie die door de schrijver niet benoemd wordt, maar waarvoor hij de lezer wel voldoende aanwijzingen geeft.