Hermine de Graaf
De zeevlam
door Aleid Truijens
‘We zijn nare mensen op een nare wereld.’ Hoezeer het type verhalen en de hoofdpersonen die erin optreden ook verschillen van die in Hermine de Graafs debuutbundel Een kaart, niet het gebied, deze conclusie is ook in haar tweede verhalenbundel De zeevlam onveranderd gebleven. Zo, op z'n botst geformuleerd door een vrouwelijke hoofdpersoon die moet leven met een slechte verstaander, is zij een letterlijke dooddoener: laten we ophouden over die nare wereld, we kennen hem nu wel, uit boeken of uit ervaring. Maar voor berusting is in de verhalen van Hermine de Graaf geen plaats, net zomin als voor meewarige troost of bemoedigende schouderklopjes. Er moet iets gebeuren, wil overleven zin hebben.
In de eerste bundel ontdeden bokkige pubermeisjes zich van de opdringerige wereld door deze te vervormen tot een eigen gesloten domein, waarin logica heerst en rituele handelingen en formuleringen veiligheid bieden die zij van hun opvoeders niet hoeven te verwachten. In De zeevlam zijn de hoofdpersonen enkele jaren ouder, inmiddels verstrikt in een eigen gezinsleven, of op zijn minst relaties en een carrière. Zij lijken gezwicht voor de eisen van de gezonde wereld en voegen zich dapper naar het verwachte beeld: de studieuze kleindochter, het opgetogen bruidje, het babbelende collegaatje en de beste vriendin van haar moeder. Maar in alle verhalen is er iets mis: al die keurige mensen broeden onder hun schild.
In ‘De zeevlam’ zegt Katja, die bij haar grootouders en tantes opgroeit tot de trots van hun oude dag: ‘Ik oefende in geduld, leerde wachten, luisteren; leerde vragen en antwoorden schreeuwen. Kreeg ik het koud of werd ik de eeuwige wind in mijn oren moe, dan verbeeldde ik me dat ik een slijkgaper was, die zijn lange sifo boven het wateroppervlak strekte om de anderen in de gaten te houden, maar die zelf in een zanderige slikbodem verscholen zat.’
Op deze manier loeren de hoofdpersonen in deze verhalen vanuit hun schuilplaats, tot zich een geschikt moment voordoet om toe te slaan, soms tot hun eigen verbazing, of slechts in hun verbeelding.