| |
Anja Meulenbelt
Alba
door Anet Bleich
Alba, zo heet het nieuwste boek van Anja Meulenbelt. ‘Een alba, zeg ik, ken je dat? De dageraadsliederen van de liefde die eigenlijk niet kan zijn. De geliefden die in elkaars armen liggen en hopen dat het daglicht niet aanbreekt, want dan gaat de wereld er zich weer mee bemoeien en dan blijkt dat het niet mag. Een boek vol melancholie en passie. Een boek van parelmoer. (...) Ik zie het, zegt Daniël, met een blik tussen ontzag en afgrijzen. En net iets voor jou: niet willen dat de wereld zich ermee bemoeit, maar er wel een boek over schrijven.’
Een beetje pretentieus is het wel, om dit verhaal van de langzame opbloei van een liefde tussen een vooraanstaand feministe-met-veel-teleurstellingen-in-de-heteroliefde en een vriendelijke joodse man ‘Een boek van parelmoer’ te willen noemen. Wat zou ik ervan vinden als ik Anja Meulenbelt en haar wereldje van Amsterdamse feministen totaal niet kende? Een tamelijk veelbelovend debuut, denk ik.
| |
| |
Spannend, soms ontroerend en to the point, maar ook iets te vol met hinderlijke clichés; al die cognacjes, vakantieterrassen, maaltijden met inktvis, vleestomaten, en vlammen in haar buik. Ook hinkt Alba naar mijn smaak te veel op twee gedachten: een lyrische ode aan de liefde, aan Daniël, en een poging tot complete beschrijving van de hele leefsituatie van de hoofdpersoon. De ode bevalt me, de context blijft vlak, met een lichte ondertoon van rancune, niet erg interessant. Een boeiend boek, zou mijn conclusie zijn, maar nog onaf.
Maar ik ben geen vreemde in Anja Meulenbelts Jeruzalem. Ik las, natuurlijk, De schaamte voorbij, haar autobiografische roman die al snel werd verheven tot catechismus van het Nederlands feminisme. Anja reageerde destijds op haar heiligverklaring door een deel van de vrouwenbeweging, met een vertoon van onschuld, dat mij deed denken aan de bescheidenheid van L.I. Brezjnjev bij het in ontvangst nemen van de Leninprijs voor literatuur. Niet zó bescheiden dus. Ik las De schaamte, en vond het een afschuwelijk boek. Een gedurfd standpunt was dat in die dagen. Ik herinner me een kritische bespreking in de Groene, van Johanna Fortuin, verder was er in vrouwvriendelijk Nederland alleen maar lof. Eindelijk Was Het Gezegd: dat mannen - ook al blijkt dat niet steeds op het eerste gezicht - zich altijd weer ontpoppen als botte egoïsten, op zoek naar zorgzaamheid en spannende seks, en geen vrouw die ooit aan beide eisen kan voldoen. Dus laat ze maar, die veeleisende heren, wij vrouwen met elkaar moeten het ook fijn kunnen hebben. De openbaring, levensecht, en met sappige details te boek gesteld. Hét boek waarop de beweging had gewacht.
En nu? Ik heb zo het idee dat de verguizing niet ver meer is. Je kunt het al horen, een zacht koor van gemompelde afkeuring. Niet goed, wordt er gezegd, cliché, je kunt met bestaande personen niet zo omgaan als Anja dat in Alba doet met Martha en Dorian. En wat heeft ze eigenlijk te zeggen?
Er zit een kern van waarheid in die kritiek, en ik raak steeds verder in de war. Eerst aanbidden, en dan van het voetstuk stoten, wat haat ik dat mechaniek. Het conformisme dat blijkbaar eigen is aan elke radicale sociale beweging. Maar is Anja soms onschuldig aan de storm van kritiek die zich samentrekt boven haar Alba? Welnee.
| |
| |
Terug naar Alba, en wat me daarin aanspreekt. De persoonlijke toon, zo oneindig veel minder rancuneus dan in De schaamte voorbij. De gevoeligheid waarmee de trekken van de geliefde worden beschreven. Het gebrek aan boodschapperigheid. Het zich inleven in de persoon van Daniël, die zich joods voelt, en leeft met de schrammen van een eeuwige, existentiële onzekerheid, die door de schrijfster worden herkend. Ze vertelt details over de verzetsactiviteiten van haar moeder, joodse kinderen helpen onderduiken, dertien keer huiszoeking. Wat was er gebeurd als de ‘ik’ in een concentratiekamp was geboren? ‘Is het daarom dat ik het gevoel blijf houden dat het toeval is dat ik leef, dat mijn bestaan zorgvuldig is opgebouwd boven een afgrond? Daniël knikt. Hem hoef ik niets te vertellen over het gemis van dat gevoel dat je er recht op hebt om te bestaan, dat andere mensen wel schijnen te hebben.’ Iemand die zulke zinnen schrijft, kan ik veel vergeven.
Cynisch gesproken zou je kunnen zeggen dat er sprake is van een nieuwe bekering, sinds De schaamte voorbij. Wat knapte ik daar af op die open blikken in die al maar dansende vrouwenlijven. Op die gigantische behoefte om er coûte que coûte bij te horen. Wat een onleefbaar en onwerkelijk ideaal: de opheffing van alle vervreemdingen. Liefde, seks, vriendschap, politiek, allemaal één. Kom bij ons, in feministisch wonderland, daar vind je alles wat je zoekt.
Het bericht in Alba luidt dat de wereld wat gefragmenteerder in elkaar zit, dat niets absoluut is, ook de solidariteit van vrouwen niet, dat er vormen van pijn bestaan die zich langs politieke noch langs therapeutische weg zo maar laten wegmasseren. Tenminste, ik denk dat Anja Meulenbelt zoiets wil zeggen, want het plezierige aan Alba is, dat het geen grote openbare geloofsbelijdenis is, maar dat zulke gedachten over de wereld en het leven tussen de regels verscholen staan. Behalve dan in die passages waar nog even vlug een paar oude rekeningetjes moeten worden vereffend, soms tamelijk cru, soms subtiel.
Subtiel waar het over Martha gaat, de oude liefde van de ik-figuur, en naar verluidt dezelfde als Anna in De schaamte voorbij. Hemeltje lief, wat een verschil! Anna brengt Anja's hart in heftige vervoering, ook al loopt het in De schaamte verkeerd af. Ze is zacht, en rond, en haar huid ‘ruikt naar jonge katjes’, zoals Daniël in Alba een geur uitstraalt van ‘iets van gras en katoen’. Over Martha wordt
| |
| |
strikt gesproken geen kwaad woord gezegd, maar ze is er eigenlijk niet, ze is decor. Ze wordt geschetst als een onpersoon, een niets uitstralend niemand, die bij voortduring wordt geplaagd door rugpijn. Geen erg zorgvuldige manier om en public met je oude liefdes om te gaan.
De feministische critici hebben hier zeker een punt, maar alweer: waar waren ze toen De schaamte voorbij verscheen? Is Ton daarin soms aardiger behandeld? En Jan? En Tine? En Anna? David? Lyn? Jonas? Oscar? Voor het grootste deel mensen die zonder veel moeite door zichzelf en anderen konden worden herkend, en die genadeloos werden gebruikt als haatobject. Of mocht het toen wel, ter meerdere eer en glorie van een feministische bekering?
De schaamte met Alba vergelijkend kun je hoogstens vaststellen dat de schrijfster een onaangename gewoonte nog altijd niet geheel heeft afgelegd.
Een onaangename gewoonte die wel tamelijk typerend is voor de zienswijze van de auteur Meulenbelt. De wereld als schouwtoneel, waarbij alles draait om de ‘ik’ en haar ervaringen. In Alba ergert de hoofdpersoon, Anja, zich groen dat ze altijd maar weer wordt aangesproken op wat ze in De schaamte en andere vroegere werkjes heeft geschreven. Ze is altijd sneller dan haar boeken, zegt ze, ze is nu al weer verder in haar ontwikkeling. Fijn voor haar, en ook logisch, maar heeft ze haar meningen dan altijd met zoveel persoonlijk voorbehoud (‘gewoon een idee van mij’) geformuleerd, dat ze nu het recht heeft zich te verbazen wanneer anderen die haar recepten probeerden te volgen, haar van ‘verraad’ beschuldigen? Een citaat uit De schaamte: ‘En ik leg weer uit, en weer, dat lesbisch zijn niet hetzelfde is als mannen haten, maar dat het kiezen voor vrouwen is. En dat heteroseksuele vrouwen veel meer redenen hebben om mannen te haten, omdat ze nog afhankelijk van ze zijn.’ ‘Nog’, let wel: ‘nog’. Een citaat uit Alba: ‘Godverdomme, roept ze, (...) godverdomme, jij bent toch degene geweest die gezegd heeft dat je ook anders kan vrijen? Maar ik heb toch niet gezegd dat het anders moet, zeg ik. Ik vind neuken toevallig reuze leuk.’ Harteloos. Of op z'n minst het ontkennen van een eigen verantwoordelijkheid.
Ik weet nog goed hoe er naar je gekeken werd, in de inner circle van ‘de beweging’, als je wel feminist was, maar niet totaal, met hart en
| |
| |
ziel, alleen maar. Geen reden om je te vragen om op te stappen, als je een keer een van de gangbare gevoelens niet zei te herkennen, of als je eens betoogde dat je je vriend toch heel erg lief vond. Zo intolerant was men niet. Alleen maar meewarige blikken, het juiste inzicht zou vast nog doorbreken, op den duur.
Zelf ben ik nooit zo'n honderdprocentachtige geweest, ik was liever kritisch, een marginaal lid. Omdat je zoveel tegelijk bent, ten slotte, en niet alles kunt gooien op één identiteit. Het heeft iets hachelijks om op te gaan in òf vrouw, òf joods, òf links zijn. Waar blijft de rest? En optellen kan helemáál niet.
Maar Anja was de voorvrouw van het feminisme, een ‘publieke vrouw’, zoals ze zelf zegt. Als ze nu afscheid wil nemen van die rol, is het wel erg simpel om dat te doen met een paar uithalen naar de ‘krabbenmand’ van jaloerse mede-feministen. De genuanceerdheid in haar nieuwste boek wordt pas geloofwaardig als die gepaard gaat met een beetje zelfreflectie: wie was ik, en wie wil ik zijn? En niet alleen: wat deed en doet men mij toch aan? Een poging om ook de gevoelens van anderen te respecteren is niet hetzelfde als de hele dag sorrry te moeten roepen, zoals Anja lijkt te denken. Zolang zij dat blijft vinden, blijf ik sceptisch. Krijgen we over vijf jaar het verhaal van de breuk met Daniël - die dan natuurlijk anders heet - en van de verrassende inzichten die dat weer heeft opgeleverd? Met terrasjes in Spanje, in plaats van Italië (Alba) of Frankrijk (De schaamte)?
En toch, ook dat van die krabbenmand is niet alleen onzin. ‘Het zijn gewoon bijgewerkte dagboekfragmenten,’ hoor ik als kritiek. Kan zijn, maar wie schrijft er een dagboek dat je in één adem uitleest, en dat hier en daar een snaar aan het trillen brengt? Met alle beperkingen heeft Alba voor mij een groot plus: het fascineert me.
‘De grote liefde van Anja M’. Uit de Groene Amsterdammer, 24 oktober 1984.
* ‘Wat we al wisten is dat Anja Meulenbelt niet een groot stiliste is. Er zijn geen twee zinnen die de test doorstaan hardop gelezen te worden...’ (Diny Schouten, Vrij Nederland, 8 november 1984).
* ‘Maar zij heeft in ieder geval een boeiend boek geschreven dat toont hoe gecompliceerd het verschijnsel “liefde” is.’ (Hans Warren, Provinciale Zeeuwse Courant, 10 november 1984).
| |
| |
* ‘Ik vind Alba een prul van een boek, zowel naar inhoud als naar stijl.’ (Gerrit Jan Zwier, Leeuwarder Courant, 2 november 1984).
* ‘Ik betrapte mezelf erop me soms wat ongemakkelijk te voelen bij de beschrijvingen van zijn lichaam (...). Terwijl ik toch zonder met m'n ogen te knipperen zoveel boeken heb gelezen waarin mannen de lichamen van vrouwen beschrijven. Alba, een kleine roman, de moeite van het lezen waard.’ (Gaby van der Mee, De Waarheid. 29 oktober 1984).
Van Alba (oktober 1984) waren eind juli ruim 14000 exemplaren verkocht. Het zal ook worden uitgegeven in West-Duitsland (augustus 1985) en in Zweden.
|
|