Zo'n dichter is kwetsbaar. Er is een tijd geweest dat de gedichten van Campert steeds stroever en schaarser werden, en dat de weemoedige toon die hem altijd al eigen is geweest, omsloeg in rauwe melancholie. Jarenlang zweeg hij zelfs als dichter. Maar het ontbreken van een poëtisch pantser bleek uiteindelijk zijn grote kracht. Zijn meest recente bundels, Theater en vooral Scènes uit Hotel Morandi, maken de indruk dat de dichter nog meer dan vroeger zichzelf is geworden, zonder ooit in de herhaling te vallen van een beproefde manier. Dat deze poëzie zo persoonlijk en direct is, wil overigens niet zeggen dat ze altijd gemakkelijk te begrijpen is. Er wordt vaak met eenvoudige woorden iets zeer gecompliceerds gezegd. Dat kan raadselachtiger zijn dan het omgekeerde.
Als dichter zal Campert inmiddels niet meer zo gauw worden onderschat op grond van zijn bescheiden voorkomen. Met zijn proza is dat nog anders, en dat is ook een beetje zijn eigen schuld. Want hoewel hij zich bij het schrijven ervan meestal aan dezelfde strikte eisen van stijl en vaak ook van inhoud heeft onderworpen als in zijn poëzie, heeft hij zich in zijn proza altijd buitengewoon luchtig voorgedaan. Het was om te lachen, hoe scherp de karakters en de wisselende tijdsbeelden er ook in werden neergezet, en hoezeer je bij het lezen ook plotseling het lachen kon vergaan.
Gelukkig hebben we inmiddels meer oog gekregen voor de grimmige waarheidsliefde die zich kan verbergen in luchtige grappigheid, omdat Campert daarmee al lang niet meer alleen staat. Een schrijver als Van Kooten, om het meest in het oog springende voorbeeld te noemen, moet veel van hem hebben geleerd.
Campert is ondertussen ook in zijn proza niet stil blijven staan. Na de jaren zeventig, die voor zijn werk magere jaren zijn geweest, is er naast de genoemde dichtbundels heel wat uitgekomen. In '80 de verhalenbundel Na de troonrede, en sinds '83 kort na elkaar De Harm & Miepje Kurk Story, Wie doet de koningin? en Somberman's actie. De eerste twee boeken zijn nog te beschouwen als geslaagde reprises van eerder werk, maar in Wie doet de koningin? gebeurt iets nieuws.
Camperts zelfbeperking bracht in eerder werk niet alleen mee dat de toon licht moest blijven en elk spoor van galm moest worden vermeden, maar ook dat de personages door wier oog we de gebeurtenissen waarnemen appels zijn die nooit ver van de stam van de schrijver vallen. Of hij nu Alfred Hast heet of Wessel Franken, Erik